Rb. 's-Gravenhage, 21-05-2010, nr. 09-650053-09
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5298, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
21-05-2010
- Zaaknummer
09-650053-09
- LJN
BM5298
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5298, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 21‑05‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1081, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 21‑05‑2010
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord door van dichtbij een kogel op zijn ex-vrouw [X] af te vuren. De gelukkige omstandigheid dat zij het heeft overleefd, is niet aan verdachte is te danken. Voorts heeft verdachte dat pistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad en heeft hij [X] en zijn dochter [Y] met de dood bedreigd.
Partij(en)
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/650053-09
Datum uitspraak: 21 mei 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 mei 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M.A.F. Tielens en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.J. Silvis, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij te Voorhout, althans in Nederland, op of omstreeks 23 juni 2009, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade een persoon genaamd [X] van het leven te beroven, opzettelijk en al dan niet na rustig overleg en kalm beraad met een (nog onbekend) vuurwapen (van dichtbij) een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [X], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2009 te Voorhout, althans in Nederland, aan een persoon (te weten [X]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meer schotwond(en) aan arm(en) en/of op/in de borst), heeft toegebracht, door opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, op of in de richting van deze [X] met een vuurwapen (van dichtbij) een (aantal) kogel(s) af te vuren;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2009 te Voorhout, althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [X]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (van dichtbij) een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van deze [X], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij te Voorhout en/of [woonplaats verdachte], althans in Nederland, op of omstreeks 23 juni 2009, een (vuur)wapen van categorie III (of categorie II) en/of munitie van categorie III (of categorie II), te weten een of meer patronen (9mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 23 juni 2009 te Voorhout en/of [woonplaats verdachte], althans in Nederland, [X] en/of [Y] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [X] (nadat hij op haar heeft geschoten) dreigend (in de Turkse taal) de woorden toegevoegd :"Denk maar niet dat het voorbij is. Ik begin bij je armen, daarna je benen en daarna je hoofd. Ik zal je verlammen en daarna doden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Y] dreigend de woorden toegevoegd: "Zal ik je moeder eerst doden of jou?"en/of “Je mag het zeggen: jij of je moeder", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
Het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn ex-vrouw [X] (hierna: [X]) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft willen beroven, door van dichtbij met een vuurwapen op haar te schieten. Voorts komt de verdenking erop neer dat hij [X] en zijn dochter [Y] met de dood heeft bedreigd en dat hij een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 primair, feit 2 en feit 3 heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat geen overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord, de bedreigingen en het wapenbezit. Hij heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Hij heeft hiertoe aangevoerd dat meerdere personen kunnen voldoen aan het door getuige [getuige 1] gegeven signalement van de dader, waaronder [A]. Deze [A] was twee weken eerder in de omgeving van de plaats delict gezien door deze getuige en leek op dat moment in conflict te zijn met [Y]. De raadsman heeft betoogd dat deze [A] mogelijk een motief had om [X] iets aan te doen. Het opsporingsonderzoek is te veel gericht geweest op verdachte en er is onvoldoende onderzoek verricht naar de mogelijke betrokkenheid van [A].
Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat er een DNA-profiel is aangetroffen op een patroon, gevonden op de plaats delict, dat noch tot [X] noch verdachte is te herleiden, hetgeen duidt op een andere dader dan verdachte. Ook de omschrijving van de auto die op beelden van verschillende benzinestations zou zijn te zien, is te algemeen om aan te nemen dat zulks de auto van verdachte is. Verder zouden de zendmastgegevens ten aanzien van de mobiele telefoon van verdachte onvoldoende overtuigend zijn om aan te nemen dat verdachte op het tijdstip van het schietincident op de plaats delict is geweest. De raadsman heeft daarnaast benadrukt dat geen sporen zijn aangetroffen op het wapen.
