Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 10.17 Medezeggenschapsraad
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Aan elke hogeschool is een medezeggenschapsraad verbonden. Indien een hogeschool één of meer faculteiten of andere organisatorische eenheden omvat is aan elke faculteit en aan elk van de desbetreffende eenheden een deelraad als bedoeld in artikel 10.25, verbonden.
2.
Het aantal leden van de raad bedraagt aan een hogeschool met minder dan 750 studenten ten hoogste tien leden, met 750 tot 1250 studenten ten hoogste veertien leden en met 1250 of meer studenten ten hoogste vierentwintig leden.
3.
De raad bestaat voor de helft uit leden die uit en door het personeel worden gekozen, en voor de helft uit leden die uit en door de studenten worden gekozen.
4.
Zij die deel uitmaken van het instellingsbestuur, het college van bestuur, de raad van toezicht dan wel het bestuur van een faculteit of een andere organisatorische eenheid, kunnen niet tevens lid zijn van de raad.
5.
Kandidaten voor de verkiezingen van het deel van de raad dat uit en door het personeel wordt gekozen, kunnen worden gesteld door personeelsleden en door organisaties van personeel.
6.
De verkiezing van de leden van de raad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. Stemming voor een geleding van de raad vindt slechts plaats, indien het aantal kandidaat-leden van een geleding groter is dan het aantal zetels ten behoeve van die geleding.
7.
De raad stelt een reglement op voor de zaken van huishoudelijke aard en regelt tevens de wijze waarop door het instellingsbestuur betaalde bedragen ten behoeve van de raad en de eventuele deelraden en commissies als bedoeld in artikel 10.34, worden verdeeld.
8.
Voor de toepassing van het eerste lid kan het Ad-programma worden beschouwd als een organisatorische eenheid waaraan een deelraad als bedoeld in artikel 10.25 is verbonden. Indien een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt het personeel van die instelling voor de toepassing van het derde en het vijfde lid beschouwd als personeel van de hogeschool.