Hof Amsterdam, 29-08-2003, nr. 02/06738
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO2141
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
29-08-2003
- Zaaknummer
02/06738
- LJN
AO2141
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2003:AO2141, Uitspraak, Hof Amsterdam, 29‑08‑2003; (Eerste aanleg - meervoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BD0434
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BM3322, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
NTFR 2004/280 met annotatie van drs. M. Schuver-Bravenboer
Uitspraak 29‑08‑2003
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen voldoende gemotiveerd met over belanghebbende opgestelde fiscale rapport. Inhoud rapport vormt nieuw feit. Er is sprake van in het buitenland gehouden vermogen en aldaar opgekomen rendementen: de navorderingstermijn wordt verlengd als bedoeld in art.16, lid 4, AWR. Omkering bewijslast omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan inlichtingenplicht art. 47, lid 1, AWR. Belastbare inkomens en vermogens berusten op redelijke en voor belanghebbende kenbare schattingen. (Beroep ongegrond.)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst te , de inspecteur.
1. Loop van het geding
Op 25 november 2002 is ter griffie een beroepschrift ontvangen van belanghebbende, ingediend door mr als zijn gemachtigde en aangevuld bij schrijven van 19 december 2002. Verzocht is om een versnelde behandeling van het beroep op de voet van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 4 november 2002 betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomsten-belasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1992 tot en met 1996 en de vermogens-belasting voor de jaren 1993 tot en met 1997. De navorderingsaanslagen zijn alle gedagtekend op 15 mei 2002.
De navorderingsaanslagen inkomstenbelasting zijn berekend naar een belastbaar inkomen van
1992 f. a
1993 f. b
1994 f. c
1995 f. d
1996 f. e
De navorderingsaanslagen vermogensbelasting zijn berekend naar een vermogen van
1993 f. aa
1994 f. bb
1995 f. cc
1996 f. dd
1997 f. ee
Het beroepschrift is aangevuld bij schrijven van de gemachtigde van 19 december 2002 en strekt tot vernietiging van de uitspraak en de navorderingsaanslagen.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend (voorafgegaan door twee conceptversies); hij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
De gemachtigde heeft een conclusie van repliek met bijlagen ingediend en de inspecteur heeft een conclusie van dupliek met 42 bijlagen ingezonden.
Bij schrijven van 28 april 2003 heeft de gemachtigde 6 producties toegezonden welke zijn bedoeld als bijlage bij de pleitnota voor de zitting.
Bij schrijven van 6 mei 2003 heeft de gemachtigde zijn pleitnota ingezonden met als bijlagen 2 producties. Bij schrijven van eveneens 6 mei 2003 heeft de gemachtigde nog 2 producties ingezonden.
Ter zitting van 7 mei 2003 zijn verschenen de gemachtigde, tot bijstand vergezeld van mr en namens de inspecteur mr , tot bijstand vergezeld van Z en (…).
De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota met als bijlagen de hiervoor vermelde 10 producties overgelegd en een aanvullende pleitnota voorgedragen en overgelegd.
De inspecteur heeft eveneens een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Omdat de inspecteur ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij een aantal producties van de gemachtigde bij de pleitnota (producties 1 tot en met 6, 9 en 10) niet heeft ontvangen, heeft hij daarop met toestemming van het Hof schriftelijk gereageerd bij schrijven van 21 mei 2003. Een kopie van deze reactie is naar de gemachtigde gezonden die daarop heeft gereageerd bij schrijven van 4 juni 2003. Voor zover deze reacties geen betrekking hebben op de producties waarmee de inspecteur eerst ter zittting werd geconfronteerd laat het Hof deze buiten beschouwing. Het gaat hier om de passages uit de brief van 21 mei 2003 van de inspecteur die betrekking hebben op de producties 7 en 8 bij de pleitnota van de gemachtigde en om de door de gemachtigde bij zijn brief van 4 juni 2003 gevoegde producties 11 tot en met 13, alsmede de desbetreffende passages van die brief (van 4 juni 2003) zelf. Dit geldt evenzeer voor de nadien bij het Hof ingekomen brief van de inspecteur van 8 juli 2003.Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven, onder voorwaarden, geen behoefte te hebben aan een tweede mondelinge behandeling van het beroep. Dit is door partijen schriftelijk bevestigd bij schrijven van 23 juni 2003 van de gemachtigde en bij brief van 8 juli 2003 van de inspecteur.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is belastingadviseur. Vanaf 1994 werkt hij als zelfstandig adviseur binnen het verband van een door hem beheerste vennootschap, X Beheer B.V.
Omstreeks 1994 is belanghebbende aandeelhouder geworden van A Partners, een bedrijf dat volgens zeggen van belanghebbende alle contracten van de B-groep (zie hierna) heeft overgenomen betreffende niet-onroerend-goedactiviteiten. Zijn werkzaamheden voor A declareert belanghebbende via X Beheer B.V.
2.2. Vanaf 1976 was belanghebbende fiscaal adviseur van de B-groep, een beleggings-concern. In mei 1990 heeft de B-groep twee vennootschappen gekocht van C B.V., te weten D Beheer B.V. en E B.V., met de bedoeling deze vennootschappen naar de beurs te brengen. Deze beursgang is niet geëffectueerd. De beide vennootschappen hadden een groot eigen vermogen dat met toestemming van de inspecteur vennootschapsbelasting renteloos was uitgeleend aan de aandeelhouders. De vennootschappen hadden geen belastingschuld en geen liquide middelen. In 1991 of 1992 heeft belanghebbende het B-concern geadviseerd de beide vennootschappen te verkopen.
Bij brief van 17 augustus 1992 heeft de B-groep de belastingdienst verzocht toe te staan dat vanaf 1 januari 1992 de geldleningen rentedragend zullen zijn en dat de gehele rentelast in mindering mag komen op het resultaat van een derde bij de verkoop van de vennootschappen te betrekken partij. Deze brief is door de inspecteur voor accoord getekend. De vennootschappen zijn op 8 en 9 december 1992 verkocht aan F Ltd (hierna: F). De B-groep verkoopt eerst aan G B.V. (vertegenwoordigd door de hierna te noemen H (hierna: H) waarna laatstgenoemde vennootschap de vennootschappen verkoopt aan F Ltd, vertegenwoordigd door I.
2.3. F Ltd is op 3 april 1991 ingeschreven op de Bahamas. Vanaf 22 september 1992 treedt I op als 'attorney-in-fact'. F Ltd is een zogenoemde offshore-vennootschap, hetgeen inhoudt dat de vennootschap geen zaken ter plaatse mag doen, behoudens het houden van een bankrekening.
2.4. In 1997 heeft de afdeling (…) van de J-bank een onderzoek ingesteld naar een medewerker, H. Het van dit onderzoek uitgebrachte verslag behoort tot de gedingstukken (bijlage D/217 bij het verweerschrift). In dit verslag is onder meer het volgende vermeld.
"In maart 1995 constateerde x van de (…)dienst een aantal opmerkelijke transacties uitgevoerd in naam van het bedrijf G B.V. (verder te noemen G B.V.). Namens dit bedrijf (eigendom van J-bank) zijn bevoegd De heer H, (…..).
In de praktijk is het de heer H die met G B.V. "werkt". x stelde vast, dat G B.V. bij de aan- en verkoop van een aantal kasgeld b.v.'s gebruik maakte van de diensten van dezelfde intermediair, die forse commissies ontving. Dit was opmerkelijk, omdat deze intermediairsdiensten door de bank zelf hadden kunnen worden verricht. Bovendien behoren deze aan- en verkopen van kasgeld b.v.'s niet tot het takenpakket van de heer H maar dat van de Afdeling (…).
Naar aanleiding van bovenstaande werd besloten tot een gecombineerd onderzoek met het doel om vast te stellen of hier mogelijk sprake was van een vorm van normafwijkend gedrag bij de heer H.
Onderzoek
Vastgesteld werd dat in door G B.V. gedane aan- en verkopen, samen gewerkt werd met het bedrijf K b.v., gevestigd (….) . Directeuren van dit bedrijf zijn L, (………..). K B.V. maakt gebruik van de diensten van de y-bank, welke bank K B.V omschrijft als een grote, bonafide relatie. Het is K B.V. die als intermediair grote declaraties heeft ingediend bij G B.V. en op instructie van de heer H betaald heeft gekregen.
Vastgesteld werd tevens dat als "koper" van een aantal kasgeld b.v.'s optrad het bedrijf F Ltd, gevestigd (……..) Texas. Later werd dit bedrijf gevestigd aan de (…..) yy en (……) yy. Hierbij moet het volgende worden opgemerkt.
Een aantal transacties werd gedaan met M NV (voorheen N NV), gevestigd (….)
yy, directeuren I, geboren te Houston op 00-00-0000 en O, geboren te Londen op 00-00-0000.
Enig aandeelhouder van M NV is MM b.v., gevestigd (…..)
yy, directeur I.
Enig aandeelhouder van MM b.v. (voorheen P Holdings b.v.) is MMM b.v., gevestigd (…..) yy, directeur I.
Enig aandeelhouder van MMM b.v. (voorheen Q Beheer b.v.) is F Limited, gevestigd (…..) yy, directeur I.
F Limited is statutair gevestigd op de Bermuda's. Het "company register" in Hamilton, Bermuda's is niet toegankelijk voor het bevragen naar aandeelhouders. (…..)
Dit alles resumerend, hoewel gebruik makend van een aantal verschillende namen wordt steeds zaken gedaan met F Ltd en I.
(…..)
Zoals eerder gememoreerd zijn door G B.V. een aantal aan- en verkopen van kasgeld b.v.'s gedaan, waarbij commissiegelden zijn betaald aan K B.V.. Voor het aantal door G B.V. gedane aan- en verkopen wordt verwezen naar de afzonderlijke rapportage van de (…)dienst. Met medewerking van de betrokken banken is in één geval de geldstroom van een grote commissie betaling door de samensteller gevolgd.
Dit betreft de betaling van Fl.3.154.328,- in oktober 1993 van G B.V. aan K B.V. inzake de aan- en verkoop van aandelen P Holdings B.V..
K B.V. beschikt over een groot aantal bankrekeningen bij de y-bank. Het commissiebedrag werd "vermengd" met reeds op de rekening aanwezig geld. Door de vermelding van P Holdings bij het bedrag van
Fl.1.527.164,- kon dit bedrag gevolgd worden.
Dit bedrag werd op 28-10-1993 in opdracht van K B.V. overgeboekt naar rekening 00.00.00.000 ten name van R b.v. (Bestuurder: RR b.v.). Op 29-10-1993 wordt een bedrag van
Fl.1.512.213,50 overgeboekt van de rekening van R b.v. naar rekening 00.00.00.0002 ten name van Morgan, Adler & Co bij Midland Bank PLC, London. Op 01-11-1993 wordt een bedrag van Fl.1.507.029,06 van de rekening van Morgan Adler & Co overgeboekt naar een rekening bij Credit Lyonnais ten name van REA Brothers in Rotterdam. Enkele dagen later wordt dit bedrag doorgeboekt naar de Bank REA Brothers, Guernsey Branch, Sint Petersport. Laatst genoemde bank was niet bereid informatie te verschaffen.
Een soortgelijke transactie vond in december 1992 plaats, waarbij een bedrag van Fl.2.587.711,- door G B.V. aan K B.V. werd betaald voor de levering van de aandelen D Beheer B.V. en E B.V.. Van dit bedrag werd
Fl.1.250.000,- geïndentificeerd en via R B.V. werd een bedrag van Fl.1.230.000,- doorgeboekt naar een rekening bij de Midland Bank PLC op naam van Case International Finance Ltd. Dit bedrag is echter door Midland terug geboekt, omdat de naam/nummer vergelijking niet goed was. Door "vermenging" werd het daarna onmogelijk het geldspoor te volgen."
H is op 1 mei 1987 in dienst getreden bij de J-bank.
2.5. Onder de stukken (ambtshandelingen 60, bijlage van de inspecteur) bevindt zich een fiscaal rapport en een proces-verbaal van ambtshandeling van twee ambtenaren van de FIOD Haarlem. In het proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:
"In het kader van het strafrechtelijk onderzoek M hebben in Nederland en in het buitenland diverse opsporingshandelingen plaatsgevonden. Diverse bevindingen terzake van de M vennootschappen zijn mogelijk van belang voor de Belastingdienst Grote Ondernemingen te (…). De bevoegde justitiële autoriteiten hebben onlangs de hierna vermelde gegevens voor fiscaalrechtelijk gebruik vrijgegeven.
(…..)
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is de aandacht onder andere gericht op de diverse immateriële activa die in de aangiften vennootschapsbelasting van de M-vennootschappen zijn gepresenteerd.
(…..)
In deze ambtshandeling wordt de stelling onderbouwd dat diverse aangiften vennootschapsbelasting opzettelijk onjuist zijn.
In dit proces verbaal geven wij een overzicht en een samenvatting van de stand van zaken in het tot op heden uitgevoerde strafrechtelijk onderzoek naar de M-vennootschappen en F Ltd (hierna F). (…..)
In de afgelopen periode is er onderzoek gedaan naar de diverse rechten, welke in de M-vennootschappen zijn ingebracht. Daartoe is onder meer onderzoek gedaan in de stukken en diverse verklaringen welke verkregen zijn naar aanleiding van de uitgevoerde rechtshulpverzoeken Verenigde Staten (…) en Groot-
Brittannië (…) en de ambtshulpverzoeken aan Zweden en Groot-Brittannië (…).
Er is een gerechtelijk vooronderzoek geopend over de periode 1 januari 1992 tot en met 7 maart 2000.
(…..)"
Als verdachten worden in voornoemde ambtshandeling onder meer genoemd: belanghebbende, I, diverse M-vennootschappen en H.
2.6. In de onder 2.5. genoemde ambtshandeling is voorts onder andere het volgende vermeld:
"Op de Bahamas is op 3 april 1991 F Ltd ingeschreven. I treedt vanaf 22 september 1992 op als "attorney-in-fact" voor het op de Bahamas gesitueerde bedrijf F Ltd. Gezien de aan hem toegekende bevoegdheden en gezien zijn gedragingen is hij aan te merken als bestuurder van F Ltd. De betrokkenheid van I komt onder meer naar voren in het feit dat hij kennelijk de aangiftebiljetten voor de vennootschapsbelasting voor de betreffende rechtspersonen heeft ondertekend.