Ook heeft de raadsman vraagtekens geplaatst bij de verklaringen van [X] en [Y]. Hij heeft opgemerkt dat deze verklaringen niet overeen komen. Verder heeft hij opgemerkt dat niet te begrijpen is dat als het verdachte zou zijn geweest die met bedreiging met de dood zou hebben aangekondigd dat hij langs zou komen dan toch (zonder dat de politie wordt gebeld) de deur voor hem wordt open gedaan.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat – indien door de rechtbank bewezen wordt verklaard dat verdachte de dader is geweest – er geen sprake is geweest van een poging tot moord of doodslag maar hooguit van (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zou volgens [X] hebben gezegd dat hij zou beginnen bij haar armen. Dit sluit aan bij de verwondingen van [X]. Gelet hierop kan niet worden uitgesloten dat willens en wetens is gericht op de armen van [X], zodat niet bewezen kan worden dat de opzet gericht is geweest op het van het leven beroven van [X].
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de tenlastegelegde feiten uit van het volgende.
Op 23 juni 2009 omstreeks 22.00 uur (melding 22:02 uur) is in haar woning aan de [straat 1] in Voorhout van dichtbij geschoten op [X] met een vuurwapen.2 3 Haar dochter [Y] – tevens de dochter van verdachte – was op dat moment ook in de woning aanwezig.4 5 Na de melding van dit incident hebben verbalisanten het slachtoffer in de woning van één van de buren aan de [straat 1] aangetroffen met verwondingen aan de armen en de borst.6 Blijkens een letselbeschrijving van de GGD Hollands Midden van 9 februari 2010 heeft [X] multiple schotwonden in de rechteronderarm en rechterborst en daarnaast drie schampschotverwondingen, waarvan één aan de rechterpols en twee aan de rechterborst, opgelopen.7
3.3.1
De dader
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte degene is die op [X] heeft geschoten. Zij oordeelt daarover als volgt.
Op 23 juni 2009 omstreeks 22.07 uur is er een melding van [Y] binnengekomen bij de gemeenschappelijke meldkamer van de politie dat haar moeder door haar vader, genaamd [voornaam], was neergeschoten in haar woning aan de [straat 1] in Voorhout. Zij vertelde aan de telefoniste van de meldkamer dat haar vader de woning was binnengekomen en meteen had geschoten.8 9
[Y] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat zij de bewuste avond rond 21.00 uur vanuit de woning aan de [straat 1] in bijzijn van haar moeder en met haar mobiele telefoon haar vader heeft gebeld om hem te vertellen over haar voorgenomen huwelijk met een Aleviet, waar verdachte niet blij mee was. Zij heeft verklaard dat verdachte ongeveer tien minuten later (haar moeder had inmiddels de woning verlaten om een boodschap te doen) terugbelde op de vaste telefoonlijn en dermate boos was dat hij haar en haar moeder met de dood heeft bedreigd door tegen haar te zeggen: “Wie wil er eerst dood, jij of je moeder?” en ook dat hij eraan zou komen. Zij heeft hierop haar moeder ge-smst dat zij snel naar huis moest komen en die kwam even later ook weer thuis.10 [Y] heeft verder verklaard dat het zeker een half uur duurde voordat er aan werd gebeld. Zij hoorde de stem van haar vader via de intercom die vroeg om de deur open te maken. Zij is door haar moeder de badkamer ingestuurd.11 Zij heeft vanuit de badkamer de voordeur open horen gaan en heeft wederom de stem van verdachte gehoord, direct gevolgd door één harde knal. Hierop heeft zij gebeld met de telefoniste van de meldkamer.12
[X] heeft verklaard dat zij van haar dochter hoorde dat verdachte tegen haar had gezegd: “Zal ik je moeder eerst doden of jou?” en ook dat hij eraan zou komen.13 Toen zij thuis was hoorde zij dat er werd aangebeld. Zij heeft haar dochter naar de badkamer gestuurd. Via de intercom herkende zij de stem van verdachte. Zij heeft de toegangsdeur van het complex ontgrendeld en na enige tijd werd er aan de voordeur aangebeld. [X] heeft voorts verklaard dat zij de voordeur van haar woning open deed, dat zij verdachte zag staan, dat hij direct een vuurwapen te voorschijn haalde en toen meteen op haar schoot.14
De verklaringen van [Y] en [X] dat verdachte degene is geweest die heeft geschoten, vinden steun in een aantal andere feiten en omstandigheden.
