NJB 2019/2119:Dwangsom. Appelrechter. Op vordering van de huurder geeft de voorzieningenrechter bevelen aan de verhuurder, versterkt met dwangsommen. In de loop van het geding in appel ontruimt de huurder het gehuurde. Het hof acht in hoger beroep geen belang meer aanwezig bij de gevraagde voorzieningen en vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter ook voor het verleden. Hoge Raad: 1. Vermindering in appel. Indien de eerste rechter een dwangsom heeft opgelegd, en de appelrechter de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk in stand laat, kan hij dat doen onder vermindering, vermeerdering of volledige afwijzing van de dwangsom die door de eerste rechter aan de hoofdveroordeling was verbonden. Indien sprake is van een vermindering, kan de dwangsom die de eerste rechter had opgelegd, tot het verminderde bedrag worden verbeurd in de periode tussen de betekening van de uitvoerbare beslissing van de eerste rechter en de betekening van de beslissing in appel. 2. Vaststelling hoogte. De rechter dient de hoogte van de dwangsom vast te stellen naar de aard en omstandigheden van het geval, in het bijzonder ook de financiële toestand en het gedrag van de schuldenaar. Tot de omstandigheden van het geval kunnen ook de feitelijke gevolgen behoren die voor de schuldenaar voortvloeien uit het daadwerkelijk verbeuren van dwangsommen. Een en ander geldt onverkort wanneer de appelrechter de hoogte beoordeelt van een in eerste aanleg opgelegde dwangsom, ook voor zover die ziet op het verleden