Bij diverse belangrijke besprekingen werd I begeleid door de Texaanse advocaat S (verdachte V9) van advocatenkantoor te Houston.
Vanaf 1994 is T (verdachte V8), op verzoek van I, werkzaamheden gaan verrichten voor I. I had iemand nodig om juridisch onderzoekswerk te doen voor F Ltd op het gebied van de delfstoffen (steenkool). T was gespecialiseerd op het gebied van wetgeving terzake van gas, olie en delfstoffen. F Ltd was bezig met de koop van delfstoffen-activa of had deze al gekocht en had hulp nodig bij het nauwkeurig vaststellen van wat F Ltd bezat.
(…..)
Eveneens werd gehoord Johnny , die via een zakenrelatie werd voorgesteld aan I. Op dat moment bezat Johnny belasting 'shelter' onroerend goed. Volgens de verklaring van Johnny handelde I in belasting 'shelters', daardoor kenden hij en I dezelfde mensen, en werkten ze in dezelfde kringen. Meer specifiek lezen wij in het verslag van verhoor van Johnny:
"Tussen 1990 en 2000 benaderde I hem over 'Kentucky Land and Exploration (KLE)' en het
directeurschap. I legde uit dat KLE een bedrijf was dat hij had opgericht, en dat de enige bedrijfs
doelstelling was het vinden van activa die kunnen worden gebruikt als belasting 'shelters' in Europa."
en
"F Investments houdt zich bezig met de handel in belasting 'shelters' in Europa".
(…..) Naar wat hij begreep van de hele transactie, hebben I en T de mijn gekocht om deze te
gebruiken bij een 'Tax Shelters project' in Europa.
In het kader van de goud en zilvermijnen is H.K. gehoord. In het verslag van verhoor lezen wij over de doelstellingen terzake van de aankoop van rechten door F Ltd;
"I en T legden uit dat het doel van 'F' bij de aankoop van het delfstoffen belang was dit te
gebruiken bij een constructie met Europese belasting 'shelter'. Hij veronderstelde dat de activa van de mijn
gebruikt worden in Europa, gezien de commentaren van I en T.
(…..)
Ook is gehoord T, medewerker van I en de F-vennootschappen in Amerika. In het verslag van T lezen wij onder meer terzake van de Tax shelters:
"Zoals U en Kjel hem vertelden heette de eerste accountant van F Ltd Vt. V stond bekend als een accountant gespecialiseerd in belasting shelters in Nederland."
Over de aankoop van vennootschappen in Nederland waar de rechten in gebracht konden worden, lezen wij in het verslag van verhoor van T:
"H van J-bank vertelde hem (T) dat hij 50 tot 60 ondernemingen/shelters van dit type
verkocht heeft."
Over de systematiek van Tax shelters lezen wij in dit verslag van verhoor van T:
"Hij (T) is niet bekend met de eigenlijke transactie, S verklaarde echter de transactie als een
typische belasting shelter transactie, die plaats vond in de VS in de beginjaren 80."
(….)
In 1991 is een wet aangenomen waardoor met Tax shelters geen belasting meer bespaard kon worden."
In voornoemde ambtshandeling 60 is onder meer het volgende gerelateerd:
"Opvallend is dat
-in de aangetroffen overeenkomsten tussen verkopende partij in USA en de kopende partij in USA
geen prijzen vermeld staan terzake van de verkochte mijnrechten.
-voor de verkooprechten, door de koper in de USA doorverkocht aan de Nederlandse vennootschappen
niet daadwerkelijk betaald wordt, doch deze bedragen schuldig worden gebleven middels
"Promissory Notes"
-volgens verklaringen en stukken de overeengekomen, en daadwerkelijk betaalde, bedragen in de USA
voor de mijnrechten beduidend lager liggen dan de overeengekomen bedragen terzake van de aan de
Nederlandse vennootschappen verkochte verkooprechten.
Wij merken hierbij op dat de mijnrechten in de USA betrekking hebben op: het recht om de betreffende mijnen te delven, en de in de Nederlandse vennootschappen ingebrachte rechten betrekking hebben op de tijdelijke rechten op een gedeelte van de verkoopopbrengst van deze te delven mijnen, (zogenaamde verkooprechten).
De zakelijke reden voor de duidelijke wanverhouding tussen de overeengekomen prijzen terzake van de verkoop van de mijnrechten in de USA en de genoemde bedragen voor de verkooprechten in Nederland is ons niet duidelijk geworden, dit onderschrijft ons vermoeden dat deze rechten slechts zijn aangewend ten behoeve van de vermeende fiscale fraude in Nederland.
(…..)
Terzake van de gepresenteerde waarden verwijzen wij naar hoofdstuk 2.2. (schematisch) en 2.4. (geldstroom) van dit proces-verbaal. In dit proces verbaal zullen wij beschrijven dat de rechten ingebracht in de Nederlandse vennootschappen zwaar overgewaardeerd zijn. De werkelijke waarde van deze rechten betreft vermoedelijk steeds slechts een fractie van de gepresenteerde en ingebrachte waarde.
2.4. Geldstromen
2.4.1. Algemeen
Zoals in de diverse ambtshandelingen terzake is geverbaliseerd betreffen de diverse ingebrachte rechten, veelal, de verkooprechten op te delven grondstoffen. De verkooprechten houden in dat de vennootschappen recht hebben op (een deel van) de verkoopopbrengst van bijvoorbeeld te winnen delfstoffen.
(…..)
Opvallend is dat in casu
-gedurende de looptijd nooit enige productie of exploitatie heeft plaats gevonden;
-de daadwerkelijk betaalde bedragen voor de investeringen slechts een fractie betreffen van de waarde
waarvoor wordt ingebracht (…..);
-de M-vennootschappen tot op heden geen verkoopopbrengst hebben genoten;
-de looptijd van enkele overeenkomsten reeds is verlopen zonder dat enige productie- dan wel
exploitatie-activiteiten zijn ondernomen en derhalve gedurende deze looptijd geen opbrengsten zijn
gegenereerd;
-enkele rechten zijn geannuleerd, dan wel afgekocht tegen aanmerkelijke bedragen, zonder dat hier
ooit inkomsten tegenover hebben gestaan;
-niets van enige investeringen door F Ltd of haar vennootschappen is gebleken om exploitatie
mogelijk te maken;
-aanwezig kasgeld in de Nederlandse vennootschappen is overgeboekt naar bankrekeningen van
F Ltd in onder meer Liechtenstein, Bahama's en Luxemburg. Uit niets is gebleken dat deze
gelden zijn aangewend voor dergelijke investeringen. Veeleer bestaat het vermoeden dat deze
gelden zijn bestemd voor de 'Beneficial owners' van F Ltd.
2.4.2. 'In-' en 'uitgaande' geldstromen
Terzake is onder meer W, belastingadviseur van F Ltd in Nederland gehoord. Met name verwijzen wij naar hetgeen W verklaarde terzake van het wegvloeien van de kasgelden. W kreeg een overzicht te zien van de bankmutaties:
"Op dat moment heb ik mij ten volle gerealiseerd dat alle cash wegvloeide. Ik had nooit eerder een totaal
overzicht van de bank gezien. Nu zag ik dat het kasgeld in tempo uit de vennootschap verdween naar
Luxemburg en Liechtenstein. Als alle cash naar F Ltd of Kentucky Land was gegaan, dan had ik dat kunnen
begrijpen. Want dan zou ik ervan uitgaan dat ze dat geld gebruikten voor investeringen of exploitatie."
(…..)
Verdacht T is geconfronteerd met de verklaringen en stukken van W, desgevraagd verklaarde hij
(…..)
"Ik ben het met u eens dat de waarden zijn "overgewaardeerd". […] W had zijn twijfels. En
klaarblijkelijk leek hij gelijk te hebben. W wilde de zaken duidelijk hebben."
2.7. Bijlage D/257 bij ambtshandeling 60 betreft een kopie van een intern memo van 4 februari 1998 van de hiervoor onder 2.6 genoemde W, belastingadviseur van F Ltd, met de volgende inhoud:
"Verdere betrokkenheid bij F Ltd had ik afhankelijk gesteld van "disclosure of shareholders". Mijn hoop was dat daar een aantal stevige investeerders achter zouden zitten die in ieder geval goed voor hun geld waren. Afgesproken werd dat T die disclorure aan S M zou verstrekken, alswaar ik deze vanochtend kon inzien.
F Ltd is een vennootschap met "bearer shares" beheerd door een trust. In de brief wordt uitgelegd dat de volledige disclosure niet kan worden gegeven. Op de laatste pagina wordt echter een aantal namen genoemd van mensen die (tijdelijk) een "beneficial interest" in F Ltd hebben gehad. Het betreft dan dienstverleners die een stukje van de deal winst mochten oppikken. De volgende namen stonden daar o.a.
(…..)
I
U
Y
L
X
L is de financiële bemiddelaar bij de transacties. Hij kreeg al substantiële fees in de transacties zelf. De brief van T suggereert dat hij ook "boven langs" nog geld kreeg. Belanghebbende was destijds adviseur van B-groep. Hij schijnt tegenwoordig op de Antillen te wonen. Besproken met S M. In de eerste plaats heeft T niet voldaan aan het verzoek om de aandeelhouders te disclosen. In de tweede plaats moet ik wel aannemen dat nu de laatste 4 genoemde personen kennelijk ook ten dele achter F Ltd zitten, en gelet op het bewijs dat tot nu toe geproduceerd is als "sketchy" is te kenmerken dat er sprake is van een heftige "overstatement of values" toen de M-companies de assets direct of indirect verkregen van of via F Ltd. Afgesproken met S M dat wij morgen in een gesprek met T ons verder zullen distantiëren."
2.8. Bijlage D/258 bij ambtshandelingen 60 is een kopie van een intern memo van 4 februari 1998 opgesteld door W voornoemd waarin onder andere het volgende is vermeld:
"Er is geen full disclosure of shareholders. D.S. legt nu uit hoe het werkt. Per deal komt kennelijk een aantal mensen samen die voor hun rekening, maar op naam van F Ltd een deal doen, althans dit kan het geval zijn. Hoe dat ook zij, wie zitten dan achter de M-companies. Die vennootschappen hangen ten slotte onder elkaar en dat is kennelijk één transactie.
Uitgelegd aan D.S. dat noch S.M. noch ik er behoefte aan hebben om indirect voor mensen als L of X te werken.
(….)"
2.9. In de jaren 1992 tot en met 1996 heeft F Ltd de navolgende vennootschappen gekocht:
datum aankoop oude naam nieuwe naam
9 december 1992 D Beheer BV MM BV
9 december 1992 E BV Investments BV
23 december 1992 AA Beheer BV Intergration BV
11 maart 1993 BB & Partners (….) BV Intergration IV BV
27 oktober 1993 P Holdings BV M BV
15 november 1994 N NV MMM NV
31 augustus 1995 CC BV M Mining BV
11 september 1996 CC II BV M Exploration BV
Zes van bovengenoemde vennootschappen heeft F Ltd gekocht van de J-bank.
De andere twee vennootschappen, AA Beheer BV en BB & Partners BV behoorden op het moment van de verkoop toe aan aandeelhouders die kort daarvoor hun aandelenbezit met winst hebben verkocht.
Bij D Beheer BV, E BV en P Holdings BV is de jaarwinst veroorzaakt door het met terugwerkende kracht opheffen van de renteloosheid van een rentedragende vordering.
Bij alle vennootschappen zijn de aanwezige liquide middelen, die in totaal 35 procent uitmaken van de winst voor belasting, direct na de aankoop van de aandelen overgemaakt naar andere bankrekeningen op, onder meer, de Bahamas, Guernsey, Luxemburg en Liechten-stein.
In voormelde vennootschappen zijn na de aankoop rechten ingebracht als hiervoor onder 2.6. is omschreven. Daarbij ging het om oil leases (D Beheer B.V.), een karton-applicatie genaamd …. (E B.V.) en D Beheer B.V., een deel van de opbrengst van nog te delven steenkool in Kentucky (P Holdings B.V. en N N.V.), een deel van de opbrengst van nog te delven steenkool in Mexico, zeollte in Arizona en goud- en zilvererts in Colorado (CC B.V.) en distributie van bepaalde computersoftware (AA Beheer B.V. en BB & Partners B.V.). Geen van de rechten heeft tot enige opbrengst geleid.
2.10. Omtrent de F-organisatie en de daarbij betrokken personen is in de bijlagen bij het verweerschrift (ambtshandeling 99) onder meer het volgende vermeld:
"Een persoon die een rol van betekenis heeft gespeeld bij de oorsprong van de F-organisatie betreft de Zweed U (hierna: U). (…..)
In de vennootschappen D Beheer B.V. en E B.V. wordt de kartonapplicatie ingebracht. (…) In Zweden heeft U contact met diverse personen die betrokken waren bij deze rechten. Over deze contacten inzake de kartonapplicatie verklaarde U onder meer als volgt:
"Omstreeks 1988 regelde ik voor de derde keer de verkoop van het karton-project aan DD, een bedrijf dat werd vertegenwoordigd door Kjel. Ik wist dat DD de rechten van de kartonapplicatie had en ik stelde Kjel voor aan I in Londen. Dat moet in oktober/november 1992 zijn geweest. Ik was aanwezig bij de eerste ontmoeting met I en Kjel. Daarna was er nog een aantal bijeenkomsten, waarbij ik niet aanwezig was. Ik dacht dat het een goed deal was voor I en F Ltd, dus steld ik Kjel voor aan I. Hier kreeg ik geen honorarium voor.
(…..)
Ik was de tussenpersoon tussen F Ltd en L. L schreef naar mij, omdat ik de contacten met F had.
(…..)
Ik voerde doorlopende onderhandelingen met L. Ik was de contactpersoon tussen L en F Ltd en I of S."