De auto
[getuige 1] heeft op diezelfde avond omstreeks 23.45 uur tegenover een verbalisant verklaard dat zij de dader had zien wegrennen van de voorzijde van het appartementencomplex aan de [straat 1] en vervolgens zien stappen en wegrijden in een zilverkleurige personenauto van het (naar zij dacht) merk [merk 1], voorzien van het kenteken [kenteken 1].15 Nadien heeft deze getuige verklaard dat zij die man heeft zien instappen en zien wegrijden in een [merk 1] of een [merk 2] voorzien van het kenteken [kenteken 1], waarbij zij heeft aangegeven niet zeker te weten of de laatste twee letters kloppen.16
Omstreeks 22.30 uur (ongeveer een half uur na de schietpartij) is de auto van verdachte aangetroffen aan de [straat 2] in [woonplaats verdachte], in de omgeving van de woning van verdachte aan de [straat 3].17 Het betrof een zilverkleurige [merk 1] (Jeep-model) voorzien van het kenteken [kenteken 2].18 Verbalisanten constateerden dat de motorkap warm aanvoelde.19
De telefoon en zendmast
Bij de huiszoeking op het woonadres van verdachte is een Samsung GSM in beslag genomen. In deze telefoon zat een simkaart, gekoppeld aan het nummer [nummer].20 Verdachte heeft dit nummer bij de politie opgegeven als zijnde zijn telefoonnummer.21
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer [nummer] van verdachte blijkt dat op de avond van het delict meermalen van en naar dit nummer is gebeld. Daarbij zijn de volgende zendmastlocaties verkregen:
- -
Om 20:59:40 uur is verdachte gebeld door [Y]. Zijn telefoon straalde toen de zendmast [straat 4] in Rotterdam aan.
- -
Om 21.03:50 uur is verdachte gebeld met de huislijn van [X]. Zijn telefoon straalde toen dezelfde zendmast aan.
- -
Om 21.19:44 uur heeft verdachte naar de huislijn van [X] gebeld. Op dat moment straalde zijn telefoon de zendmast [park] in Rotterdam aan.
- -
Om 22.05:56 uur is met de telefoon van verdachte de zendmast [straat 5] in Voorhout aangestraald bij een telefonisch contact met zijn vriendin [vriendin].
- -
Om 22.07:21 uur is met de telefoon van verdachte een zendmast aan de [straat 6] in Oegstgeest aangestraald bij een telefonisch contact met zijn zoon [zoon].
- -
Om 22.12:39 uur heeft verdachte wederom telefonisch contact gehad met zijn zoon [zoon]. Ditmaal straalde zijn telefoon de zendmast aan de [straat 7] in [woonplaats verdachte] aan.22
De zendmast [straat 5] in Voorhout staat op hemelsbreed 414 meter van de plaats delict.23 De zendmast [straat 7] in [woonplaats verdachte] staat op hemelsbreed 344 meter van de woning van verdachte aan de [straat 3] in [woonplaats].24
De eerste drie telefooncontacten bevestigen in hoofdlijnen de verklaring [Y] dat zij voor het incident met haar mobiele telefoon contact heeft gehad met haar vader en dat haar vader later op de vaste telefoon heeft terug gebeld. Verder maken de tijdstippen en locaties van de zendmastgegevens aannemelijk dat verdachte zich kort na het incident (22:05:56 uur) niet ver van de plaats delict heeft bevonden en zich in de richting van zijn woning heeft bewogen.
De videobeelden
Door verbalisanten zijn verder videobeelden bekeken van beveiligingscamera’s van het Esso benzinestation aan de [straat 8] in Voorhout en van het Shell benzinestation aan de [straat 7] in [woonplaats verdachte]. Beide lanen liggen op één van de mogelijke routes van en naar de woning van [X] en de woning van verdachte. De [straat 8] in Voorhout is dichtbij de woning van [X] gelegen en de [straat 7] is onderdeel van de ringweg om de wijk van de woning van verdachte.25
Verbalisanten hebben op de beelden van de beveiligingscamera van het Esso benzinestation aan de [straat 8] in Voorhout gezien dat omstreeks 21:56:32 uur (systeemtijd) een zilverkleurige personenauto, type Jeep (met een reservewiel aan de achterzijde bevestigd) het benzinestation in de richting van de wijk van de woning van [X] is gepasseerd. Het aldus via de camera gesignaleerde model is volgens de verbalisanten gelijk aan de [merk 1] van verdachte. Omstreeks 22:06:55 uur hebben verbalisanten een soortgelijke personenauto het benzinestation met snellere vaart dan de auto van 21:56:32 uur zien passeren vanuit tegenovergestelde richting. Omstreeks 22:07:23 uur is te zien dat het eerste politievoertuig het benzinestation passeert in de richting van de wijk van de woning van [X].26 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het kan zijn dat zijn auto waarin hij heeft gereden te zien is op de beelden.27 Voornoemde tijden, plaatsen en richtingen ondersteunen de conclusie dat verdachte om 21:56:32 uur op weg was naar de woning van [X], daar omstreeks 22.00 uur op het slachtoffer heeft geschoten, en om 22:06:55 uur vanuit de woning van [X] weer op weg was naar zijn eigen woning.
