Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 4.32 (rijksregels middelen, methoden en installaties vangen of doden dieren)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
08-07-2020, Stb. 2020, 310 (uitgifte: 04-09-2020, kamerstukken: 34985)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
De in artikel 4.3 bedoelde regels over het gebruik, het onder zich hebben, het verhandelen en het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen of installaties en het toepassen van methoden om dieren te vangen of te doden worden gesteld met het oog op:
- a.
de natuurbescherming,
- b.
het waarborgen van de veiligheid,
- c.
het beschermen van de gezondheid,
- d.
het beschermen van het milieu.
2.
De regels strekken er in ieder geval toe dat:
- a.
degene die een geweer, vogel of eendenkooi gebruikt over de vereiste deskundigheid beschikt en met gunstig gevolg een examen heeft afgelegd dat door Onze Minister voor Natuur en Stikstof is erkend of door hem als gelijkwaardig aan door hem erkende examens is aangemerkt,
- b.
degene die een geweer gebruikt, is gedekt door een verzekering voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade waartoe het gebruik van het geweer aanleiding kan geven,
- c.
degene aan wie een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit is verleend, aan een faunabeheereenheid gegevens verstrekt over de door hem gedode dieren.