Een vriend van U is de Engelsman Y. Y legt de eerste contacten met de betrokken personen in de USA. Y kent de Amerikaan I. (…..)
Y kent ook E III uit Florida, een directeur van een bekend vermogensbeheerder (….).
Op 22 september 1992 wordt I aangesteld als attorney-in-fact van F Ltd.
U verklaarde dat hij door Y was voorgesteld aan I. U verklaarde over de Amerikaanse personen binnen de F-organisatie en met name over I als volgt:
"Ik ken alleen I als de man van F Ltd. T is een werknemer. T doet wat I hem opdraagt te doen. T is erg trouw jegens I. S is de scherpe fiscaal jurist. S was de persoon die alles construeerde. S was sterk betrokken bij F Ltd. EE III was erg dik met I. (….) Ik weet dat EE III "goede-reputatie"-brieven schreef voor F Ltd."
(….)
Omtrent F Ltd als offshore vennootschap verklaarde U:
"F is niet verplicht een boekhouding bij te houden, omdat het een off-shore bedrijf is. Ik gaf I een nota of memo hoeveel ik moest krijgen. F nam deze nota niet op in haar boeken."
Bij ons is het vermoeden gerezen dat de personen die een belangrijke rol spelen in deze fraude met rechten, zoals die in AH/60 is beschreven, zich georganiseerd hebben door gebruik te maken van de Limited F. Latere hoofdrolspelers in deze fraude hebben zich vermoedelijk ook ingeschreven als "beneficial owner" dan wel hebben een (tijdelijk) "beneficial interest" verkregen in de dealwinst van F Ltd. Omdat één en ander via een trustee georganiseerd wordt, blijven de uiteindelijk gerechtigden achter F Ltd verscholen als "beneficial owner" dan wel blijven de personen die een (tijdelijk) "beneficial interest" hebben verkregen in de deal winst van F eveneens verscholen.
Voor een aanwijzing hiertoe verwijzen wij bijvoorbeeld naar bijlage D/298, waarin onder meer te lezen is over de beneficial owners: "There are a number of other institutional shareholders in the company, who desire to remain anonymous for business reasons. The Company is not permitted to disclose the names of these other shareholders without their written consent."
Wij verwijzen eveneens naar bijlage D/257, een notitie van W, werkzaam als belastingadviseur bij (…..), waarin onder meer te lezen is dat W in een disclosure bij S.M. onder meer gelezen heeft dat er "mensen zijn die (tijdelijk) een "beneficial interest" in F Ltd hebben gehad.
(….)
U verklaarde over de financiering:
"Men vroeg mij de financiering voor de voorgenomen deals te regelen. Ik regelde de financiën via een vriend van mij, de heer (…), die een ingang heeft bij een Irakees consortium beschikkend over uitgebreide middelen voor overnames."
1.2. Introductie in Nederland
Vermoedelijk is in augustus 1992 de structuur van buitenlandse vennootschappen in grote lijnen gereed, en probeert U, nu in samenwerking met I, contacten in Nederland te ontwikkelen om vennootschappen te verkrijgen die zich lenen voor de uiteindelijke vermoedelijke fraude. Daarbij wordt I gepresenteerd als attorney-in-fact van F Ltd.
U en I worden in 1992 mogelijk al aangestuurd door S. EE III verklaarde dat S vermoedelijk te samen met X het brein vormde achter deze fraude.
(…..)
Via een Zweedse kennis van U (….) wordt U in augustus 1992 geïntroduceerd bij het Nederlandse trustkantoor FF.
(…..)
Omtrent de contacten tussen FF en I, F Ltd verklaarde U verder nog:
"Er was een vergadering met FF in Nederland. Ik belde I voor deze deal. Ik weet niet zeker of I aanwezig was bij de eerste of bij de tweede bijeenkomst. Ik wist dat I in Londen was ten tijde van onze eerste bijeenkomst. Alles was erg chaotisch. De datum van de transactie was al vastgesteld. De Bank zat in grote problemen als de deal niet doorging, omdat de Bank de bedrijven al gekocht had. Twee jaar later hoorde ik dat de eerste twee bedrijven van een bedrijf afkomstig waren, voorheen Q Beheer B.V., waar X de belastingconsulent was."
En
"Ik ben met U naar yy geweest om wat vastgoedtransacties te bekijken. In yy ben ik voorgesteld aan X. Ik weet zeker dat dit vóór de F-transacties is geweest, het zou eind 1991, begin 1992 kunnen zijn geweest. X bezorgde mij mogelijke projecten, maar ik had het geld niet. U werkte toen al in Europa. U kende X eerder dan ik. U heeft mij aan X voorgesteld. X was eigen baas."
(….)
1.3 De F-organisatie in Nederland
L werd derhalve in 1992 benaderd door (…) van het trustkantoor FF. L verklaarde hierover:
"Via FF heb ik op een gegeven moment de vraag gekregen naar vennootschappen met een belastbare winst. Die vraag kreeg ik van (…) of (…). Er werd bij verteld dat die vennootschappen dienden om (…..) daarin energierechten te kunnen brengen. FF of hun client had advies ingewonnen over de fiscale mogelijkheid van een dergelijke inbreng en daarom wilden zij die vennootschappen hebben."
L was werkzaam bij (….), het latere K B.V., waarvan de werkzaamheden onder meer bestonden uit de aankoop van houdstermaatschappijen. L was bevriend met X.
U verklaarde over L, welke hij eind 1992 ontmoette:
"Vervolgens werd ik voorgesteld aan L van K B.V. die als medeadviseur optrad voor de E B.V. en D Beheer B.,V. deals. Ik vond L heel professioneel, heel nauwkeurig en hij trad op als de coördinator tussen de J-bank en F Ltd."
en
"L stelde de contractovereenkomst op. Hij deed de voorbereidingen voor de deals met de bank."
(….)
Over de contacten tussen X en L verklaarde deze:
"X heeft destijds een grote rol gespeeld bij onze overgang van Bankiers naar (…) en sindsdien bij de verwerving van zaken. (…..)
X was in eerste instantie slechts adviseur bij de aankoop van D Beheer B.V. en E B.V.. Later, ik denk in 1994, heeft hij geprobeerd F Ltd als klant binnen te halen bij A Partners. Hij heeft daartoe vele contacten met I c.s. gehad."
Er bestonden derhalve zakelijke contacten tussen L en X. L heeft X benaderd met het verzoek van FF, X verklaarde daarover:
"L van K B.V. is op een gegeven moment gekomen met F Ltd als mogelijke koper van E B.V.. L is vermoedelijk met F in contact gekomen via hetzelfde trustkantoor als waarmee K B.V. in contact waren gekomen met de eerdergenoemde Zweden. Volgens mij was dat trustkantoor (…) of FF. B-groep heeft nooit onderhandeld met de betreffende Zweden."
X was bevriend met H. Deze was op dat moment (…) bij de J-bank. Ook H was, evenals X, werkzaam geweest als (…). In het kader van de eerste F-transacties verklaarde X over H:
"Uiteindelijk zijn we uitgekomen bij H, een goede vriend van mij, bij de J-bank, die het interessant vond. (…) De J-bank heeft de onderneming gekocht en vervolgens via bemiddeling van K B.V. weer doorverkocht aan F Ltd. We hadden een stallingspartij nodig, dat was de J-bank."
1.3.4. Rol van de Nederlanders in de F-organisatie
Meer specifiek over de rol van deze Nederlandse verdachten in de F-organisatie verklaarde EE III als volgt:
"Bij het begin van de J-bank deals ontmoette ik tevens L, X, S en H. Zij werden allemaal door I aan mij voorgesteld.
Ik zal de F-organisatie splitsen in de Amerikaanse kant en de Nederlandse kant. Ten eerste: S en X zitten in de top van de organisatie.
X is de leidende persoon aan de Nederlandse kant van de F-organisatie, althans voor zover ik weet. Ik heb begrepen dat hij belastingadviseur is. (…) X is de enige van de drie Nederlanders die instructies geeft.
(…..)
Ik denk dat de belangrijkste personen in deze deals S en X waren. (….) S en X waren de leiders van de groep, zonder één van beide zou geen van de deals hebben plaatsgevonden.
(…..) terwijl H en L onder de leiding van X stonden."
Meer specifiek over de relatie X ten opzichte van L verklaarde EE III:
"Het lijkt erop dat L dicht in de buurt staat van X. L lijkt soms onder de controle van X te staan."
en
"L is de rechter hand van X."
(…)
"De rol van L in de F-organisatie was dat hij de papieren verzorgde, dat is alles. Ook hij stond onder de controle van X."
Over de relatie X ten opzichte van H verklaarde EE III:
"Ik denk dat H onder leiding stond van X."
en
"Eén van de voornaamste rollen van X in de F-organisatie was om H onder controle en meewerkend te houden. H had een zeer belangrijk aandeel in de deals, zonder H en de J-bank zouden er geen deals hebben plaatsgevonden."
en
"X vertelde mij dat hij H betaalt. Later vertelde I mij: H heeft meer dan een miljoen dollar ontvangen, X heeft H in zijn zak zitten."
X is gevraagd welke personen hij kent in combinatie met F Ltd of aan F gelieerde vennootschappen, daarop antwoordde hij:
"Ik ken de volgende personen: allereerst I, dat is de absolute nummer één. Als tweede noem ik S, adviseur van I. Dan noem ik drie andere namen, die wel steeds bij zijn, en ook genoemd zijn als verdachten: U, Y en EE III. I en S waren de actieve en intellectuele personen die met F Ltd bezig waren. De drie anderen waren wel personen om I en S heen, maar hun directe connectie met F Ltd is mij nooit duidelijk geworden.
Tenslotte noem ik T, die heb ik ook wel ontmoet, eerst dacht ik dat hij de rechterhand was van I, (….).".
2.11. Bijlage D/225 bij het verweerschrift van de inspecteur is een kopie van een notitie, gedateerd 6 oktober 1992, die is gemaakt door GG, mededirecteur van K B.V. over deze notitie heeft GG als volgt verklaard (pagina 17 van AH/99):
"Deze notitie heb ik gemaakt toen L op een congres was in Mexico. Jaarlijks organiseerde de (…) congressen die wij ook bezochten in verband met onze contacten. In dat jaar was L naar dat congres.
Ik heb hem waargenomen. Volgens mij is dit een telefoonnotitie maar ik weet niet meer met wie ik toen gesproken heb. (….) ik heb niet meer gedaan dan opgeschreven wat men tegen mij heeft verteld. Ik voelde mij niet genoeg thuis in deze materie om daar zelf onderhandelingen in te doen. Nu ik ook de naam X zie denk ik dat dit een weergave is van meerdere gesprekken die ik over deze materie heb gevoerd."
In voormelde notitie is onder meer het volgende vermeld:
"D Beheer B.V. 140 mio
E. B.V. 330 mio
470 mio lening B-groep
Ruling: moeder/dochter geen rente alsof het een fe zou zijn.
Insp. verzocht ruling ongedaan te maken terug naar 1-1-92, waarbij aandelen economische zijn overgedragen aan een bankinstelling waarbij rentelast tlv resultaat v.d. bank komt en dochter zelfstandig bel.plichtig is.
Stel: 1% rentevergoeding p mnd.
Transactie 1-1-92 f 470.000.000
85% van 47 mio is 39.950.000
AG betaalt: f.509.950.000
Intrinsieke waarde is op dat moment f.500.550.000
f. 9.400.000
f.470.000.000
65% van 47 mio f. 30.550.000
f.500.550.000
Fee (FF en FF + p)
(K B.V. + L+W ) is 5%
van f.47.000.000 f. 2.350.000
Voor verkopers (J-bank en B-groep) f.7.050.000
……………… ieder 1/3 f.3.525.000
H J-bank (…)
Kontakten hiermee lopen via ( )
H zit ook in (Mexico)
X pleegt overleg met inspecteur voor J-bank (X heeft H uitgebreid gesproken) om uitzondering op de regel te krijgen van 12 mnd's termijn.
Indien J-bank afvalt kan alternatief zijn (…) ."
2.12. Tot de gedingstukken behoren kopieën (Vrijgave deel IV, bijlage bij het verweerschrift) van diverse (vertalingen van) processen-verbaal van verhoor van verdachten en getuigen.
T is op 14 en 15 december 1999 als verdachte gehoord door twee Fiod-ambtenaren in aanwezigheid van een Amerikaanse rechercheur en drie advocaten. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
"I stelde de vier eigenaren van F Ltd aan hem voor als de eigenaren. De eerste keer dat hij U ontmoette was in Londen, Engeland. Vervolgens ontmoette hij U en Y in Lexington, Kentucky. I en S stelde beide mannen aan hem voor als de eigenaren van F Ltd. Hij werd tijdens de eerste reis naar yy, Nederland, aan X en L voorgesteld. Deze ontmoeting vond plaats in een restaurant. I, en misschien S, stelden hem voor. Hij denkt dat deze reis in 1996 plaatsvond. Dat was tevens de eerste keer dat hij W ontmoette.
De vier eigenaren van Oxbridge zijn U, Y, X en L.
(…..)
Hij heeft X en L misschien 5 of 6 keer ontmoet. Twee maal was dat tijdens reizen naar Cabo San Lucas, en 3 à 4 keer in Nederland.
Alle keren dat hij X en L ontmoette, waren I en S aanwezig.
De eigenaren van F Ltd vertelden hem dat I de vertegenwoordiger is van F, "Attorney in Fact". Hij dacht dat dit inhield dat alles wat I hem opdroeg te doen, met medeweten en goedkeuring van de vier eigenaren gebeurde. Soms stelde hij aan I een vraag, waarna I dan antwoordde dat hij dat eerst aan de "eigenaren" moest vragen, voordat hij hem antwoord kon geven. Andere keren gaf I direct antwoord als er een vraag werd gesteld en hoefde hij niet met de "eigenaren" te overleggen.
(…..)
Van de vier eigenaren had hij met X en L het minst vaak contact.
(…..)
Toen de Nederlandse belastingdienst zijn onderzoek naar de M-ondernemingen startte en aan I vragen ging stellen, gaf I hem opdracht om documenten te verzamelen om de vragen van de Nederlandse belastingdienst te beantwoorden. Toen hij naar documenten zocht, heeft hij misschien contact opgenomen met L om documenten te krijgen. Hij herinnert zich niet of hij documenten van X heeft ontvangen.
