Einde inhoudsopgave
Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds
Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip ‘producten van oorsprong’ en regelingen voor administratieve samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2018
- Redactionele toelichting
Voorlopige toepassing vanaf 01-07-2013.
- Bronpublicatie:
28-04-2016, Trb. 2016, 118 (uitgifte: 12-08-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
18-06-2015, Trb. 2015, 125 (uitgifte: 12-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
01-04-2015, Trb. 2015, 125 (uitgifte: 12-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-08-2018, Trb. 2018, 151 (uitgifte: 23-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
01-10-2018, Trb. 2018, 170 (uitgifte: 01-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
18-07-2018, Internet 2018, www.eur-lex.europa.eu (uitgifte: 18-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Titel I | Algemene bepalingen |
— Artikel 1 | Definities |
Titel II | Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong’ |
— Artikel 2 | Algemene eisen |
— Artikel 3 | Bilaterale cumulatie van de oorsprong |
— Artikel 4 | Diagonale cumulatie van de oorsprong |
— Artikel 5 | Geheel en al verkregen producten |
— Artikel 6 | Toereikende bewerking of verwerking |
— Artikel 7 | Ontoereikende bewerking of verwerking |
— Artikel 8 | Determinerende eenheid |
— Artikel 9 | Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen |
— Artikel 10 | Assortimenten |
— Artikel 11 | Neutrale elementen |
Titel III | Territoriale voorwaarden |
— Artikel 12 | Territorialiteitsbeginsel |
— Artikel 13 | Rechtstreeks vervoer |
— Artikel 14 | Tentoonstellingen |
Hoofdstuk[lees: Titel] IV | Teruggave of vrijstelling |
— Artikel 15 | Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten (gewijzigd) |
Titel V | Bewijs van de oorsprong |
— Artikel 16 | Algemene eisen |
— Artikel 17 | Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 |
— Artikel 18 | Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat |
— Artikel 19 | Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
— Artikel 20 | Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong |
— Artikel 21 | Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring |
— Artikel 22 | Toegelaten exporteurs |
— Artikel 23 | Geldigheid van het bewijs van oorsprong |
— Artikel 24 | Overlegging van het bewijs van de oorsprong |
— Artikel 25 | Invoer in deelzendingen |
— Artikel 26 | Vrijstelling van bewijs van oorsprong |
— Artikel 27 | Ondersteunende documenten |
— Artikel 28 | Bewaring van de oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken |
— Artikel 29 | Verschillen en vormfouten |
— Artikel 30 | In euro uitgedrukte bedragen |
Titel VI | Regelingen voor administratieve samenwerking |
— Artikel 31 | Wederzijdse bijstand |
— Artikel 32 | Controle van de oorsprongsbewijzen |
— Artikel 33 | Beslechting van geschillen |
— Artikel 34 | Sancties |
— Artikel 35 | Vrije zones |
Titel VII | Ceuta en Melilla |
— Artikel 36 | Toepassing van het protocol |
— Artikel 37 | Bijzondere voorwaarden |
TItel VIII | Slotbepalingen |
— Artikel 38 | Wijziging van het protocol |
— Artikel 39 | Uitvoering |
— Artikel 40 | Goederen in doorvoer of in opslag |
Bijlagen | |
Bijlage I: | Aantekeningen bij de lijst in bijlage II |
Bijlage II: | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen |
Bijlage IIa: | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen voor de in artikel 6, lid 2, bedoelde producten |
Bijlage III: | Producten van oorsprong uit Turkije waarop artikel 4 niet van toepassing is, opgesomd in de volgorde van de indeling in het geharmoniseerde systeem |
Bijlage IV: | Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Bijlage V: | Factuurverklaring |
Bijlage VI: | Gemeenschappelijke verklaringen |
Titel I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:
- a.
‘vervaardiging’: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
- b.
‘materiaal’: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
- c.
‘product’: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
- d.
‘goederen’: zowel materialen als producten;
- e.