Verbalisanten hebben op de beelden van de beveilingscamera van het Shell benzinestation aan de [straat 7] in [woonplaats verdachte] ook gezien dat omstreeks 22:12:01 uur (systeemtijd) een zilverkleurige personenauto, type Jeep (met een reservewiel aan de achterzijde bevestigd) het benzinestation komende uit de richting van de [straat 9] en rijdend in de richting van de [straat 10], is gepasseerd.28 Zij hebben gezien dat omstreeks 22:17:19 een vergelijkbare auto het benzinestation in dezelfde rijrichting het benzinestation is gepasseerd. Beide voertuigen zijn volgens de verbalisanten van soortgelijk model als het voertuig van verdachte.29 Deze waarnemingen passen ieder voor zich in het tijdschema dat volgens de routeplanner hoort bij de mogelijke routes van de woning van [X] naar de woning van verdachte.30
Signalement
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij vrijwel direct na het schot gezien heeft dat de mogelijke dader het gebouw verliet.31 Zij heeft een signalement opgegeven ([signalement])32 waaraan verdachte – zo heeft de rechtbank ter terechtzitting kunnen vaststellen – voldoet.
Het pistool en de munitie
Op de plaats delict zijn onder meer een huls (kenmerk [kenmerk]) en een patroon aangetroffen.33
Op 9 juli 2009 is bij de politie een melding binnen gekomen dat door twee kinderen een vuurwapen en munitie was gevonden in een groenvoorziening bij de [tunnel] tussen de [straat 7] en de [straat 11] in [woonplaats verdachte].34 De [straat 7 ] is hemelsbreed ongeveer 200 meter verwijderd van de [adres straat 3], de woning van verdachte.35 Uit de reeds genoemde videobeelden van de beveiligingscamera van voornoemd Shell benzinestation valt af te leiden dat verdachte op de [straat 7] en daarmee mogelijk ook bij de [tunnel] is geweest.
Het Regionaal Bureau Wapens en Munitie heeft vastgesteld dat het gevonden vuurwapen een pistool van het merk [merk] is, model [model], kaliber 9mm.36 Dit is een categorie III vuurwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie.37 Een bij het wapen aangetroffen patroon is onderzocht en blijkt van het merk [merk], kaliber 9mm luger. Dit is categorie III munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie en patroon is geschikt om met het pistool te worden verschoten.38
Ten behoeve van het onderzoek heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) met het bij de [tunnel] in [woonplaats verdachte] gevonden pistool proefschoten gelost. Uit het door het NFI opgemaakte deskundigenrapport volgt dat bij het vergelijken van de markeringen op de op de plaats delict aangetroffen huls (kenmerk [kenmerk]) en de proefhulzen uit het gevonden pistool (kenmerk [kenmerk]):39
- -
de systeemsporen overeenkomen,
- -
de op kraslijnen gelijkende indrukken in de stootbodemsporen in de huls overeenkomen,
- -
de oneffenheden in de slagpinindrukken overeenkomen en
- -
de kraslijnen in de patroontrekkerhaaksporen en in de kamerwandsporen in de huls respectievelijk aansluiten en voor een klein deel aansluiten.
- -
in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden waargenomen.40
De in het rapport getrokken conclusie is dat de sporen van de op de plaats delict aangetroffen huls waarschijnlijk zijn veroorzaakt door de slede van het gevonden pistool.41
Op grond van het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die op [X] heeft geschoten.