In antwoord op de vragen van de Nederlandse belastingdienst stelde U hem voor aan Kjel, en Y stelde hem voor aan V. Deze beide mannen waren vóór hem bij de M-ondernemingen betrokken. Hij moest met deze beide mannen contact opnemen teneinde documenten te verkrijgen aangaande de aankoop van de eerste onderneming(en).
(….)
Hij weet dat het kantoor van F in hotel (…) in yy, Nederland, gesitueerd was. Hij heeft één of twee keer in het hotel gelogeerd toen het kantoor nog operationeel was. Hij denkt dat dit in 1996 was. Hij herinnert zich geen namen van kantoorpersoneel dat in het hotel voor F Ltd werkzaam was.
(…..)
Alle antwoorden die bij de Nederlandse belastingdienst zijn ingediend, werden ingediend nadat S en I het uiteindelijk in te dienen document hadden bekeken.
(…..)
F Ltd heeft wel een kantoor op de Bahamas. Het kantoor is heel klein en maakt onderdeel uit van een groter gebouw. (…..) is de huidige leidinggevende functionaris die alle transacties van F behandelt. Toen hij dit kantoor bezocht om documentatie op te halen, bevond zich daar een dossierkast met 4 laden, waar alle documenten in zaten. De stukken die hij zag waren oprichtingspapieren en contracten voor de verkoop en aankoop van de Nederlandse ondernemingen.
De reizen naar Cabo San Lucas werden "Belasting Seminars" genoemd. Hij deed twee van dergelijke reizen met I en de gehele groep. Hij en I regelden alles en zorgden ervoor dat de activiteiten van de groep werden gepland en betaald. I had in principe de leiding, hij (T) was mee om de rekeningen te betalen.
Het geld was afkomstig van de bankrekening van . I gaf hem opdracht om contant geld mee te nemen. De volgende personen namen deel: Y, S, L, X, H, EE III, I, Johnny , (…), U, T, M K, J Sh."
Op 3 juli 2000 heeft L als verdachte tegenover Fiod-ambtenaren onder meer als volgt verklaard:
"Op de vraag waaruit de werkzaamheden van K B.V. bestonden: de aankoop van houdstermaatschappijen.
Via FF heb ik op een gegeven moment de vraag gekregen naar vennootschappen met een belastbare winst. (…) Dat was met name voor Zweedse relaties van hun. Er zijn toen twee namen gevallen, namelijk (…) en (…). Er werd bij verteld dat die vennootschapen dienden om in het geval van (…) bonds in te kunnen brengen en in het geval van (…) om daarin energierechten in te kunnen brengen. FF of hun client had advies ingewonnen over de fiscale mogelijkheid van een dergelijke inbrengen en daarom wilden zij die vennootschappen hebben. Het betroffen dus in feite twee verzoeken
(….)
Er waren toen al twee potentiële vennootschappen, namelijk D Beheer B.V. en E.B.V.. Op het moment dat mij de vraag door FF gesteld werd wist ik al dat die twee vennootschappen te koop waren. Dat had ik gehoord van of (….) of van X. Het waren B-groep-vennootschappen en dus heb ik bij de B-groep geïnformeerd naar de vennootschappen.
(Vraag: De vennootschappen D Beheer B.V. en E.B.V. waren op dat moment volgens onze informatie vennootschappen zonder belastbare winst?)
In het begin waren dat inderdaad vennootschappen zonder belastbare winst. Naar aanleiding van die contacten met de Zweden is er door de B-groep contact opgenomen met de belastinginspecteur om een ruling af te spreken dat de nieuwe economische eigenaar met terugwerkende kracht van 1 januari rente voor haar rekening mocht nemen. (…..)
Ik weet dat er een ruling met (…) van de belastingdienst is afgesloten omdat ik een kopie van die ruling heb ontvangen (…). Het probleem daarbij was dat B-groep niet zelf de rente voor haar rekening kon nemen omdat zij die niet af kon zetten tegen haar winst. Er moest toen naar een partij gezocht worden die dat wel kon. In eerste instantie heeft de B-Groep naar een gegadigde gezocht in de omgeving van xxx. Toen dat kennelijk niet lukte is door de B-groep, in vermoed door X, contact gezocht met de drie grootbanken. (…)
Op een gegeven moment kreeg ik de mededeling dat er toch een opening lag bij de inspecteur in yy.
Van wie ik dat hoorde weet ik niet meer, of vanuit de B-groep of vanuit de J-bank. Er werd mij medegedeeld dat H van de J-bank en X namens de B-groep, aangevuld met (..) met de inspecteur gingen praten. (…) Mij werd gevraagd mee te gaan. Dat heb ik gedaan, maar ik heb niet aan het gesprek deel genomen. Ik was stand by om een en ander toe te lichten voor als dat nodig was. Ik kende H inmiddels omdat ik hem had ontmoet op een congres in Mexico. (…)
Na het gesprek met [de inspecteur] vertelden H, (..) en X dat [de inspecteur] mondeling akkoord gegaan was en dat ik verder kon met de venootschappen.
Ik heb toen FF gebeld en gezegd dat wij verder konden met de vennootschappen. (…) Van FF had ik een prijsindicatie gekregen die om en nabij de 80% van de lopende winst lag.
De potentiële kopers, de Zweedse partijen, wilden 80% er voor betalen. In principe waren er nog steeds twee partijen: de ene kon D Beheer B.V. en de nader E B.V. overnemen.
(…..)
Volgens mij was het FF die meldde dat zij geen goed gevoel hadden over de kopers. (…)
De Zweden zijn afgevallen na het gesprek met [de inspecteur] van H, (..) van X.
De zaak lag dus panklaar maar er waren geen kopers meer. Volgens mij is FF (…), met de naam F Ltd gekomen. Ik weet niet meer hoeveel tijd daar tussen zat. Dat zal een paar weken later zijn geweest, in ieder geval geen maanden. Zij belden mij met de vraag of de venootschappen nog beschikbaar waren.
Ik neem aan dat ik eerst even kort gesloten heb met B-groep en/of [FF] of de vennootschappen er nog waren voor ik "ja" heb gezegd tegen FF. FF heeft mij toen verteld dat zij in Londen waren geweest en een meeting hadden gehad met een nieuwe potentiëlekoper of hun contactpersonen. Dat was een klant van een grote investmentbank (…).
Ik heb toen de namen van (…) gehoord, als zijnde de broker, de bemiddelaar van de koper. Die koper bleek F Ltd te zijn. Achter (…) zat de heer U heeft men mij medegedeeld.
FF vertelde dat zij een uitgebreid onderhoud hadden gehad met (…) en dat die een relatie had met F Ltd.
Ook F Ltd wilde de vennootschappen hebben om er energierechten in onder te brengen. Ik weet niet waarom ook zij energierechten in wilden brengen. Vermoedelijk omdat bekend was dat je op dergelijke rechten kunt afschrijven en er een advies van fiscalisten op dat gebied lag. Dat advies ken ik overigens niet. Mij is medegedeeld dat F Ltd actief was in olie en gasindustrie. Dat hoorde ik toen van U of FF.
(…..)
Met U hebben wij gekeken naar de prijs die de koper wilde betalen. Via U is er toen een bod gekomen dat weer om en nabij de 80% van de winst lag. Ik had zelf geen prijs genoemd. Mogelijk dat dat al door FF in Londen is genoemd.
De volgende stap was om de afwerking rond te maken. Kijken of je overeenstemming kunt krijgen omtrent de contracten.
Ik heb zelf een draaiboek gemaakt: alle stukken opgevraagd, afspraken gemaakt, etc. Ik heb standaardcontracten waar de J-bank toen mee werkte opgemaakt en naar FF gestuurd. (…..)
Op een gegeven moment waren partijen het eens, er is een datum afgesproken en zijn wij bij elkaar gekomen om de deal te sluiten. Dat vond plaats bij de J-bank op kantoor. Naast mijzelf waren daar aanwezig: H en een of twee van zijn medewerkers, mogelijk (…) van FF, I namens F Ltd, ik dacht dat S er bij was, de fiscaal adviseur van F Ltd, verder (…), U dacht ik ook. Namens de B-groep was er niemand bij, ook X niet.
Ik praat nu over de verkoop van de bank aan F Ltd. Kort daarvoor was de verkoop van B-groep aan de bank geweest, maar daar was ik niet bij aanwezig.
Ik ontmoette toen I en S voor het eerst dan wel dat ik hen kort te voren had ontmoet toen zij in Nederland waren. Tot dat moment had ik nog geen contacten gehad met F Ltd. Ik had wel contact gehad met U zoals ik hiervoor heb verklaard.
(…..)
Volgens mij is een deel van de koopsom contant naar de bank overgemaakt en de rest gebeurde door schuldoverneming. Meestal gaat het zo dat je een datum afspreekt voor een transactie en dat je die ochtend een melding van de bank krijgt dat het geld binnen is. Dat zal hier ook zo geweest zijn.
(…..)
[op de vraag: bent u het wel met ons eens dat achteraf gezien de fiscus hier op een geweldige manier benadeeld is]
Ja, achteraf gezien wel. Achteraf gezien moeten wij kennelijk de conclusie trekken dat de rechten die ingebracht zijn waardeloos zijn en dat F Ltd niet de zaak heeft ingevuld zoals aanvankelijk is voorgesteld. Vooraf is de zaak op een bepaalde manier door de Amerikanen voorgesteld en dat is door Nederlandse deskundigen bekeken. Als de gepresenteerde constructie juist was uitgevoerd dan wel die heel goed mogelijk volgens hen. Maar er is een onjuiste voorstelling van zaken gegeven omdat de rechten kennelijk niet de waarde hebben zoals door hen aangegeven, er van uitgaande dat de stukken die ik van u heb ontvangen juist zijn.
De verantwoordelijkheid ligt dan ook bij degenen die die verkeerde voorstelling van zaken hebben gegeven. Dat zijn in eerste instantie I, S en T. Ik ga er vanuit dat U te goeder trouw is, omdat hij ook een tussenpersoon is. Op uw vraag zou ik niet weten wie de bedenker van deze truc zou kunnen zijn; S heeft wel heel veel verstand van zaken op dit terrein.
(…..)
X was in eerste instantie slechts adviseur bij de aankoop van D Beheer B.V. en E.B.V.. Later, ik denk in 1994, heeft hij geprobeerd F Ltd als klant binnen te halen bij (…). Hij heeft daartoe vele contacten met I c.s. gehad.
X heeft bij de andere F-deals geen rol gespeeld. Mogelijk alleen nog bij P.Holdings B.V.. De beschuldiging van T aan het adres van X kan ik dan ook alleen plaatsen vanuit de vele contacten die X met I/F Ltd heeft gehad. X heeft destijds een grote rol gespeeld bij onze overgang van Bankiers naar ( ) en sindsdien bij de verwerving van zaken.
Y was een compaan van U. Ik denk dat ze gelijkwaardig waren. Via U heb ik Y leren kennen. Beiden zaten in F N en verdienden uit dien hoofde als brokers aan de F-deals. Y kent heel veel mensen in Londen. Ik heb U nog aan de telefoon gehad en hem medegedeeld dat wij door T genoemd zijn als aandeelhouders van F Ltd. Hij was daar net als ik zeer verbaasd over. Ik heb hem gebeld op zijn mobiele telefoon. Volgens mij woont hij nu in Monaco.
(…..)
Ik weet niet of de aanwezigen aandeelhouders van F Ltd waren of wat hun relatie overigens was. Enkelen van hen zijn door I, T of S aan mij voorgesteld als adviseurs van F Ltd."
Op 7 juli 2000 is L wederom gehoord door de Fiod. Tijdens dit verhoor heeft hij onder meer het volgende verklaard:
"[Op de vraag: welke rol heeft K B.V. gespeeld bij de verhandeling van AA Beheer BV?]
Ik heb daarin een bemiddelingsrol gespeeld. U had namens F Ltd aangegeven dat F nog wel meer van dergelijke vennootschappen wilde aankopen. Ik weet niet meer precies wanneer dat was of hoe hij mij dat vroeg. Het was na of tijdens het afsluiten van de transacties met D Beheer B.V. en E B.V..
[Op de vraag: weet u met welk doel F Ltd AA Beheer B.V. heeft aangekocht?]
Ja, om er bepaalde afschrijfbare rechten in onder te kunnen brengen. Dat zijn die computerrechten zoals ik in de van u ontvangen stukken heb kunnen lezen. Of ik destijds ook wist dat het om computerrechten of rechten in olie of gas ging, weet ik niet meer.
(…..)"
L heeft op 7 juli 2000 voorts verklaard dat hij ook bij de aankoop van BBb & Partners B.V. door F een bemiddelende rol heeft gepeeld.
Op 14 juli 2000 heeft L tegenover de Fiod onder andere het volgende verklaard:
"[Op de vraag: kunt u vertellen hoe de transactie inzake P Holdings B.V. tot stand is gekomen?]
Ik heb een bemiddelingsrol vervuld, het als bij de andere zaken. De vraag via U ten behoeve van de F-groep naar een dergelijke vennootschap lag er net als bij de andere zaken. U moet dat zien als een soort doorlopende vraag van de F-groep. U moet het niet zo zien dat er per week een vennootschap werd aangeboden. Als er zo twee keer per jaar een geschikte vennootschap werd aangeboden nam ik contact op met U.
X was er als fiscalist bij betrokken, ik denk als adviseur van (.)."
Belanghebbende is op 11 april 2000 voor de eerste maal als verdachte verhoord door de Fiod en heeft toen onder meer het volgende verklaard:
"Vanaf 1976 was een van mijn zakelijke cliënten de B-groep, een investeringsmaatschappij, die aanvankelijk in Amerika investeerde en later ook in Europa in venture capital belegde. In 1991 danwel 1992 had B-groep twee ondernemingen over. Dit waren D Beheer B.V. en E B.V. Er zat een hoog vermogen in deze ondernemingen, dat uitsluitend bestond uit een vordering op de aandeelhouder. Begin jaren 90 kwam B-groep in de problemen. Beleggers begonnen te klagen. Naar aanleiding van deze problemen is in 1994 de B-groep gesplitst.