‘douanewaarde’: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
- f.
‘prijs af fabriek’: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Libanon in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
- g.
‘waarde van de materialen’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Libanon is betaald;
- h.
‘waarde van de materialen van oorsprong’: de waarde van deze materialen als omschreven onder (g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
- i.
‘toegevoegde waarde’: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte producten van oorsprong uit andere landen dan die waarin die producten zijn verkregen;
- j.
‘hoofdstukken’ en ‘posten’: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol ‘geharmoniseerd systeem’ of ‘GS’ genoemd;
- k.
‘ingedeeld’: de indeling van een product of een materiaal onder een bepaalde post;
- l.
‘zending’: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
- m.
‘gebieden’: ook de territoriale wateren.
Titel II. Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong’
Artikel 2. Algemene eisen
- 1.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:
- a.
geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit Protocol;
- b.
in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol.
- 2.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Libanon:
- a.
geheel en al in Libanon verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit protocol;
- b.
in Libanon verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Libanon een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol.
Artikel 3. Bilaterale cumulatie van de oorsprong
- 1.
Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Libanon indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.
- 2.
Materialen van oorsprong uit Libanon worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits zij evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 4. Diagonale cumulatie van de oorsprong
- 1.
Onder voorbehoud van de leden 2 en 3 worden materialen van oorsprong uit landen die een Europees-mediterrane associatieovereenkomst hebben gesloten in de zin van de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Libanon en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en Libanon, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen in dit land zogenaamde ‘toereikende be- of verwerkingen’ hebben ondergaan.
Dit lid is niet van toepassing op materialen van oorsprong uit Turkije die zijn opgenomen in de lijst in bijlage III bij dit Protocol.
- 2.
Producten die ingevolge lid 1 het karakter van product van oorsprong hebben verkregen, behouden het karakter van product van oorsprong uit de Gemeenschap of Libanon uitsluitend indien de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 genoemde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het in lid 1 genoemde land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de gebruikte materialen van oorsprong. Bij de toekenning van de oorsprong wordt geen rekening gehouden met materialen die van oorsprong zijn uit de andere in lid 1 genoemde landen die in de Gemeenschap of Libanon een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
- 3.
Cumulatie op grond van dit artikel kan slechts worden toegepast indien de gebruikte materialen het karakter van product van oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan de in dit Protocol opgenomen oorsprongsregels. De Gemeenschap en Libanon delen elkaar, via de Europese Commissie, de gegevens mede over de overeenkomsten die zij met de andere in lid 1 genoemde landen hebben gesloten en over de daarin opgenomen oorsprongsregels.
- 4.
Zodra aan de eisen van lid 3 is voldaan en een datum voor de inwerkingtreding van deze bepalingen is vastgesteld, leeft iedere partij de op haar rustende kennisgevingsverplichtingen na.
Artikel 5. Geheel en al verkregen producten
- 1.
Als geheel en al in de Gemeenschap of in Libanon verkregen worden beschouwd:
- a.
aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
- b.
aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
- c.
aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
- d.
producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
- e.
voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
- f.
producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Libanon uit de zee gewonnen producten;
- g.
producten uitsluitend van de onder f bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;
- h.
met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
- i.
afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
- j.
producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
- k.
goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a tot en met j bedoelde producten zijn vervaardigd.
- 2.
De termen ‘hun schepen’ en ‘hun fabrieksschepen’ in lid 1, onder f en (g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
- a.
die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Libanon zijn ingeschreven of geregistreerd;
- b.
die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Libanon voeren;
- c.
die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Libanon of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een Lid-Staat van de Gemeenschap of van Libanon, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;
- d.
waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van een lidstaat of van Libanon; en
- e.
waarvan de bemanning voor ten minste 75 percent uit onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Libanon bestaat.
Artikel 6. Toereikende bewerking of verwerking
- 1.
Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Deze voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat, indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in de lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 worden in bijlage IIA vermelde producten die niet geheel en al zijn verkregen, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage IIA is voldaan.
Het bepaalde in dit lid is gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing.
- 3.
In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
- a.
wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 percent van de prijs af fabriek van het product;
- b.
wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
- 4.
De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 7. Ontoereikende bewerking of verwerking
- 1.
Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
- a.
behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke verrichtingen);
- b.
eenvoudige verrichtingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;
- c
- i.
veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;
- ii.
eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere handelingen in verband met de opmaak;
- d.
het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;
- e.
eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Libanon te worden beschouwd;
- f.
eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;
- g.
twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;
- h.
het slachten van dieren.
- 2.
Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Libanon heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8. Determinerende eenheid
- 1.
De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Dit betekent dat:
- a.
wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
- b.
wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
- 2.
Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9. Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10. Assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11. Neutrale elementen
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van de eventueel bij de vervaardiging gebruikte
- a.
energie en brandstof;
- b.
fabrieksuitrusting;
- c.
machines en werktuigen;
- d.
goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
Titel III. Territoriale voorwaarden
Artikel 12. Territorialiteitsbeginsel
- 1.
De in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van het karakter van product van oorsprong moeten zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Libanon zijn vervuld behoudens het bepaalde in artikel 4.
- 2.
Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Libanon naar een ander land worden uitgevoerd en daarna weer worden ingevoerd, kunnen, behoudens het bepaalde in artikel 4, niet langer als producten van oorsprong worden beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
- a.
de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en
- b.
zij in het land waarnaar ze waren uitgevoerd geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.
Artikel 13. Rechtstreeks vervoer
- 1.
De bij de Overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Libanon of via het grondgebied van de andere in artikel 4 genoemde landen zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Libanon worden vervoerd.
- 2.
Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:
- a.
één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer; of
- b.
een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:
- i.
de producten nauwkeurig zijn omschreven,
- ii.
de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en
- iii.
een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer zijn verbleven; of
- c.
bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 14. Tentoonstellingen
- 1.
De Overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 4 genoemd land zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de Gemeenschap of in Libanon worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
- a.
een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Libanon naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
- b.
deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Libanon;
- c.
de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan, zijn verzonden; en
- d.
de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
- 2.
Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.
- 3.
Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
Titel IV. Teruggave of vrijstelling
Artikel 15. Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten
- 1.
Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Libanon of een van de andere in artikel 4 genoemde landen in de zin van dit protocol waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Libanon niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
- 2.
Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Libanon van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
- 3.
De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
- 4.
De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
- 5.
De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
- 6.
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing gedurende de zes jaar die volgen op de inwerkingtreding van de overeenkomst.
- 7.
Na de inwerkingtreding van het bepaalde in dit artikel en in afwijking van lid 1 mag Libanon regelingen voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking toepassen op materialen die bij de vervaardiging van producten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud:
- a.
een douanerecht van 5%, of een lager recht indien dit in Libanon van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;
- b.
een douanerecht van 10%, of een lager recht indien dit in Libanon van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.
Voor het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst wordt de toepassing van de bepalingen van dit lid geëvalueerd.
Titel V. Bewijs van oorsprong
Artikel 16. Algemene eisen
- 1.
Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Libanon worden ingevoerd, en producten van oorsprong uit Libanon die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
- a.
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IV is opgenomen; of
- b.
in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage V is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna ‘factuurverklaring’ genoemd).
- 2.
In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van de Overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17. Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1
- 1.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna ‘EUR.1-certificaat’ genoemd) wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
- 2.
Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage IV opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
- 3.
De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
- 4.
Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Libanon indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Libanon of uit een van de andere in artikel 4 genoemde landen en indien aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
- 5.
De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Te dien einde hebben zij het recht bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. In het bijzonder gaan zij na of de voor de omschrijving van de goederen bestemde ruimte op zodanige wijze is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen onmogelijk zijn.