Zij gaat daarmee voorbij aan het verweer van de verdediging dat de mogelijkheid dat iemand anders dan verdachte (waarbij met name gedacht moet worden aan [A]) de dader is geweest onvoldoende kan worden uitgesloten. Niet alleen vormen alle verklaringen en omstandigheden in samenhang bezien steun voor de conclusie dat verdachte degene is geweest die heeft geschoten maar ook heeft de onafhankelijke getuige [getuige 1] een duidelijke verklaring afgelegd over het signalement van de verdachte en over het kenteken van de auto van de dader, welk opgegeven kenteken vrijwel identiek is aan het kenteken van de auto van verdachte. Dat [A] op verdachte zou lijken en op een ander moment in de buurt van de woning van [X] is geweest, is in het licht van het voorgaande onvoldoende om aan te nemen dat [A] de dader zou kunnen zijn geweest. De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat het DNA-spoor, welke is gevonden op de op de plaats delict aangetroffen patroon, niet aan een persoon is te koppelen belastend noch ontlastend is voor verdachte.
Ook gaat zij voorbij aan het verweer dat de verklaringen van [Y] en [X] niet voldoende overeenkomen. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaringen van [Y] en [X] over de aanleiding van het incident en de identificatie van de dader duidelijk overeenkomen en bovendien steun vinden in de hierboven opgenoemde andere feiten en omstandigheden. Dat de verklaringen op andere punten verschillen is voor te stellen mede gelet op het verschil in beleving van moeder en dochter en de emotionaliteit die het voorval bij beiden teweeg moet hebben gebracht. Juist indien de verklaringen op alle punten overeen zouden komen, zouden vraagtekens dienen te worden geplaatst bij de waarde van de verklaringen.
3.3.2
Bedreiging
[X] heeft verklaard dat verdachte – nadat hij op haar had geschoten – haar heeft gezegd: “Denk maar niet dat het voorbij is. Ik begin bij je armen, daarna je benen en daarna je hoofd. Ik zal je verlammen en daarna doden.” Deze verklaring vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel, zodat verdachte van dit onderdeel van het onder 3 tenlastgelegde feit zal worden vrijgesproken.
De verklaring van [Y] dat verdachte haar en [X] met de dood heeft bedreigd door via de telefoon tegen [Y] te zeggen: “Wie wil er eerst dood, jij of je moeder?”, vindt steun in de verklaring van [X] dat zij van haar dochter heeft vernomen dat verdachte tegen haar had gezegd: “Je mag het zeggen: jij of je moeder?”, alsmede in het feit dat verdachte vervolgens naar de woning is gegaan en op [X] heeft geschoten. De rechtbank zal het onder 2 telastgelegde in die zin bewezenverklaren.
3.3.3
Opzet
Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de opzet van verdachte gericht was op de dood. Zij overweegt daarover als volgt.
De rechtbank gaat er van uit dat verdachte eenmaal op [X] heeft geschoten. Zowel [X] als [Y] en verschillende omwonenden hebben verklaard dat zij één schot hebben gehoord.42 43 44 [X] heeft verklaard dat zij de voordeur van haar woning opende, dat verdachte een stap naar binnen deed, het wapen pakte, op haar gezicht richtte en schoot.45 [X] heeft verder verklaard dat zij, zodra ze het vuurwapen zag, haar handen in een afwerende beweging voor haar gezicht heeft gehouden en haar gezicht heeft afgewend.46 Ook heeft zij verklaard dat zij eerst op haar arm werd geraakt en dat ‘het’ direct daarna op haar andere arm en borst kwam.47 In de gang van de woning van [X] zijn delen van vermoedelijk een horloge op de vloer aangetroffen en op de bodem van een vaas op een wandkast in de gang, in welke vaas een gat zat, is een stukje metaal, vermoedelijk de wijzerplaat van een horloge, aangetroffen.48