(…..)
Op 1 juli 1994 ben ik uit de maatschap van (…..) getreden en heb nog twee jaar lang een adviseurscontract gehad met (…..).
(….)
E
In 1991, 1992 ben ik door (…) van B-groep om advies gevraagd met betrekking tot D Beheer B.V. en E B.V. Deze ondernemingen waren destijds aangekocht als investeringsmaatschappij, daarom zat er ook een hoog vermogen in. Ik heb toen geadviseerd met de inspecteur te gaan praten omtrent de rente-imputatie en te proberen te bewerkstelligen dat de rente naar de toestand van 1 januari 1992 in aftrek mocht worden gebracht bij de kopende partij. Ik weet niet meer of de leningen eerst renteloos waren. (…..)
Op het moment van de besprekingen, in juli of augustus 1992, was er nog geen serieuze koper voor de ondernemingen. De F Ltd mensen waren toen stellig nog niet in beeld. Na het sluiten van een ruling met inspecteur (…) dat rente-imputatie mocht plaatsvinden, ben ik de markt op gegaan voor een koper van de ondernemingen.
(…..)
De grootste onderneming, E B.V., zou eerst aan een aantal Zweden worden verkocht, maar we kregen een negatief advies van mijn eigen kantoor omdat de balans van de Zweden niet sterk genoeg was. Uiteindelijk zijn we uitgekomen bij H, een goede vriend van mij, bij de J-bank, die het interessant vond. (….)
De J-bank heeft de onderneming gekocht en vervolgens via bemiddeling van K B.V. weer doorverkocht aan F Ltd. We hadden een stallingspartij nodig, dat was de J-bank. (…..)
De reden dat de onderneming via de J-bank werd verkocht en niet rechtstreeks via de B-groep was omdat B-groep geen belastbare winst had en derhalve de rente niet kwijt kon. (…..) Naar mijn mening is de naam F Ltd pas in oktober-november 1992 voor het eerst naar voren gekomen. L van K B.V. is op een gegeven moment gekomen met F Ltd als mogelijke koper van E B.V.
(…..)
Met betrekking tot D Beheer B.V. en E B.V. heb ik niets van doen gehad met F Ltd. Ten aanzien van de fee voor de overdracht van D Beheer B.V. en E B.V. heb ik via {het voormalige kantoor} een rekening van volgens mij f.100.000,- aan K B.V. laten sturen, gedurende de jaren 1992 en 1993. In 1994 heb ik zelf via X Beheer BV een rekening van f.100.000,- aan K B.V. gezonden. Deze rekening mocht ik sturen omdat K B.V. ondernemingen had verkocht aan F Ltd. De rekening is niet gebaseerd geweest op uren. L is een persoon die vindt als hij ergens goed aan heeft verdiend in dit geval ikzelf er ook een stukje van mag hebben. L en ik hebben een heel goede band.
(…..)
Ik heb de mensen achter F Ltd ten tijde van de verkoop van D Beheer B.V. en E B.V. niet ontmoet. Ik heb wel hun namen gehoord. (…..) Pas in 1994 heb ik ze voor het eerst ontmoet.
[Op de vraag wie de eigenaren waren van F Ltd]
Ik neem aan I. Hij heeft zich aan mij gepresenteerd als grootaandeelhouder van I. Hij is een zware jongen uit de energieindustrie in Houston. Ik heb gehoord dat I heeft verteld dat hij achter zich een groep andere aandeelhouders heeft. Welke dat zijn weet ik niet. Zij wilden op de achtergrond blijven. De J-bank heeft ooit de lijst van aandeelhouders van F Ltd mogen inzien.
EE III was een van de directeuren van (….), die een letter of goodstanding heeft afgegeven over I of F Ltd. T was de rechterhand van I of de directeur vna een van de Kentucky kolenvennootschappen. (…..) Ook merk ik op dat de F-groep gerenommeerde adviseurs had wat heeft bijgedragen aan het positieve beeld dat ik van hen kreeg.
(…..)
Ik ben in 1994 door L en H uitgenodigd voor een lunch ter ere van de verkoop van de onderneming CC I B.V. of N N.V.. Ik had niets met deze transactie te maken maar omdat de daar aanwezige F-mensen mogelijk interessant waren voor (…) ben ik uitgenodigd. Ik heb toen I, S en EE III onmoet.
(…..)
[op de mededeling dat T heeft verklaard dat gehoorde een van de eigenaren van F Ltd. is. Gevraagd wordt om een reactie]
Nee, absoluut niet. Ik ben geen eigenaar van F. Ik heb van Y en U begrepen dat zij er ook niets mee te maken hebben. L is eveneens geen eigenaar van F, anders had ik dat wel van hem gehoord. Vermoedelijk heeft T onze namen genoemd om zichzelf en/of zijn principalen te redden. Ik vind dit heel erg. T heb ik voor het eerst ontmoet in februari 1996 tijdens een golfreis naar Mexico. T was toen reisleider. De reis is mij aangeboden door I. Het was althans een uitnodiging van I en ik heb er niet voor hoeven te betalen. Het gezelschap bestond uit T, S, I, Y, U, H en L en nog een zestal Amerikanen, de schoonvader van I, een bankier een onroerend goed investeerder en een golfprof, waarvan ik de namen niet meer weet.
In totaal betrof het ongeveer 20 mensen. Ik heb een tweede reis gemaakt in februari 1997 eveneens naar Mexico met dezelfde opzet als de eerste reis. Het gezelschap bestond op de schoonvader van I na, waar weer een ander voor in de plaats kwam, uit dezelfde mensen. De reizen waren puur ontspanning. Informeel werd er wel zakelijk gesproken tussen de deelnemers. De reden waarom ik werd uitgenodigd voor de reizen was dezelfde als waarvoor ik werd uitgenodigd tijdens de lunch na verkoop van CC I B.V. of N N.V.. Ik hoorde er gewoon bij. Als F-mensen in Nederland waren of als ik in Amerika was werd ik door hen uitgenodigd voor de lunch.
(…..)
[Gehoorde wordt medegedeeld dat H van de J-bank heeft verklaard dat hij tijdens een IFA-congres in Mexico in de periode 11 tot 15 oktober 1992, door L (namens K B.V.) en X (namens de B-groep) benaderd was om met de J- bank als tussenpartij op te treden Gevraagd of dit zo is gebeurd.]
Ik ben niet op het congres geweest, omdat mijn zoon toen zwaar ziek was. Ik heb van L of H vernomen dat er over gesproken is dat J-bank als tussenpartij zou kunnen gaan optreden. Er zal toen ongetwijfeld gesproken zijn over het absorberen van rente. L zal ongetwijfeld met H hebben afgesproken dat hij een declaratie mocht indienen omdat er door J-bank behoorlijk op de transactie zou worden verdiend. Ik weet het echter niet zeker, maar dergelijke afspraken zijn heel gebruikelijk. Ik kan mij herinneren dat H mij heeft verteld dat hij met een glas bier in de hand op het strand met L heeft gesproken over de transactie D Beheer B.V. en E B.V.
(…..)
Van D Beheer B.V. weet ik niets. Ten aanzien van E B.V. heb ik van de kopende partij gehoord dat kolenrechten en/of computerrechten met betrekking tot software zouden worden ingebracht. Ook heb ik iets gehoord van olierechten. Kartonapplicatie zegt mij helemaal niets. (…..) De rechten waren niet mijn belang, ik heb er alleen bijgezeten als geïnteresseerd toehoorder. Vergelijkbaar met de vervangingsreserve was het de bedoeling door het inbrengen van allerlei rechten de vennootschapsbelasting uit te stellen."
Op 12 april 2000 heeft belanghebbende tegenover Fiodambtenaren onder andere als volgt verklaard:
"[Op de vraag hoe de verkoopprijs van D Beheer B.V. en E B.V. tot stand is gekomen]
Ik heb er mee van doen gehad. Het is een optelsom van aanschafprijs, renteverlies en de fees en we kwamen zo op ongeveer f.1.000.000,-. Ik had een zware stem in het bepalen van de verkoopprijs omdat men binnen B-groep al dit soort dingen aan mij over liet. Het uitgangspunt van B-groep was dat de verkoop zo veel mogelijk kostendekkend moest zijn. Ik het niet de opdracht tot de hoogste prijs te komen, omdat het geen core-business van de B-groep was.
Ik mocht vanaf 1992 ieder jaar een declaratie bij K B.V. indienen. De laatste transactie wa met betrekking tot CC II B.V..
Mij is met betrekking tot de verkoop van beide ondernemingen nooit iets gevraagd met betrekking tot de vaststelling en toekenning van fees aan derden. B-groepzelf heeft geen fees uitbetaald. Misschien heeft K B.V. een declaratie mogen indienen bij B-groep, ik weet dit echter niet zeker.
Ik kon uit bepaalde dingen afleiden dat F Ltd fees heeft uitbetaald. Ik wil hier niet concreter in zijn. Het enige wat ik hierover nog wil zeggen is dat ik wel namen heb gehoord en dat het om buitenlanders ging.
(…..)
CC B.V. was eigenlijk een interne J-bank-aangelegenheid. N N.V.. een vennootschap van J-bank met een f.(….) aan eigen vermogen waarover kapitaalsbelasting is betaald. Het zou eigenlijk een investeringsfonds worden met ingenieuze fiscale mogelijkheden. Echter Ministerie van Financiën heeft haar toestemming geweigerd, waardoor het niet door ging.
H heeft met de inspecteur der Registratie en Successie een afspraak gemaakt dat N N.V. 9 of 10 dochters mocht baren. Daar komt het woord CC ook vandaan. De verkoopprijs van deze dochtervennootschappen zou het verlies aan kapitaalsbelasting nagenoeg geheel compenseren. (….) Een van de CC-vennootschappen is aan F Ltd verkocht. N N.V. heeft een CC in 1995 gebaard die op haar beurt weer een dochter heeft gebaard in 1996, CC-II genaamd. CC-II is door de J-bank ook aan de F-groep verkocht. Dit hele verhaal over N N.V. en de CC-vennootschappen heb ik gehoord van H en een van mijn collega's bij (..) die deze N-constructie heeft begeleid.
De verkopen aan F Ltd liepen altijd via K B.V. omdat de J-bank geen directe zakenrelatie met F Ltd had.
(…..) Feitelijk heb ik geen bemoeienissen gehad met N N.V.en CC II.
Op 14 april 2000 heeft belanghebbende onder meer als volgt verklaard tegenover Fiodambtenaren:
"P Holdings B.V. was een cliënt van (…). De aandeelhouder van P Holdings B.V. was volgens mij een Antilliaanse vennootschap met als directeur en mogelijk aandeelhouder , een trustkantoor. P Holdings B.V. is eerst verkocht aan de J-bank en vervolgens doorverkocht aan F Ltd. Omdat K B.V. bij iedere deal met F als intermediair is opgetreden moet de heer L ook in dit geval betrokken zijn geweest. (…..) Ik maakte deel uit van degenen die de eerste deal met F Ltd hadden gedaan, dus samen met H en andere functionarissen van de J-bank en L van K B.V.. Mijn eigen betrokkenheid kan ik omschrijven als het meedenken omtrent de fiscale haalbaarheid van de deal voor de J-bank en de F-groep.
Ik was niet de adviseur van de J-bank noch van de F-groep. Ik heb beoordeeld of P Holdings B.V. een fiscaal interessant verleden heeft. Ik kende de vennootschap (…..).
Ik was er bij omdat ik wist dat ik een interessante fee zou krijgen. Ik mocht jaarlijks een bedrag bij K B.V. declareren. Achteraf gezien is dit jaarlijks f.100.000,- geweest. (…..) Ik merk op dat bij de eerste deal met F Ltd, de verkoop van D Beheer B.V. en E B.V., veel werkzaamheden door mij zijn verricht en dat ik ook bij P Holdings B.V. de nodige uren heb besteed. Denk hierbij aan zo'n 40 uur.
Bij latere transacties heb ik weinig uren gemaakt, doch met toestemming van L en zoals ik bij mijn eerste verhoor al heb verklaard mocht ik toch declareren. (…..)
De naam AA Beheer heb ik voor het eerst gehoord tijdens een belastingcontrole in 1997 inzake F Ltd van L. Ik heb er in het geheel niets mee van doen gehad. Hetzelfde geldt voor BB & Partners.
N N.V. was een cliënt van (…). Hierdoor is het mogelijk dat ik er vanuit {mijn oude kantoor} nog zijdelings bij betrokken ben geweest. N N.V. was een vennootschap van de J-bank en is ook met bemiddeling van L aan F Ltd verkocht.
F Ltd wilde met een van de Nederlandse vennootschappen in Dublin in 1996 naar de beurs. Er is toen een prospectus opgesteld en is er door een Amerikaans taxatiebureau een omvangrijk waarderingsraport opgemaakt omtrent de inbreng van de kolen- en gasrechten in Kentucky en Mexico. (….)
S had mij in eind 1995 begin 1996 gevraagd naar de beursgang te kijken. Ik denk dat er tijdens de eerste golfreis al met hem over is gesproken. (…..) Volgens mij heeft de beursgang plaatsgevonden maar zijn de aandelen nooit verhandeld. Mijn werkzaamheden ten aanzien van de beursgang heb ik niet bij S of F Ltd in rekening gebracht. Ik was aandeelhouder van A en het binnenhalen van relaties was daarvoor heel belangrijk.
(…..)
De reizen naar het buitenland waren niet altijd op uitnodiging van F Ltd. Ook spontaan tijdens bijvoorbeeld een tussenlanding heb ik contact gehad met hoofdzakelijk I en soms S. Voor ontmoetingen ben ik naar Houston geweest waar I woonde en S zijn kantoor heeft. Dit was twee maal tijdens de Mexico-reizen begin 1996 en 1997, omdat die reizen begonnen en eindigden in Houston. (…..)
In Fort Lauderdale heb ik ook met I en onze echtgenoten een privé ontmoeting gehad. (…..)
