Zie HR 30 maart 2010, LJN BL3194, rov 2.5, in welke zaak het meer in het bijzonder ging over het ontbreken van de verklaring als bedoeld in art. 450 lid aanhef en onder a Sv op dit grievenformulier.
HR, 12-10-2010, nr. 09/00566
ECLI:NL:HR:2010:BN4306
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-10-2010
- Zaaknummer
09/00566
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BN4306
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN4306, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN4306
ECLI:NL:PHR:2010:BN4306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑07‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN4306
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid in h.b. Gesteld wordt dat namens verdachte binnen 14 dagen na het instellen van het h.b. een schriftuur houdende grieven a.b.i. art. 410 Sv is ingediend bij de Rb. De ter staving van deze stelling aan de cassatieschriftuur gehechte kopie van een formulier “Hoger Beroep” van de Rb, voorzien van een stempelafdruk inhoudende de inkomstdatum, bevindt zich niet bij de stukken van het geding. De stempelafdruk biedt echter voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat het formulier wel ter griffie van de Rb is ontvangen doch vervolgens in het ongerede is geraakt. Op grond hiervan moet er in cassatie van worden uitgegaan dat wel een schriftuur is ingediend.
12 oktober 12010
Strafkamer
Nr. 09/00566
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 februari 2009, nummer 22/002308-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel keert zich tegen 's Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2. Het Hof heeft met betrekking tot de in het middel bedoelde beslissing het volgende overwogen:
"Namens de verdachte is op 29 april 2008 appel ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 april 2008. Gelet op het feit dat het een vonnis betreft van na 1 maart 2007 had de verdachte, ingevolge artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, binnen 14 dagen na instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, kunnen indienen. Door de verdachte is evenwel geen appelschriftuur ingediend. De wet biedt de verdachte tevens de mogelijkheid haar bezwaren tegen het vonnis ter terechtzitting op te geven. De verdachte is echter heden niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen.
De wel ter terechtzitting verschenen raadsman heeft te kennen gegeven door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. Door of namens de verdachte zijn dan ook mondeling geen bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling haar bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof geen gronden ziet om ambtshalve over te gaan tot een inhoudelijke behandeling van de zaak, zal het hof ingevolge artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."
2.3. In het middel wordt gesteld dat namens de verdachte binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 16 april 2008 door zijn toenmalige raadsman een schriftuur houdende grieven als bedoeld in art. 410 Sv is ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Ter staving van deze stelling is aan de cassatieschriftuur een kopie gehecht van een formulier "Hoger Beroep" van de Rechtbank te 's-Gravenhage, voorzien van een stempelafdruk inhoudende dat het formulier op 8 mei 2008 bij de Centrale Balie van het Paleis van Justitie te 's Gravenhage is ingekomen. Het formulier houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
(...)
Ik heb bezwaren tegen de (hoogte van de) opgelegde straf.
(...)"
2.4. Het origineel van dit formulier bevindt zich niet bij de ingevolge art. 434, eerste lid, Sv door de Griffier van het Hof aan de Griffier van de Hoge Raad gezonden stukken van het geding. De stempelafdruk biedt echter voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat het formulier wel ter griffie van de Rechtbank is ontvangen doch vervolgens in het ongerede is geraakt. Op grond hiervan moet er in cassatie van worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur wel is ingediend. Het middel treft doel.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 oktober 2010.
Conclusie 06‑07‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verdachte bij een bij verstek gewezen arrest van 10 februari 2009 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
2.
Namens verdachte heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel keert zich tegen de niet-ontvankelijk verklaring. Het Hof heeft die beslissing mede gebaseerd op de vaststelling dat niet binnen 14 dagen na het instellen van hoger beroep op 29 april 2008 een schriftuur houdende grieven is ingediend. Aan de cassatieschriftuur is echter een kopie van een door een advocaat ingevuld formulier ‘Hoger beroep’ van de Rechtbank te 's‑Gravenhage gehecht, dat als schriftuur moet worden opgevat1. en dat blijkens het daarop geplaatste stempel op 8 mei 2008 bij de Centrale Balie van het Paleis van Justitie te 's‑Gravenhage is ‘ingekomen’. Gelet op de bovengenoemde vaststelling van het Hof en het feit dat het grievenformulier ontbreekt bij de stukken die de Hoge Raad heeft ontvangen, moet het er voor worden gehouden dat het formulier na indiening in het ongerede is geraakt. Dit brengt mee dat 's Hofs oordeel feitelijke grondslag mist. Het middel slaagt.
4.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het Hof, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑07‑2010