Op basis van fotomateriaal en de medische gegevens van [X] is door H.N.J.M. van Venrooij, als forensisch arts werkzaam bij het NFI, het opgelopen letsel beoordeeld. Uit zijn rapportage en zijn verklaring als deskundige ter terechtzitting blijkt dat de bij [X] geconstateerde verwondingen (een schampschotverwonding aan de buigzijde van de linkerpols, een inschotverwonding aan de rechteronderarm met een ‘kogel’ in de weke delen, een inschotverwonding middenwaarts in de rechterborst in combinatie met twee schampschotletsels en een ‘kogel’ zijwaarts in de borst) kunnen zijn ontstaan door een uitwendige mechanische geweldsinwerking van een projectiel via een hard en bandvormig voorwerp dat om de pols gedragen werd. Door de inslag daarop zouden projectielfragmenten en/of bandfragmenten als secundaire projectielen het lichaam kunnen zijn binnengedrongen.49 Blijkens het rapport is de hypothese aannemelijk dat al het letsel is toe te schrijven aan één projectiel uit een vuurwapen dat in eerste instantie een metalen horlogeband aan de linkerpols heeft getroffen en daardoor is gefragmenteerd. Een groter fragment heeft vervolgens de inschotverwonding aan de duimzijde van de rechterpols veroorzaakt, een ander groter fragment heeft de drie verwondingen in de huid en weke delen van de rechterborst veroorzaakt en is vervolgens door het borstweefsel tot zijwaarts naast de oksel gepasseerd.50 De deskundige heeft verklaard dat hij aan de hand van het hem beschikbare materiaal niet kan vaststellen op welke wijze (hoogte, richting) het wapen is gehouden ten opzichte van [X] op het moment dat op haar is geschoten, nu daarbij andere factoren (zoals de lengte van betrokkenen en de – in een situatie als deze waarschijnlijk snel veranderende – houding van de dader én het slachtoffer) een rol spelen.51
Gelet op al het voorgaande wordt aangenomen dat verdachte ongeveer een half uur tot drie kwartier voordat hij op [X] heeft geschoten in een telefoongesprek met zijn dochter die dochter en [X] met de dood heeft bedreigd. Hij is daarna met een geladen wapen naar de woning van [X] gereden, heeft bij de toegangsdeur aangebeld en is naar de voordeur van de woning gelopen. Zodra de deur werd geopend heeft hij het wapen getrokken, het wapen op [X] gericht en een kogel op haar afgevuurd. Gelet op de verwondingen, de aangetroffen resten van het horloge en de bevindingen van deskundige Venrooij is waarschijnlijk dat de kogel is gestuit op een horloge om de pols van [X] en vervolgens vorenomschreven verwondingen bij [X] heeft veroorzaakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het afschieten van een kogel van een korte afstand in de richting van het bovenlichaam of het hoofd van iemand de dood tot gevolg kan hebben. Dat in het onderhavige geval de dood niet is ingetreden is niet te danken aan het handelen van verdachte. De kogel is immers niet dankzij zijn handelen afgeketst, maar door een horlogeband die [X] droeg. Tijdens de terechtzitting heeft de getuige-deskundige Venrooij verklaard dat het aannemelijk is dat als geen sprake was geweest van een metalen horlogebandje de kogel dwars door de pols (geheven voor het gezicht) was gegaan en in die zin vitale onderdelen zoals het hoofd zou hebben geraakt.
Het verweer dat de vermeende uitlating dat verdachte zou beginnen bij haar armen realiteit is geworden en dat de vereiste opzet gericht op de dood daarom niet kan worden bewezen, zal worden verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat zo verdachte dit inderdaad tegen [X] heeft gezegd, dit pas is gebeurd nadat hij op haar had geschoten. Hieruit kan mitsdien niet de conclusie worden getrokken dat hij voorafgaand aan het schieten alleen dat voornemen had. De rechtbank stelt voorts vast dat dit verder uit geen van de dossierstukken blijkt. Daar komt bij dat – ook indien verdachte opzettelijk zou hebben gericht en geschoten op voor het gezicht geheven armen – hij bewust de aanmerkelijke kans zou hebben aanvaard [X] te doden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van opzet op de dood.