Naar mijn beleving was I de grote aandeelhouder achter F Ltd. Op de lijst (…); op die wijze heb ik van de lijst gehoord. Ik weet niet of er personen van andere nationaliteiten op de lijst staan. Ik heb er nooit van gehoord dat op de lijst naast de aandeelhouders ook gevolmachtigden of dergelijke vermeld hebben gestaan. Er zijn mij geen andere namen van personen of bedrijven achter F Ltd bekend dan de naam I. Ik heb er nooit van gehoord dat op deze lijst een Nederlandse naam voorkomt."
Op 13 juli 2000 is belanghebbende wederom verhoord door Fiodambtenaren en heeft toen onder andere als volgt verklaard:
"[nadat hem was getoond een pagina uit een zwart adresboekje welke bij de doorzoeking op 11 april in beslag is genomen {Hof: op de pagina is vermeld Mobile Sarah met daarachter 2 telefoonnummers en voorts: HH Trust Cy (Int) Ltd, HH House (…..) Guernsey, Channel Islands met telefoon- en faxnummer alsmede de namen Neal M en Philip B}]
Ja dit is de HH Trust die ik bedoel. HH bestaat nu niet meer, zij is overgenomen door een ander trustkantoor. Sarah was een medewerkster van HH. De andere namen die u leest zijn van medewerkers van HH, die zijn allemaal weg inmiddels: David is een soort contact persoon, hij was de eerste contact persoon bij HH in die tijd. Met David heb ik nog steeds zakelijke contacten. Allemaal voor cliënten. Jacky is ook een aanspreekpunt voor mij bij HH, ook zij is vertrokken. Beide zijn nu werkzaam bij II Trust, die ook in mijn agenda zult aantreffen.
Ik had namens cliënten zaken ondergebracht bij HH welke gedeeltelijk zijn overgegaan naar II Trust.
Recapitulerend behartigde Jacky en David zaken voor cliënten van mij, deze zaken zijn
later overgenomen door II Trust. Ik behartig de belangen voor die cliënten."
Op 14 juli 2000 heeft belanghebbende onder meer het volgende verklaard tegenover Fiod-
ambtenaren:
"[nadat hem een bladzijde met handgeschreven aantekeningen met de koptekst "B-groep Tree IB '92/93" is
getoond met daaronder: B-groep heeft als 1ste betaling overgemaakt aan JJ Trust: $ 405.000. JJ Trust heeft
vervolgens % 406.067,22 doorbetaald aan J-bank te uu. Deze $1.067,22 betreft rente!. Op de vraag of het
hiervoor genoten geld gedeeltelijk via de bankrekening van JJ Trust bij HH is gelopen:]
Ja dit herken ik, het gehele bedrag ad $ 1,6 miljoen is in circa 4 termijnen betaald aan HH, op naam van
JJ. JJ is een tussenrekening bij HH. In die tijd was ik commanditair vennoot in Nederlandse
Onroerend goed CV's (…). Ik leefde in de comfortabele gedachte dat ik niet
aangesproken kon worden als commanditaire vennoot, maar dat bleek in die tijd anders te zijn. Om aan
eventuele aansprakelijkheid te ontkomen heb ik de aan mij toebehorende aandelen in Tree gestald in
JJ. Waardoor ook de na verkoop van de aandelen Tree aan mij toekomende gelden hieruit via
JJ binnenkwamen en werden doorgeboekt naar mijn J-bankrekening in uu. Ik heb JJ
gebruikt om mijn belang in Tree onder te brengen, vanwege mogelijke aansprakelijkheid uit hoofde van
mijn hiervoor beschreven CV.
U vraagt mij of JJ op dat moment X was. Nee, dat moet u anders zien. HH was de
trustee, daaronder bestond een "nominee account" genaamd JJ. Ik schrijf in mijn stukken over een trust,
maar JJ was een trust vorm, die is gebruikt als een nominee account. Je moet JJ als een goedkoop
alternatief voor een Trust zien. Daar kunnen meerdere personen en vennootschappen gebruik van maken. Ik
zal een nominee overeenkomst gesloten hebben met HH terzake. Maar u begrijpt dat ik een dergelijke
overeenkomst niet thuis wil hebben voor het geval de curator langs komt, en ik op die wijze toch te linken
zou zijn aan het belang in Tree. Ik neem aan dat als ik een overeenkomst heb afgesloten met HH deze
overeenkomst bij de trustee wordt bewaard. Ik heb het in ieder geval niet zelf bewaard.
Ik begrijp dat u een combinatie maakt tussen JJ en X. Je moet JJ zien als een
rekening die onder HH hangt waar naar mijn mening meerdere personen en vennootschappen gebruik van
kunnen maken. Je kunt zeggen dat de nominee account JJ voor mij de aandelen Tree hield.
[nadat hem was getoond: een dagafschrift terzake van de dollarrekening 00.00.00.000 ten name van M NV, waarop te lezen met valutadatum 22 december 1995 een overboeking naar HH.
Op de bijgehorende creditnota is als omschrijving vermeld: "HH TST RE JJ en hem gevraagd om
commentaar]
Dit is geld dat kennelijk betrekking heeft op een M-transactie maar hier heb ik geen verklaring voor. U zegt mij dat u JJ aan mijn naam koppelt en nu ziet u een overboeking van F Ltd geld naar een rekening genaamd JJ bij HH. Ik begrijp waar de vraagstelling over gaat. De F-groep gebruikt echter zoveel trusts. Het is puur toevallig dat F Ltd kennelijk gebruik heeft gemaakt van dezelfde tussen-rekening JJ. Ik weet hier in ieder geval niets van af, het geld was zeker niet voor mij bestemd. Ik heb hier geen andere verklaring voor. U constateert dat er een connectie is tussen X en JJ. Ik begrijp dat maar ik heb er geen enkele verklaring voor.
[nadat hem was getoond een faxbericht gericht aan X gedateerd 21 april 1999 waarin onder meer te lezen over de overdracht van de boeken van JJ, KK en LL van HH aan II Trust en hem gevraagd om commentaar]
Ik ken deze fax, deze fax is naar mij gestuurd omdat ik de contactpersoon ben voor LL. KK is ook zo'n tussenvennootschap als JJ. Allereerst maar weer JJ: ik kan daar over verklaren dat ik ingelicht wordt als zijnde adviseur van LL. Er staat hier "books", maar ik neem aan dat ze bedoelen de documenten die op de transacties betrekking hebben. De assets van JJ die betrekking hebben op de specifieke cliënt, die achter LL zit, wordt overgedragen aan LL. In JJ zaten dus assets van de huidige beneficial owner van LL. Voor KK geldt precies hetzelfde. Ik ben dat niet. Ik wil ook niet zeggen wie de beneficial owner is, ik ben niet bevoegd daar enige mededeling over te doen.
Op 11 april 2000 is door Fiodambtenaren als verdachte gehoord H. Hij verklaarde onder meer het volgende:
"Mijn huidige functie is (…). Daarvoor ben ik bijna 12 jaar (…) geweest bij de J-bank.
(…..)
G B.V. was een dochteronderneming van de J-bank. Ik ben daarvoor als een van de directeur aangesteld, maar dit was slechts een functie in naam. Het ging er om dat ik, samen met de andere directeuren, stukken van G B.V. ondertekende. Ik heb binnen G B.V. nooit beleidsmatige taken uitgevoerd. De activiteiten van G B.V. bestonden voornamelijk uit het stallen van vennootschappen voor kortere of langere tijd. (….) Meestal betrof dit lege vennootschappen die aangekocht werden van derden. Met leeg bedoel ik dat er geen activiteiten meer plaats vonden, maar wel kan er bijvoorbeeld wel een vordering op de moeder-maatschappij aanwezig zijn. (…..) Aan- en verkopen werden altijd gedaan in overleg met mijn bazen. Ik was daar niet alleen bevoegd voor.
(…..)
[op de vraag: kunt u vertellen wat uw kennis is van F Ltd ?)
Ik zei u zojuist ook al dat dit allemaal vast ligt. Uw collega (…) van de belastingdienst heb ik hier al uitgebreid over verteld. Desondanks kan ik u mededelen dat F Ltd mij voor het eerst bekend werd toen de vennoot-schappen D Beheer B.V. en E B.V. (hierna af te korten als E) in de verkoop waren bij B-group of Companies, hierna B-groep. Als ik me goed herinner speelde het probleem dat deze vennootschappen niet gevoegd waren. Daarmee bedoel ik dat ze geen onderdeel uitmaakten van de fiscale eenheid van B-groep. Er speelde een ruling met de inspecteur Vennootschapsbelasting te aaa. Dat ging over het feit dat de vordering op de moedermaatschappij niet rentedragend was. Ik meen dat er in die tijd, we spreken over eind 1992, een tweetal potentiële kopers waren. Een Zweedse onderneming (…) en F Ltd.
Uiteindelijk is dat F Ltd geworden. L is in contact gekomen met F Ltd, welke onderneming op zoek was naar vennootschappen met winstpotentieel. Via anderen had L weer te horen gekregen dat B-groep de vennoot-schappen D Beheer B.V. en E B.V. te koop had. L heeft toen met mij contact opgenomen en zei mij dat hij een koper had voor D Beheer B.V. en E B.V.. Dat werd dus uiteindelijk F Ltd. Maar F Ltd kon niet direct van B-groep kopen, omdat de vordering op de moedermaatschappij niet rentedragend was. Deze vordering moest eerst rentedragend gemaakt worden.
L heeft toen aan mij gevraagd of wij daar als J-bank een rol in konden spelen. (…..) L heeft tegen mij gezegd dat F Ltd D Beheer B.V. en E B.V. wilde aankopen om daar afschrijfbare assets in te brengen. Volgens L zou het gaan om investeringen in de energiesfeer. (…..)
U vraagt mij wie F Ltd is. Dat vraag ik mij nog steeds af. Ik heb pas voor het eerst de mensen achter F Ltd ontmoet op de overdrachtsdatum van J-bank naar F Ltd, eind 1992. Dat was een hele groep mensen. Hier was onder meer de heer I bij. Verder was er een Zweed bij. U noemt mij de naam U, dat is goed mogelijk. Verder was er een Engelsman. U vraagt mij of dat Y geweest kan zijn. Dat zou zijn naam geweest kunnen zijn. In welke hoedanigheid deze mensen aanwezig waren is mij niet bekend. Normaal zou je zeggen dat ik me daar in mijn hoedanigheid in zou verdiepen. Dat is ook zo, maar omdat in dit geval de Zweedse kandidaat was afgewezen ben ik ervan uitgegaan dat er bewust en gegrond gekozen is voor F Ltd. Daarbij komt nog het feit dat ik L en X als referentie had en daarom vond ik het niet nodig om mezelf hierop nog diep te informeren. Van L en X wist ik dat F Ltd geen beursgenoteerde vennootschap was en dat het een grote investeerdersgroep was voor natuurlijke personen en institutionele beleggers.
(…..)
De winstpotentie van de vennootschappen D Beheer B.V. en E B.V. bestond uit de renteïmputatie. (….) Door de imputatie met ingang van 1 januari plaats te laten vonden ontstond er een aanzienlijk bedrag aan enerzijds winst en anderzijds aan af te dragen VpB. Hierop is de wet van de communicerende vaten van toepassing, waarmee ik wil zeggen dat aan de ene kant de moeder wel de rente aftrok, maar dat werd aan de andere kant door de dochter weer opgegeven. Per saldo dus nihil. Over de ontvangen winst was door de dochter VpB verschuldigd. De bedoeling van F Ltd was om deze acute VpB plicht om te zetten in een latente VpB plicht middels de afschrijving op de in te brengen energierechten.
(…..)
Voor zover ik mij kan herinneren is er met betrekking tot de transactie D Beheer B.V. en E B.V. gewoon een rond bedrag overeengekomen als bemiddelingsfee voor de bank. Dit bedrag werd toegezegd door de kopende partij, vertegenwoordigd door L, bovenop de upcount welke de bank bij aankoop aan B-groep verschuldigd was.
(…..) Netto zou de J-bank er dacht ik een miljoen aan overhouden. De verkoopprijs kon ik niet zelf bepalen. Deze prijs is uiteindelijk bepaald door de prijs die B-groep voor de vennootschappen wilde hebben. Ik had niet de minste aanleiding om aan de garantie van L te twijfelen."
Op 12 april 2000 heeft H onder meer het volgende verklaard tegenover Fiodambtenaren:
"[op de vraag: waar heeft F Ltd de vrijgekomen liquide middelen in D Beheer B.V. en E B.V. voor aangewend?]
Ik weet niet waar F Ltd deze middelen voor heeft aangewend. Ik heb na de transactie nooit meer een balans van de vennootschappen D Beheer B.V. en E B.V. gezien. Of de voorgenomen inbreng van de rechten daadwerkelijk geëffectueerd is weet ik niet. Ik heb daar geen zicht op. Later, in 1993, heb ik gehoord, vermoedelijk van L, dat D Beheer B.V. of E B.V. verkocht zou zijn, maar ik weet niet of dat met of zonder rechten is geweest.
Ik heb gehoord dat het de bedoeling was dat er kolenrechten in zouden worden gebracht. Ik heb dat denk ik gehoord van I, maar zeker weet ik dat niet meer. (….) Het ging dacht ik om tonnen kolen. (….) Ik weet ook niet voor welke bedragen F Ltd deze rechten heeft aangeschaft. (…..)
U vraagt mij of ik weet dat het nooit de bedoeling is geweest dat F Ltd de energierechten exploitabel zou maken en dat de looptijd van de rechten dusdanig kort was dat het op voorhand al duidelijk was dat de rechten nooit winstgevend zouden gaan worden. Ik kan u daarop antwoorden dat ik hiervan niets heb geweten. (…..) Als de facto vast staat dat het nooit de bedoeling is geweest om deze rechten te gaan exploiteren dat vind ik dat hier sprake is van fraude.
(…..)