- 6.
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
- 7.
Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18. Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat
- 1.
In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien:
- a.
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of
- b.
ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
- 2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
- 3.
Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
- 4.
Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
BG ‘ИЗДАДЕН ВПОСЛЕДСТВИЕ’
ES ‘EXPEDIDO A POSTERIORI’
CS ‘VYSTAVENO DODATEČNĚ’
DA ‘UDSTEDT EFTERFØLGENDE’
DE ‘NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT’
ET ‘VÄLJA ANTUD TAGASIULATUVALT’
EL ‘ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ’
EN ‘ISSUED RETROSPECTIVELY’
FR ‘DÉLIVRÉ A POSTERIORI’
IT ‘RILASCIATO A POSTERIORI’
LV ‘IZSNIEGTS RETROSPEKTĪVI’
LT ‘RETROSPEKTYVUSIS IŠDAVIMAS’
HU ‘KIADVA VISSZAMENŐLEGES HATÁLLYAL’
MT ‘MAĦRUĠ RETROSPETTIVAMENT’
NL ‘AFGEGEVEN A POSTERIORI’
PL ‘WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE’
PT ‘EMITIDO A POSTERIORI’
RO ‘EMIS A POSTERIORI’
SL ‘IZDANO NAKNADNO’
SK ‘VYDANÉ DODATOČNE’
FI ‘ANNETTU JÄLKIKÄTEEN’
SV ‘UTFÄRDAT I EFTERHAND’
AR ‘’.
Izdano naknadno
- 5.
De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak ‘Opmerkingen’ van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 19. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- 1.
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
- 2.
Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:
BG ‘ДУБЛИКАТ’
ES ‘DUPLICADO’
CS ‘DUPLIKÁT’
DA ‘DUPLIKAT’
DE ‘DUPLIKAT’
ET ‘DUPLIKAAT’
EL ‘ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ’
EN ‘DUPLICATE’
FR ‘DUPLICATA’
IT ‘DUPLICATO’
LV ‘DUBLIKĀTS’
LT ‘DUBLIKATAS’
HU ‘MÁSODLAT’
MT ‘DUPLIKAT’
NL ‘DUPLICAAT’
PL ‘DUPLIKAT’
PT ‘SEGUNDA VIA’
RO ‘DUPLICAT’
SL ‘DVOJNIK’
SK ‘DUPLIKÁT’
FI ‘KAKSOISKAPPALE’
SV ‘DUPLIKAT’
AR ‘’
- 3.
De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak ‘Opmerkingen’ van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
- 4.
Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum.
Artikel 20. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Libanon onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Libanon. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21. Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
- 1.
Factuurverklaringen als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), kunnen worden opgesteld door:
- a.
een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22;
- b.
alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 euro bedraagt.
- 2.
Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap, Libanon of een van de in artikel 4 genoemde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen.
- 3.
De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
- 4.
Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage V is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
- 5.
De factuurverklaringen worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22 behoeven deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits zij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doen toekomen waarin zij de volle verantwoordelijkheid op zich nemen voor alle factuurverklaringen waaruit hun identiteit blijkt, alsof zij deze eigenhandig hadden ondertekend.
- 6.
Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 22. Toegelaten exporteurs
- 1.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit Protocol.
- 2.
De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
- 3.
De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
- 4.
De douaneautoriteiten controleren het gebruik dat de toegelaten exporteur van de vergunning maakt.
- 5.
De vergunning kan door de douaneautoriteiten te allen tijde worden ingetrokken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 23. Geldigheid van het bewijs van oorsprong
- 1.
Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
- 2.
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
- 3.
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 24. Overlegging van het bewijs van de oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze Overeenkomst voldoen.
Artikel 25. Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de Afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 26. Vrijstelling van bewijs van oorsprong
- 1.
Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voorzover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
- 2.
Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen.
- 3.
Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 euro voor kleine zendingen of 1 200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 27. Ondersteunende documenten
De in artikel 17, lid 3 en artikel 21, lid 3 bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Libanon of een van de andere in lid 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
- a.
een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
- b.
in de Gemeenschap of in Libanon afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
- c.
in de Gemeenschap of in Libanon afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Libanon blijkt;
- d.
EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit Protocol in de Gemeenschap of in Libanon zijn afgegeven of opgesteld, of in een van de andere in artikel 4 genoemde landen, overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de in dit protocol opgenomen oorsprongsregels.
Artikel 28. Bewaring van de oorsprongsbewijzen en andere bewijsstukken
- 1.
De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3 bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.
- 2.
Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
- 3.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.
- 4.
De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
Artikel 29. Verschillen en vormfouten
- 1.
Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
- 2.
Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 30. In euro uitgedrukte bedragen
- 1.
Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in euro uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Europese Commissie aan de landen van invoer mede.
- 2.
Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden zij door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer. Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een lidstaat van de Gemeenschap of van een van de in artikel 4 genoemde andere landen, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.
- 3.
De te gebruiken tegenwaarde van de euro in een nationale valuta is de tegenwaarde van de euro in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1999.
- 4.
De in euro uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de lidstaten en van Libanon worden op verzoek van de Gemeenschap of van Libanon door het Associatiecomité herzien. Bij deze herziening ziet het Associatiecomité erop toe dat de bedragen in de nationale valuta's niet dalen. Voorts onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.
Titel VI. Regelingen voor administratieve samenwerking
Artikel 31. Wederzijdse bijstand
- 1.
De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Libanon doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
- 2.
Met het oog op de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap en Libanon elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 32. Controle van de oorsprongsbewijzen
- 1.
De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en ook wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
- 2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
- 3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Te dien einde hebben zij het recht bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.
- 4.
Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
- 5.
De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Libanon of een van de andere in artikel 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
- 6.
Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 33. Beslechting van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd. In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Artikel 34. Sancties
Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.
Artikel 35. Vrije zones
- 1.
De Gemeenschap en Libanon nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Libanon, die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven, mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.
Titel VII. Ceuta en Melilla
Artikel 36. Toepassing van het protocol
- 1.
De in artikel 2 gebruikte term ‘Gemeenschap’ heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.
- 2.
Producten van oorsprong uit Libanon die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Libanon zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
- 3.
Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37.
Artikel 37. Bijzondere voorwaarden
- 1.
Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als:
- 1.
producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
- a.
geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
- b.
in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
- i.
deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol, of voorzover
- ii.
deze producten van oorsprong zijn uit Libanon of uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;
- 2.
producten van oorsprong uit Libanon:
- a.
geheel en al in Libanon verkregen producten;
- b.
in Libanon verkregen producten waarin andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:
- i.
deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol, of voorzover
- ii.
deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen.
- 2.
Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.
- 3.
De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt ‘Libanon’ en ‘Ceuta en Melilla’ in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt het karakter van oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.
- 4.
De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.
Titel VIII. Slotbepalingen
Artikel 38. Wijziging van het Protocol
De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.
Artikel 39. Uitvoering
De Gemeenschap en Libanon nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol.
Artikel 40. Goederen in doorvoer of in opslag
De Overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit Protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Libanon tijdelijk zijn opgeslagen in een douane-entrepot of vrije zone, mits binnen vier maanden na die datum een EUR.1-certificaat bij de douaneautoriteiten van de Staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de Staat van uitvoer is afgegeven, te zamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.
Bijlage I Aantekeningen bij de lijst in
Bijlage II Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt
Bijlage IIA Oorsprongverlenende be- of verwerkingen voor de in , bedoelde producten
Bijlage III Producten van oorsprong uit Turkije waarop niet van toepassing is, opgesomd in de volgorde van indeling in het Geharmoniseerd Systeem
Bijlage IV Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag om een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Bijlage V Factuurverklaring
Bijlage VI Gemeenschappelijke verklaringen