3.3.4
Voorbedachten rade
Verder dient de rechtbank te beoordelen of sprake is geweest van voorbedachten rade.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Zoals reeds overwogen heeft verdachte [X] ongeveer een half uur tot drie kwartier voordat hij op haar schoot in een telefoongesprek met zijn dochter met de dood bedreigd en heeft zich vervolgens naar de woning van [X] begeven. Op het moment dat verdachte uit de auto is gestapt heeft hij bewust de keuze gemaakt om met een geladen pistool naar de woning van [X] te lopen. Na te hebben aangebeld bij de algemene toegangsdeur van het complex waarin zich de woning van [X] bevindt, is verdachte naar de voordeur van de woning van [X] gelopen heeft hij vrijwel direct na het openen van de voordeur van de woning op [X] geschoten. Deze handelingen van verdachte vormen in feite een aaneenschakeling van keuzemomenten. Op al deze momenten heeft verdachte de gelegenheid gehad zich te beraden over de betekenis en eventuele gevolgen van zijn voorgenomen gedragingen en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft derhalve meermalen de kans gehad om af te zien van zijn plan.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een poging om het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.
3.3.5
Wapen en munitie
Onder verwijzing naar hetgeen onder 3.3.1 onder het pistool en de munitie is overwogen en met name gelet op de bevindingen van het NFI, oordeelt de rechtbank dat het op 9 juli 2009 gevonden pistool het vuurwapen is waarmee verdacht op [X] heeft geschoten. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastgelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
Op grond van het onder 3.3 overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende kennelijke schrijf- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de tenlastelegging dat:
- 1.
hij te Voorhout op 23 juni 2009, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [X] van het leven te beroven, opzettelijk en na rustig overleg en kalm beraad met een vuurwapen van dichtbij een kogel heeft afgevuurd op die [X], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
- 2.
hij te Voorhout en [woonplaats verdachte] op 23 juni 2009, een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III , te weten patronen (9mm), voorhanden heeft gehad
- 3.
hij op 23 juni 2009 te Voorhout [X] en [Y] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Y] dreigend de woorden toegevoegd: "Zal ik je moeder eerst doden of jou?" of “Je mag het zeggen: jij of je moeder"
4.
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.
De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.
De straf
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien verdachte wordt veroordeeld, gelet op de door hem aangedragen jurisprudentie van het Gerechtshof Den Bosch (AX6188, 2006) de eis van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft dan ook verzocht in dat geval de straf sterk te matigen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord door van dichtbij een kogel op [X] af te vuren. De gelukkige omstandigheid dat [X] het heeft overleefd, is niet aan verdachte is te danken.
Voorts heeft verdachte dat pistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad en heeft hij [X] en zijn dochter met de dood bedreigd.
Moord is één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht en wordt daarom bedreigd met levenslange gevangenisstraf. Verdachte heeft met dit misdrijf gepoogd zijn ex-vrouw haar kostbaarste bezit, het leven, te ontnemen en er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect voor het menselijk leven te hebben gehad. Voorts had het delict - indien voltooid - onnoemelijk leed voor de nabestaanden met zich mee gebracht. Een dergelijk delict draagt bovendien een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt daarnaast bij ieder die daarmee wordt geconfronteerd gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Ondanks het zwijgen van verdachte omtrent zijn motief en zijn ontkenning omtrent de feiten, vermoedt de rechtbank dat het motief in de relationele sfeer heeft gelegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 juni 2009 betreffende verdachte. Daaruit komt naar voren dat verdachte in 2006 is veroordeeld tot een werkstraf wegens het mishandelen van [X]. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat er verschillende mutaties zijn geregistreerd door de politie naar aanleiding van dreigementen van verdachte richting [X].
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de berichten van psycholoog drs. E.J.A. Reytenbagh, d.d. 1 september 2009, en psychiater dr. B.A. Blansjaar, d.d. 11 september 2009 dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek naar diens geestvermogen.
Op zich is het niet meewerken aan psychiatrisch of psychologisch onderzoek of het ontkennen van de tenlastelegging een goed recht van verdachte. Het gevolg daarvan is echter dat de rechtbank op geen enkele manier inzicht heeft kunnen krijgen in de motieven en geestesgesteldheid van verdachte. Nu aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden ontbreken, moet de rechtbank er van uit gaan dat de bewezen verklaarde feiten geheel aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Gelet op enerzijds het berekenbare handelen van verdachte en de omstandigheid dat het gaat om geweld binnen de relationele sfeer met een gewelddadige voorgeschiedenis, maar anderzijds het gegeven dat [X] niet het leven heeft gelaten, is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie.
7.
