Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15.
HR, 05-07-2016, nr. 14/03152
ECLI:NL:HR:2016:1401
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-07-2016
- Zaaknummer
14/03152
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:1401, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:591, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:591, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1401, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0300
Uitspraak 05‑07‑2016
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag. Artt. 94a en 552a Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823 m.b.t art. 94a Sv en een ex art. 552a Sv door een derde ingediend klaagschrift. Niet blijkt dat de Rb de juiste maatstaf heeft aangelegd.
Partij(en)
5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 14/03152 B
SG/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 10 september 2013, nummer RK 13/384, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de klaagster, J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de gegrondverklaring van het beklag, onder meer op de grond dat de Rechtbank bij de beoordeling daarvan een onjuiste maatstaf heeft toegepast.
2.2.
De Rechtbank heeft het namens de klaagster ingediende klaagschrift, dat strekt tot opheffing van een op de voet van art. 94a Sv onder [betrokkene], de verdachte in de strafzaak en tevens de vader van de klaagster, gelegd beslag op een auto (Volkswagen Beetle Cabrio, gekentekend [AA-00-BB]) en tot teruggave van die auto aan de klaagster, gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"Klaagster legt aan haar klacht ten grondslag dat de onder haar vader in beslag genomen auto aan haar in eigendom toebehoort. Zo zij ter zitting heeft aangevoerd heeft zij bedoelde auto in Duitsland gekocht voor 10.000,- euro met de bedoeling om in deze auto te gaan rijden. Haar vader onder wie de auto in beslag is genomen heeft de auto voorzien van groene kentekenplaten naar Nederland gereden. Klaagster had toen de leeftijd van 17 jaren. Inmiddels beschikt zij over een rijbewijs waarmee zij is gerechtigd een auto te besturen.
Gelet op het onderzoek in openbare raadkamer is de rechtbank van oordeel dat klaagster als belanghebbende, onder wie het inbeslaggenomene niet in beslag is genomen, op het eerste gezicht een beter recht op het inbeslaggenomene kan doen gelden dan degene onder wie het inbeslaggenomene in beslag is genomen.
Teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster is daarom op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord.
De rechtbank zal daarom de teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster gelasten."
2.3.1.
Ingeval een beslag is gelegd als bedoeld in art. 94a Sv en een derde - als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht - die stelt eigenaar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15).
2.3.2.
Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt niet dat zij de in 2.3.1 uiteengezette maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. Daarom is de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd.
2.3.3.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Rotterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2016.
Conclusie 24‑05‑2016
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Beklag, beslag. Artt. 94a en 552a Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823 m.b.t art. 94a Sv en een ex art. 552a Sv door een derde ingediend klaagschrift. Niet blijkt dat de Rb de juiste maatstaf heeft aangelegd.
Nr. 14/03152 B Zitting: 24 mei 2016 | Mr. G. Knigge Conclusie inzake: [klaagster] |
De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 10 september 2013 het klaagschrift van de klaagster betreffende een onder haar vader inbeslaggenomen auto gegrond verklaard.
Het beroep is ingesteld door officier van justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De raadsman van de klaagster, mr. J.S. Nan, advocaat te ’s-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de rechtbank het klaagschrift van de klaagster met toepassing van een onjuiste maatstaf, althans ontoereikend gemotiveerd, gegrond heeft verklaard.
3.2. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
“Procedure
De rechtbank heeft, naast het klaagschrift, gezien: een fotokopie van een proces-verbaal conservatoir beslag onder de verdachte met nummer PL 17R3-177/2009, documentcode 1010151245.IBN, onderzoek bavaro, in de strafzaak tegen de vader van klaagster genaamd [betrokkene] als verdachte, uit welk proces-verbaal onder meer blijkt dat op 12 oktober 2010 te Rotterdam door de politie Rotterdam-Rijnmond onder [betrokkene] voornoemd (onder meer) in beslag werd genomen:
1 Beatle, gekentekend [AA-00-BB].
(het inbeslaggenomene).
(…)
Inhoud van de klacht
Klaagster beklaagt zich over (het voortduren van) de inbeslagneming en (daarmee kennelijk tevens) over het uitblijven van een last tot teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster.
(…)
Beoordeling van de klacht
Klaagster legt aan haar klacht ten grondslag dat de onder haar vader in beslag genomen auto aan haar in eigendom toebehoort. Zo zij ter zitting heeft aangevoerd heeft zij bedoelde auto in Duitsland heeft gekocht voor 10.000,- euro met de bedoeling om in deze auto te gaan rijden. Haar vader onder wie de auto in beslag is genomen heeft de auto voorzien van groene kentekenplaten naar Nederland gereden. Klaagster had toen de leeftijd van 17 jaren. Inmiddels beschikt zij over een rijbewijs waarmee zij is gerechtigd een auto te besturen. Gelet op het onderzoek in openbare raadkamer is de rechtbank van oordeel dat klaagster als belanghebbende, onder wie het inbeslaggenomene niet in beslag is genomen, op het eerste gezicht een beter recht op het inbeslaggenomene kan doen gelden dan degene onder wie het inbeslaggenomene in beslag is genomen.
Teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster is daarom op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord. De rechtbank zal daarom de teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster gelasten.”
3.3. Het klaagschrift van de klaagster strekt gezien het voorgaande tot opheffing van een op de voet van art. 94a Sv gelegd beslag op een auto die onder haar vader, de verdachte, in beslag is genomen en tot teruggave daarvan aan haar, op de grond dat zij de eigenaar is van die auto.
3.4. De maatstaf voor de beoordeling van het klaagschrift van de klaagster is daarom: of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klaagster als eigenaar van de auto moet worden aangemerkt. Indien de klaagster door de rechtbank als eigenaar wordt aangemerkt, dan zal de rechtbank tevens moeten onderzoeken en ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of zich de situatie van art. 94a, lid 3 of 4, Sv voordoet.1.De rechtbank heeft met haar oordeel dat klaagsters klaagschrift gegrond moet worden verklaard, op de grond dat zij “op het eerste gezicht een beter recht op het inbeslaggenomene kan doen gelden”, die aan te leggen maatstaf miskend.
3.5. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑05‑2016