Na de telefonische waarschuwing van {de inspecteur} heb ik naar ik meen S gebeld om te zeggen dat de Nederlandse Belastingdienst vragen heeft gesteld. Naar aanleiding van dit telefoontje zijn I en S naar Nederland gekomen. S is naar mijn mening de fiscaal adviseur van F Ltd in de Verenigde Staten. Ik heb I toen gezegd dat hij de volledige informatie over de F-vennootschappen aan de belastingdienst moest overleggen. (…..)
Het bezoek van I had ook een zakelijke kant. Er was namelijk op dat moment weer een nieuwe transactie tussen de J-bank en F Ltd in voorbereiding. Ik heb toen tegen I gezegd dat J-bank geen zaken meer met hem zou doen totdat hij een "schoongrondverklaring" had gekregen van de Nederlandse Belastingdienst. (….) Deze verklaring heeft I mij daarna nooit overgelegd en dientengevolge is de zakelijke bank tussen de J-bank en F Ltd verbroken en is de voorgenomen transactie tussen J-bank en F Ltd niet doorgegaan.
[op de vraag welke partijen er bij de transactie met betrekking tot D Beheer B.V. en E B.V. betrokken zijn geweest:]
Dat zijn geweest X als adviseur van B-groep. Ik heb met L gesproken, als zijnde de vertegenwoordiger van K B.V.. Hij heeft deze transactie bij mij aangedragen. (….) Bij de verkoop waren aanwezig de Brit, Y en de Zweed, U, waarover ik u gisteren verklaarde. Verder was I aanwezig en ik denk ook dat de advocaat van F Ltd, S er bij was. Verder was er een EE III bij, werkende voor of . (…..)
L heeft mij voor de transactie heel duidelijk gezegd dat de upcount die hij van J-bank zou krijgen niet alleen voor hem bestemd was. Er waren nog meer partijen betrokken bij de aanbreng van F Ltd als aankopende partij. De fee die de bank voorafgaand aan de hele transactie gestort kreeg van F Ltd, heeft de bank als zodanig doorbetaald aan K B.V. dat er bij de J-bank een miljoen gulden zou blijven hangen.
Wie de partijen waren aan wie L weer moest doorbetalen is mij niet bekend. Verder kreeg B-groep een upcount doorbetaald uit het bedrag dat F Ltd had gestort. (….)
Ik heb wel aan de bank gemeld dat er in mijn ogen een extreem hoge fee werd betaald aan K B.V.en dat L mij heeft gezegd dat er meerdere partijen betrokken waren bij de aanbreng van F Ltd, welke hiervoor uit deze fee ook een deel zouden krijgen. Ik heb dit gemeld, omdat ik hier later geen vervelende vragen over wilde krijgen. Overigens heeft K B.V. haar fee aan de J-bank gefaktureerd.
{FF} is volgens mij de naam van een Trustmaatschappij die mogelijk eerder in contact met F Ltd is gekomen dat K B.V..L is dus in mijn optiek via FF in contact gekomen met F Ltd. Ik ken geen namen achter FF.
[op de vraag: wie zijn de directeuren/eigenaren/vertegenwoordigers van F Ltd:]
Sinds 1996 moeten dit soort transacties worden goedgekeurd door (…) van de J-bank. Op de dag dat deze (…) bij elkaar zou komen zou ik niet aanwezig zijn op kantoor. Ik heb daarom een voorbespreking gehouden met (….), lid van de raad van bestuur. {Hij} heeft mij voorafgaand aan die bespreking gevraagd om een lijst met eigenaren/aandeelhouders van F Ltd. Ik heb deze vraag toen doorgespeeld aan L. Vervolgens kwam er een lijst per fax of per brief vanuit Amerika bij de J-bank binnen, rechtstreeks bij mij of bij de afdeling (…). Ik weet nog dat daar in ieder geval de naam I op voor kwam en ene …. U noemt mij de naam T. Dat klopt. In de begeleidende brief heeft men mij verzocht om deze lijst niet in het dossier te deponeren. Het kan ook zijn dat L mij gebeld heeft met de mededeling dat dit de voorwaarde was om deze lijst aan mij te versturen. (…..) Daarna heb ik het lijstje in de prullenbak gedaan. Later is mij bekend geworden dat er op de afdeling (…) nog een kopie van deze lijst aanwezig was. (…..) U vraagt mij of L op deze lijst stond. Dat was absoluut niet het geval. Datzelfde geldt voor X. Er stonden, aan de namen te zien, alleen Amerikanen op. U vraagt mij of Y of U erop stonden. Dat weet ik niet zeker, maar ik vermoed van niet."
Op 13 april 2000 heeft H tegenover Fiodambtenaren onder andere het volgende verklaard:
[op de vraag of ik kennis heb van een intern onderzoek door de afdeling (…) van de J-bank in 1995 betreffende de F-transacties]
Ja, ik weet van een dergelijk onderzoek af. Dat dit onderzoek is gebeurd heb ik later gehoord in de zomer van 1997. Ik hoorde dit vermoedelijk van (…) de externe accountant van (…).
Ik schrok toen wel heel erg van dit bericht maar ik heb nooit navraag gedaan naar wat er daadwerkelijk onderzocht is. (…) heeft mij dit ook nooit gerapporteerd. Ik ben er van uit gegaan dat er niets uit het onderzoek gekomen is, anders had men mij dat wel verteld. De bank heeft verder niets gedaan om de transacties met F Ltd in 1995 en 1996 te voorkomen.
Ik weet überhaupt niets van gelden van F Ltd transacties welke weggesluisd zouden zijn. Ik heb persoonlijk nooit iets verdiend aan deze transacies.
(…..)
Ik heb heus wel eens grote bedragen aan contant geld opgenomen van mijn rekening bij de J-bank, nummer ….. Dat doe ik dan om (…)."
H is op 16 mei 2000 wederom verhoord door Fiodambtenaren een heeft toen onder meer als volgt verklaard:
"Ik heb voor de bank vennootschappen (tientallen van 1987 tot en met 1998) verkocht waaraan de Bank provisie heeft verdiend. Waaronder 6 vennootschappen aan de F-organisatie. Als ik had geweten dat de latente belastingverplichting in de F-vennootschappen "verkwanseld" werden had ik acuut op de rem getrapt, hetgeen nu gebeurd is op 1 juli 1997 naar aanleiding van de brief van de inspecteur (…).
(…..)
Ik heb op geen enkele wijze een vergoeding van of via F Ltd dan wel de M-vennootschappen ontvangen."
Op 17 mei 2000 heeft H tegenover Fiodambtenaren onder andere als volgt verklaard:
"Ik wil allereerst terugkomen op wat u mij getoond hebt in mijn agenda's betreffende het telefoonnummer van de Luxemburgse bank. Dat betreft inderdaad de (…), te Luxemburg stad. Ikzelf ben formeel eigenaar van de bankrekening welke bij die bank gehouden wordt. Een zeer goede vriend van mij is de economisch eigenaar van deze rekening. Ik wil u de naam van die vriend wel geven maar dat doe ik pas na het komende weekend omdat ik eerst met hem over deze situatie wil spreken. De betrokken persoon woont overigens niet in Nederland, hij heeft wel de Nederlandse nationaliteit. Ik zal alles over hem onthullen nadat ik hem heb gesproken. Het saldo op dit moment op deze Luxemburgse rekening is iets onder het half miljoen gulden (waarde in Nederlandse guldens). Ik dacht dat deze rekening in 1995 is geopend door mij gezamenlijk met die kennis. De rekening is zijn bezit. Ik heb wel een VISA kaart welke gekoppeld is aan deze rekening, die kaart staat op mijn naam. Mijn vrouw had ook een kaart gekoppeld aan deze rekening maar zij is die kaart kwijtgeraakt. Andere familieleden van mij hebben geen kaart voor deze rekening. (…..) Het enige waar ik deze rekening voor heb gebruikt zijn consumptieve uitgaven voor mijzelf. (…..) Ik heb zelf nooit geld op deze rekening gestort, hoeveel ik eraf heb gehaald weet ik ook niet. Mijn vriend houdt bij wat ik hem schuldig ben.
(…..)
Op 22 mei 2000 heeft H nog verklaard:
"Dinsdag jongstleden zijn nog twee zaken aan de orde geweest war ik niet op wilde antwoorden, omdat ik toestemming en medewerking van derden nodig had. (…..)
Het tweede punt betrof de bankrekening in Luxemburg. Daar kon ik dinsdagavond nog geen overleg over voeren. Reden waarom ik daar woensdag verder niet over kon verklaren. Woensdag ging ik ervan uit dat ik toestemming en medewerking hiervoor zou krijgen. Inmiddels is gebleken dat ik de verwachte toestemming en medewerkng niet zal verkrijgen. Reden waarom ik op dit punt ook niet verder zal verklaren."
Op 17 juli 2001 is door Fiodambtenaren Y als verdachte gehoord. Hij verklaarde onder andere het volgende:
"Ik ben geen economisch eigenaar [Hof: van F Ltd]. F Ltd betaalde mij commissie. Dat waren geldbedragen. Over hoeveel ik zou krijgen heb ik een overeenkomst gesloten met I. Als er een F-transactie werd afgesloten in Nederland kreeg ik een deel van de opbrengsten van die transactie, een commissie. Die kreeg ik omdat ik wat contacten had gelegd in de begintijd van de F-transacties in Nederland. Ik was blij met wat ik kreeg. Het was niet een percentage van de winst van de transactie. Ik werd betaald door F Ltd, door I. Ik stuurde geen facturen, ik kreeg geen cheques. Ik weet niet waar het geld vandaan kwam.
Het geld kreeg ik betaald op mij privé trustrekening in Nassau. Die trustrekening in Nassau heb ik nog steeds. De naam van die trustrekening ga ik u niet vertellen, want die is geheim. Daarom hebben mensen een trustrekening.
(…..) Ik geloof dat ik tussen de 1 of 2 miljoen dollar heb ontvangen van de F-transacties in Nederland.
U vertelt mij dat U 3% heeft ontvangen van iedere F-transactie in Nederland. U ontvangt meer dan ik, omdat hij belangrijker was in de organisatie.
(…..)
Toen kwam ik U weer tegen. U zei tegen mij dat de onroerende goed markt in Europa springlevend was. Ik ben met U naar Zweden geweest. Daar waren mooie vastgoedtransacties, maar ik had geen geld. Ik moest op zoek naar financiering. Toen heb ik met I gesproken. Het vroeg hoe het met mij ging. Ik ben met U naar yy geweest om wat vastgoedtransacties te bekijken. In yy ben ik voorgesteld aan X. Ik weet zeker dat dit vóór de F-ansacties is geweest, het zou eind 1991, begin 1992 kunnen zijn geweest. X bezorgde mij mogelijke projecten, maar ik had het geld niet.
U werkte toen al in Europa. U kende X eerder dan ik. U heeft mij aan X voorgesteld. X was eigen baas.
(……)
Wat F Ltd betreft heb ik in hoofdzaak I en S ontmoet. De transacties zouden volgens mij niet hebben kunnen plaatsvinden zonder S. S was het brein van de F-organisatie. S was een belastingexpert en hij wist van die kolen. I organiseerde dingen.
(…..)
Ik heb L ontmoet. L deed de documentatie inzake de F-transacties. L stelde de contracten op en dat soort dingen. Waren de transacties eenmaal opgezet, dan was ik overbodig. Dan was er voor mij verder niets te doen. Mijn werk was eigenlijk klaar toen ik de betrokken mensen van F Ltd had geïntroduceerd bij de Nederlandse jongens.
X was min of meer de contactpersoon van de J-bank. X was beter bevriend met H van de J-bank dan wie dan ook. X had veel contacten in Nederland. X was er vanaf het begin bij. Dus in 1992, met de D.Beheer B.V. en E B.V. transactie, was X er al bij.
(…..)
Ik heb al verteld hoe ik I heb ontmoet. I is attorney in fact. Wat dat betekent weet ik niet. I was een beheerder voor F Ltd.
(…..)
U vertelt mij dat EE III u heeft verteld dat er na iedere transactie "geld werd verdiend". Ik denk dat dat zo is, het geld ging naar F Ltd. I heeft tegen mij gezegd dat hij miljoenen dollars investeerde in de activa van F Ltd, de kolen. Daar was het F- geld voor, zoals hij het mij vertelde. Ik weet niet wat I kreeg.
Daarnaast weet ik dat een aantal betrokken persnen een honorarium kregen voor hun rol in de F-organisatie. Ik kreeg in ieder geval een honorarium, zoals ik eerder heb gezegd
[Op de vraag: weet u wie de economische eigenaren van F Ltd zijn, of weet u wie een deel van de winst van de F-transacties ontvingen? U wordt genoemd als een van de economische eigenaren van F Ltd, die een deel van de winst over een transactie kreeg - is dat juist? Hem D/257A getoond, een memo van W.]
Het is inderdaad zo dat enkele van de mensen die worden genoemd in het stuk van W enig geld hebben gekregen voor de F-transacties. Ik doel op I, T, U, Y, L en X.
(…..)
[Op de vraag: kunt u mensen van de F-organisatie noemen, in volgorde van belangrijkheid en hun rol binnen de organisatie beschrijven?]
S en X waren het brein van de organisatie, dus het is juist dat u hen boven aan uw stroomdiagram hebt gezet. I is er voor het werk en de organisatie in F Ltd. Links heeft u EE III en T neergezet voor de Amerikaanse kant en rechts de Nederlanders H en L. Ik denk dat L en H instructies kregen van X. In het midden hebt u U en Y gezet.
Onze rol was mensen aan elkaar voorstellen en U regelde de financiering van de transacties. Ik geloof dat de mensen op de juiste positie/plaats zijn neergezet. Het komt overeen met de rol van de mensen zoals ik die heb beschreven.
(…..)
[Op de vraag: hoeveel heeft u ontvangen in verband met de D Beheer B.V. en E B.V. transactie? Heeft u dit privé gekregen en/of middels een firma?]
Ik heb privé een vergoeding gekregen, maar ik weet eerlijk niet hoeveel. Ik zal het nakijken en het met mijn advocaat bespreken.
(…..)
