Hof Den Haag, 31-10-2016, nr. 22-000582-16, nr. 09-765013-15, nr. 09-819149-15, nr. 09-062112-15
ECLI:NL:GHDHA:2016:4242, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-10-2016
- Zaaknummer
22-000582-16
09-765013-15
09-819149-15
09-062112-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:4242, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑10‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:396, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 31‑10‑2016
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een drietal diefstallen met braak en 1 poging daartoe. Een van de diefstallen met braak betrof bovendien een woning. Het hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie en tevens tot jeugddetentie voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen. Verder stelt het hof bijzondere voorwaarden waaraan de veroordeelde moet voldoen.
Rolnummer: 22-000582-16
Parketnummers: 09-765013-15 (dagvaarding I) 09-819149-15 (dagvaarding II) en 09-062112-15 (dagvaarding III)
Datum uitspraak: 13 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1996,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde, het bij dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde en het bij dagvaarding III ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij akte intrekking rechtsmiddel d.d. 27 mei 2016 is namens de verdachte het ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Omvang van het hoger beroep
Door de officier van justitie zijn in zijn schriftuur geen grieven tegen de vrijspraken van het bij dagvaarding II onder 3 en bij dagvaarding III ten laste gelegde ingediend. Ter terechtzitting zijn door de advocaat-generaal evenmin grieven tegen deze vrijspraken geuit. Het hof zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover het deze vrijspraken betreft.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (parketnummer 09-765013-15)
1.hij op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan [adres] weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een huurder van dat bedrijfspand, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen heeft getracht een of meerdere deur(en) te forceren en/of een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres] weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een huurder van dat bedrijfspand, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen heeft getracht een of meerdere deur(en) te forceren en/of een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk op de uitkijk te staan;
2.hij op of omstreeks 25 december 2014 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen twee, althans een laptop(s) en/of twee, althans een ING-bankpas(sen) en/of een spaarpot met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] of diens kind(eren), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een klapraam te forceren;
Dagvaarding II (parketnummer 09-819149-15)
1.
hij op of omstreeks 05 september 2015 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, een raam heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 01 september 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sigaretten onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een schuifdeur te forceren;
3.hij op of omstreeks 25 augustus 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sigaretten onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een deur te forceren;
Dagvaarding III (parketnummer 09-062112-15)
hij op of omstreeks 20 april 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (Apple Iphone 4S) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 en het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding II (parketnummer 09-765013-15)
1. hij op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan [adres] weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een huurder van dat bedrijfspand, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen heeft getracht een of meerdere deur(en) te forceren en/of een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
2. hij op of omstreeks 25 december 2014 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen twee, althans een laptop(s) en/of twee, althans een ING-bankpas(sen) en/of een spaarpot met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] of diens kind(eren), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een klapraam te forceren;.
Dagvaarding II (parketnummer 09-819149-15)
1. hij op of omstreeks 05 september 2015 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, een raam heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
2. hij op of omstreeks 01 september 2015 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sigaretten onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een schuifdeur te forceren;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 25 december 2014 doet [slachtoffer] aangifte van een woninginbraak van zijn woning aan de [adres] te Ridderkerk. Onder de weggenomen goederen bevond zich ook een pinpas met bijbehorende code van zijn dochter. Met deze pinpas is diezelfde avond nog gepind.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft op 25 december 2014 omstreeks 20:25 uur gepind met een pinpas die bij de inbraak is weggenomen.
[medeverdachte 4] heeft hierover bij de politie verklaard dat hij de betreffende pinpas waar de bijbehorende pincode achterop zat geplakt van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] omstreeks 21:20 uur heeft gekregen. [medeverdachte 4] heeft tevens verklaard dat hij van de verdachte en [medeverdachte 3] heeft gehoord dat zij hadden ingebroken in Ridderkerk en zij daar met de Opel Astra van de vader van verdachte waren geweest en dat de pinpas van een klein meisje was (pag. 80).
Uit het proces-verbaal van bevindingen (pag. 107 ev) volgt dat de Opel Astra van de vader van verdachte zich op 25 december 2014 omstreeks 19:17 uur op zeven minuten afstand bevond van het adres waarop is ingebroken en dat deze auto omstreeks 20:23 is geregistreerd in Den Haag.
[medeverdachte 4] heeft een voor zichzelf belastende verklaring afgelegd die steun vindt in de aangifte en genoemd proces-verbaal van bevindingen. Het hof acht de verklaring derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Nu de verklaring van [medeverdachte 4] voorts daderkennis bevat is het hof, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding I onder 2 is ten laste gelegd wettig en overtuigend is bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bij dagvaarding II onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 en het bij dagvaarding II onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 en het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank opgelegd met uitzondering van het elektronisch toezicht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een drietal diefstallen met braak en 1 poging daartoe.
Door zich aldus te gedragen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij samen met zijn mededaders voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. Een van de diefstallen met braak betrof bovendien een woning. Woninginbraken veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid voor de slachtoffers. Dit alles rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens het uittreksel Justitie Documentatie d.d. 14 september 2016 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de volgende stukken:
- -
een mailbericht van D. Kleindijk d.d. 27 september 2016, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
- -
een rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 december 2015, opgemaakt door L. van Os, reclasseringswerker;
- -
het reclasseringsadvies GGZ Reclassering Palier van Palier forensische & intensieve zorg d.d. 14 september 2015, opgemaakt door M.R. Westhoek, reclasseringswerker;
- -
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 30 oktober 2014, opgemaakt door M. Naarden, reclasseringswerker,
alsook op hetgeen door de deskundige L. van Os, medewerker van Reclassering Nederland ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren heeft gebracht.
Uit de genoemde rapporten en de verklaring van de deskundige komt naar voren dat de verdachte zwakbegaafd is en in zijn woonomgeving veelvuldig in contact komt met mensen die justitiecontacten hebben. De verdachte toont zich hierin weinig assertief. Deze combinatie van factoren maakt dat de verdachte zeer kwetsbaar is en ontvankelijk voor negatieve invloeden.
Geadviseerd is de verdachte een behandeling te laten volgen bij het Palmhuis in een gedwongen kader met reclasseringstoezicht. Ter terechtzitting in hoger beroep is duidelijk geworden dat de verdachte deze behandeling op een succesvolle wijze heeft gevolgd.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal het hof ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het strafrecht voor jeugdigen toepassen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. In navolging van de adviezen van Reclassering Nederland zal het hof de na te vermelden bijzondere voorwaarden opleggen.
Gelet op het recidivegevaar dat is geconstateerd zal het hof de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]
Nu de verdachte bij onderhavige rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld en de verdachte naar het oordeel van het hof naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, kan het hof in het licht van het bepaalde in artikel 36f, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer.
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding I onder 2 is toegebracht, tot een bedrag van € 458,96,-, reden waarom het hof aan de verdachte de verplichting zal opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in de bij Dagvaarding II onder 3 en bij Dagvaarding III ten laste gelegde .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij Dagvaarding I onder 1 primair en 2 en het bij Dagvaarding II onder 1 en 2 laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij Dagvaarding I onder 1 primair en 2 en het bij Dagvaarding II onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 95 (vijfennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- -
zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht,
- -
zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten behandelen bij het Palmhuis, althans een soortgelijke instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden geven;
- -
zich gedurende de proeftijd een zinvolle en structurele dagbesteding (werk en/of onderwijs) heeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bij Dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 458,96,- (vierhonderdachtenvijftig euro en zesennegentig eurocent) als vergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2016.