De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.000,00 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien verdachte wordt veroordeeld, de vordering gematigd dient te worden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 40.000,00.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 3.000,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, ondanks dat namens de verdachte de omvang van de vordering is betwist, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.000,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
8.
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- -
36f, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot moord
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
ten aanzien van feit 3:
bedreiging, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X], een bedrag van € 3.000,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs M. Knijff en A. Teerds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2010.
- 1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt –tenzij anders vermeld– bedoeld de bundels ambtsedige processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, 2009214503 (onderzoek 169 / TGO MAAN) e.v., doorlopend genummerd 1 t/m 1325
- 2.
Proces-verbaal van aangifte [X], p. 678
- 3.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 64
- 4.
Proces-verbaal van verhoor getuige [Y], p. 705-706
- 5.
Proces-verbaal van bevindingen, map I, p. 59
- 6.
Proces-verbaal van bevindingen, 2009214503-2, map 1, p. 57-58
- 7.
Brief van GGD Hollands Midden, d.d. 9 februari 2010, eerste en enige pagina
- 8.
Proces-verbaal van bevindingen, TGO 169 MAAN, p. 79
- 9.
Proces-verbaal van bevindingen, uitwerking melding [Y] d.d. 1 juli 2009, p. 49-52
- 10.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map III, p. 718
- 11.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map III, p. 706
- 12.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map III, p. 707
- 13.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map III, p. 677 en 678
- 14.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map III, p. 678
- 15.
Proces-verbaal van bevindingen, 2009214503-12, map 1, p. 64-65
- 16.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map I, p. 157
- 17.
Proces-verbaal van bevindingen, 2009214503-17, map 1, p. 66
- 18.
Proces-verbaal van bevindingen, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1302
- 19.
Proces-verbaal van bevindingen, 2009214503-17, map 1, p. 66
- 20.
Proces-verbaal van bevindingen, map I, p. 71
- 21.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 25 juni 2009 – 16.04 uur, p. 1 van dat proces-verbaal
- 22.
Proces-verbaal van bevindingen, map I, p. 72;
- 23.
Proces-verbaal van bevindingen, map I, p. 75
- 24.
Proces-verbaal van bevindingen, map I, p.76
- 25.
Proces-verbaal van bevindingen vluchtroutes, met plattegronden, map I, p.173-185
- 26.
Proces-verbaal van bevindingen beelden Esso, map I, p. 217
- 27.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
- 28.
Proces-verbaal van bevindingen beelden BP en Shell, map I, p. 215
- 29.
Proces-verbaal van bevindingen beelden BP en Shell, map I, p. 216
- 30.
Zie noot 25
- 31.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map I, p. 156
- 32.
Proces-verbaal van verhoor getuige, map I, p. 157
- 33.
Proces-verbaal technisch sporenonderzoek, map III, p.573
- 34.
Proces-verbaal van bevindingen, 2009225345-2, map 1, p. 121; Proces-verbaal van bevindingen, 2009225345-3, map 1, p. 123-124
- 35.
Relaas proces-verbaal forensische technisch onderzoek, map III, p. 567; Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 10 mei 2010
- 36.
Proces-verbaal, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1296
- 37.
Proces-verbaal, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1297
- 38.
Proces-verbaal, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1297
- 39.
Relaas proces-verbaal forensische technisch onderzoek (vervolg), vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1305
- 40.
Deskundigenrapport: Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 november 2009, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1323
- 41.
Deskundigenrapport: Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 november 2009, vervolg proces-verbaal, TGO MAAN, p. 1325
- 42.
Proces-verbaal van aangifte [X], p. 687
- 43.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 60
- 44.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 186-187; Proces-verbaal getuige [getuige 1], p. 156-158, PV bevindingen p. 199
- 45.
Proces-verbaal van aangifte [X], p. 687
- 46.
Proces-verbaal van verhoor bij de rechtercommissaris, d.d. 16 februari 2010, punt 6
- 47.
Proces-verbaal van aangifte [X], p. 687
- 48.
Proces-verbaal technisch sporenonderzoek, p. 573
- 49.
Deskundigenrapport: Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 2 februari 2010, p. 9, 10 en 11 van dat rapport
- 50.
Deskundigenrapport: Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 2 februari 2010, p. 12 van dat rapport
- 51.
Verklaring van de deskundige ter terechtzitting, d.d. 10 mei 2010