F Ltd was op zoek naar firma's met een grote winst. Wiens idee dat was weet ik niet. Maar ik neem aan dat het een plan was van S, I en X, de drie hoofdpersonen in de F-organisatie. Ik heb nooit een businessplan van F Ltd gezien. (….. ) Het enige dat ik heb gezien, in het bijzonder van de kolen waren de cijfers. Ik weet van de olie-leases en de brochures van de kartonapplicatie heb ik gezien. I vertelde mij dat deze constructies zouden worden gebruikt om de winst bij de M- firma's te verkleinen."
Op 13 april 2000 is door Fiodambtenaren als getuige gehoord W; hij verklaarde onder meer het volgende:
"[na voorlezing van punten 11, 12 en 20 van bijlage D/215]
Ik ben daar op die bijeenkomst van 26 februari 1999 geweest. Ik heb voor die tijd bij I aangedrongen op openheid wie nu de werkelijke eigenaren van F Ltd waren. Ik kreeg toen te horen dat dit W W Trust was. Logischerwijs zitten achter een Trust één of meer natuurlijke personen.
Ik heb toen gezegd dat ik wilde weten wie dat waren. De reden hiervoor was simpel. In mijn ogen waren de rechten en afschrijvingen op die rechten wellicht overstated maar ik was de mening toegedaan dat de zaak in zijn geheel nog te redden was.
(…..)
Vervolgens heb ik een lijst in mogen zien bij mr (…) van kantoor (…). Daarop kwamen namen van Nederlanders voor.
[na voorlezing van de verklaring van T waar hij verklaart over de beneficial owners van F Ltd en in antwoord op de vraag of deze namen bekend zijn]
Dat zijn dezelfde namen die in de brief stonden die ik bij mr (…) heb in mogen zien. Naast deze vier namen stonden daar ook nog de namen in van ene (…) en ene (…) of zo. Engelsen. De brief die ik heb mogen zien mocht ik niet kopiëren. In de brief die van een kantoor op de Bahamas kwam stond aangegeven dat de eigenaar was een Trust, W W Trust en dat de benificial owners zijn, I, X, L, U en Y de Engelsen (…) of zo. De brief kwam op mij over als echt."
Op 19 april 2000 heeft W tegenover Fiodambtenaren onder andere het volgende verklaard:
"In februari 1998 is er vanuit de Bahamas een brief gestuurd aan mr (…). Ik had een afspraak gemaakt met mr (…) op het kantoor van (…). In mijn herinnering was T hier ook bij, maar dat weet ik niet helemaal zeker. Ik heb de bewuste brief alleen ingezien. Als ik mij goed herinner was deze brief afkomstig van een Trust of van F Ltd zelf en verzonden vanaf de Bahamas. Het was een betrekkelijk korte brief van zo'n twee pagina's: eerst werd hierin uitgelegd dat F Ltd slechts aandelen aan toonder had en die werden gehouden door W W Trust. Dan slaat de brief om qua inhoud, ik bedoel daarmee dat de brief in eerste instantie het antwoord afhoudt en vervolgens wordt er een lijst met namen genoemd welke personen een belang c.q. een belang in bepaalde transacties van F Ltd hebben. De exacte benaming van dit belang weet ik niet meer.
De volgende namen staan mij nog wel goed bij, en dat waren (…), (…), U, Y, I, X en L. Er stond geen percentage van belangen vermeld, of hoelang men deze belangen had vermeld. Zowel mr (…) als ik waren een beetje ontdaan van deze brief. Ik had geen reden om aan de inhoud van deze brief te twijfelen. Hij kwam zeer reëel op mij over."
Op 31 januari 2001 is EE III door Fiodambtenaren als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
"Ik ben thans werkzaam bij …… als effektenmakelaar. Ik ben bij … begonnen in augustus 1999. Voor … heb ik 6 jaar voor (…) gewerkt. Ik ben daar omstreeks juli 1993 begonnen. Vóór (…) heb ik als effektenmakelaar 8 jaar voor (…) gewerkt dit was vanaf 1985.
(…..)
U en Y stelden I voor aan de Nederlandse personen. I wilde dat ik aanbevelingsbrieven of brieven ter bevestiging van de goede reputatie betreffende I en F Ltd verzorgde. J-bank vroeg aan F Ltd om referentiebrieven te verzorgen ten behoeve van de dossiers van H.
(…..)
Ik dacht dat veel van de personen die betrokken waren zoals S, X, L, U en Y persoonlijk rijk waren en zij verdienden geld met deze deals. Ik was betrokken in de hoop dat ik hun als cliënt kon krijgen.
[op de vraag: wie zijn de aandeelhouders van F Ltd:]
Naar mijn mening zijn de aandeelhouders: Y, U, X en S. Dat zijn de belangrijkste figuren. Maar ik heb hier nooit documentatie van gezien. Mijn mening is gebaseerd op gesprekken die ik heb gehoord. I en L kunnen eveneens als belangrijk moeten worden beschouwd. I is de schriftelijk gevolmachtigde voor F Ltd. Het lijkt erop dat L dicht in de buurt staat van X. L lijkt soms onder de controle van X te staan.
(…..)
Ik heb ook een account voor X gehad. X vertelde me dat de account voor een cliënt van hem was. De account heette LL. Achter LL zit de trustmaatschappij HH. Maar volgens mij was het geld van X. Het oorspronkelijke bedrag was USD 500.000. X vertelde mij dat hij geld zou sturen om een account te openen. Dit was in 1995 of 1996. Dit account is enkele jaren geleden gesloten. Ik heb X bijna 4 jaar niet gesproken.
(…..)
[op de vraag: kunt u de rol van de andere betrokken personen beschrijven?]
T werd ingehuurd door F Ltd, om documenten en alle andere dingen te leveren die gevraagd werden door de Nederlandse belastingdienst.
L was de tegenhanger van T in Nederland. Het leek erop dat T onder controle stond van I, terwijl H en L onder de leiding van X stonden.
(…..)
Het sluiten van de deals gebeurde in de morgen bij de J-bank, deze ontmoetingen werden gewoonlijk bijgewoond door H, X, L, S, (…), I en NN. Nadat de deals gesloten waren vergezelden deze mensen mij, U en anderen, voor het gebruik van een lunch, ik werd nooit uitgenodigd om bij het sluiten van de deal aanwezig te zijn. In dacht dat de lunches gesponsord werden door de J-bank (H), het leek erop dat de lunches erg duur waren. Het leek erop dat iedereen die betrokken was bij F Ltd, geld had na het sluiten van de deal.
Ik zag nooit iets van het geld, ook was ik nooit betrokken bij het overboeken van geld. Ik begreep dat zij geld ontvingen omdat X, L en S nieuwe huizen kochten. H ging kunst kopen. Het leek erop dat iedereen extra geld ter beschikking had.
(…..)
Ik denk dat de belangrijkste personen in deze deals S en X waren. X vertelde mij dat hij H betaalde. S en X waren de leiders van de groep, zonder één van beide zou geen van de deals hebben plaatsgevonden. X bracht H mee en S bracht de technische expertise in de groep.
(…..)
Bij de CC III deal was ik in Nederland. Ik was niet bij de bijeenkomst met de J-bank aanwezig. Maar ik was wel bij de lunch na afloop. I nodigde mij uit voor de lunch omdat CC III gesloten zou worden. De deal werd niet afgesloten en het bleek een lastige lunch te worden. De bank trok zich terug. S dreigde de J-bank voor de rechter te dagen, omdat zij een contract hadden. X zei dat hij de zaak zou rechtzetten. Ik hoorde X tegen I zeggen dat hij de zaak in orde zou brenen. I vroeg X wat er mis met H was. X antwoordde: "(…)" en hij zou H weer recht zetten.
(……)
S en X spraken samen hoe de deal hersteld zou kunnen worden, het probleem scheen een tweede handtekening van de kant van de bank te zijn, als H één handtekening was, dan hadden zij nog een tweede handtekening nodig. Zij, ik bedoel X en I en S, voerden de druk op H op totdat hij tenslotte toestemde om de deal door te duwen. (…..)
Terwijl de groep uit elkaar ging, hoorde ik X tegen I praten. X zei: "Wat voor probleem had H: ik betaalde die kerel genoeg. Hij heeft geen reden om er niet mee door te gaan." Later vertelde I mij: "H heeft meer dan een miljoen dollar ontvangen, X heeft H in zijn zak zitten."
(…..)
Ik weet niet waar de Nederlanders hun geld naartoe stuurden. (…..)
X opende de LL account bij (…). Hij vertelde dat dit voor zijn cliënt was, maar volgens mij was het zijn eigen rekening.
Het geld van X kwam van HH naar mij. Ik sprak met Jacqueline. Zij werkte voor HH. X vertelde mij dat Jacqueline contact met mij zou opnemen en met mij zou spreken over het openen van een rekening. Jacqueline belde mij zoals X had aangegeven, zij vertelde mij dat er geld van de HH account zou komen. De rekening was circa 8 maanden geopend toen Jacqueline belde om de rekening weer te sluiten. Het geld werd overgemaakt naar … Bank in Guernsey.
(…..)
Ik heb begrepen dat er een Amerikaanse groep en een Nederlandse groep is, die waarschijnlijk onmiddellijk betaald kreeg. X was de betaalmeester voor de Nederlandse groep.
(…..)
Ik denk dat het geld een dag na het sluiten van de deals werd overgeboekt. Ik denk dat het soms naar (….) ging. Ik heb de lijst met overboekingsinstructies van S gezien, deze lijst bevatte bankinformatie, bedragen en initialen, ik dacht van de personen die het geld ontvingen. De lijst was met de hand geschreven. Ik kon de exacte initialen en bedragen niet zien.
Ik weet dat de Nederlanders niet naar dezelfde bank als S en I gingen. Het geld werd Nederland uitgevoerd. HH geld is Nederlands geld, dat weet ik zeker.
(…..)
Ik zal de F-organisatie splitsen in de Amerkaanse kant en de Nederlandse kant. Ten eerste: S en X zitting in de top van de organisatie. I is de coordinator. Daarna komen de Amerikanen en Nederlanders weer samen. L is de rechterhand van X. Ikzelf voelde mij geen deel van F Ltd. Ik heb slechts referentie brieven geschreven voor F Ltd.
(…..)
X is de leidende persoon aan de Nederlandse kant van de F-organisatie, althans voor zover ik weet. Ik heb begrepen dat hij belastingadviseur is. (…..) Eén van de voornaamste rollen van X in de F-organisatie was om H onder controle en meewerkend te houden. H had een zeer belangrijk aandeel in de deals, zonder H en de J-bank zouden er geen deals hebben plaatsgevonden.
(…..)
X heeft mij nooit klanten bezorgd, was het maar waar. Het bedoelt waarschijnlijk de enige twee beleggingen die hij mij heeft bezorgd: dat waren LL en de account voor L, waarvan ik mij op dit moment de naam niet kan herinneren."
2.13. Bijlage D/422 bij het verweerschrift betreft een kopie van een faxbericht d.d. 29 oktober 1995, afkomstig van I en gericht aan belanghebbende. Hierin is vermeld:
"X,
Hopefully nn met your flight and you are safely at The F S Hotel.
Please call me on (…..) once you are checked in as I have planned to show you a little of what's available in
Houston on a Sunday afternoon and would like to pick you up around 4pm.
I have arranged dinner for 9 o'clock this evening at the (…) Restaurant with S and the dress can be casual. Look forward to seeing and floor this afternoon."
De tweede pagina van bijlage D/422 voormeld is een door belanghebbende opgesteld overzicht waarop melding wordt gemaakt van voormelde reis. Op dit overzicht is vermeld:
"Reis New York - (Atlanta) - Houston - New York
-ticket betaald door A Partners
-hotels (………) betaald door xxx
-overige kosten (restaurants, taxi's, etc) betaald door X Beheer.
Activiteiten
-Contact I/S met (…) op zondag 29 oktober
-Uitwerken partnership met I en S op maandag 30 oktober
-Vrijdag 3/11 Gesprek met - B L
- …"
2.14. Op 11 april 2000 hebben doorzoekingen plaatsgevonden onder meer op het woonadres en in de auto van belanghebbende alsmede op het kantooradres van X Beheer B.V. Tijdens de doorzoekingen zijn diverse overzichten, documenten en correspondentie met betrekking tot vermogensbestanddelen aangetroffen.
De resultaten van het onderzoek van deze stukken door Fiodambtenaren is neergelegd in diverse ambtshandelingen (AH), waarvan kopieën als bijlage bij het verweerschrift zijn gevoegd.In AH/57 is onder meer het volgende vermeld:
"Tevens zijn tijdens deze doorzoekingen diverse documenten en overzichten aangetroffen waarop onder meer de namen OO Foundation en PP Foundation te lezen zijn.
(…..)
In de administratie van X Beheer BV troffen wij over de periode 1994 tot en met 1999 jaarlijkse facturen aan van X Beheer BV en gericht aan OO Foundation (…). Deze facturen vermelden als omschrijving: "renumeration …plus hotel and travelling expenses." zijn gericht aan "the Chairman of the OO Foundation, dr QQ" en variëren van f.7.500 tot f.15.000.
Wij troffen gelijksoortige facturen aan welke zijn gericht aan PP Foundation. Deze facturen hebben steeds eenzelfde omschrijving als de hiervoor bedoelde facturen aan OO en zijn eveneens gericht aan dr QQ als "The Chairman of the PP Foundation".
Opgemerkt wordt dat de naam van Dr QQ in de agendaboekjes van X onder de letter Q is vermeld. (…..)
Als adresgegevens van OO troffen wij aan: OO Foundation, Vaduz; Vaduz is gesitueerd in Liechtenstein. De betalingen aan X worden overgemaakt vanaf de xxbank AG, PO Box 000 te Vaduz .
Uit de stukken komt niet naar voren welke werkzaamheden X Beheer voor OO Foundation en/of PP Foundation heeft verrricht.
(…..)
X is gehoord door ambtenaren van de Fiod en gevraagd naar zijn connecties met OO en PP. Hierover en over de hiervoor vermelde facturen verklaarde hij desgevraagd onder meer:
"PP is een Liechtensteinse Anstalt, een rechtsfiguur, daar zit een cliënt van mij achter. Ook hier laat
ik in het midden wie dat is. Wij, ik bedoel (…) en ik, zijn bij (…) geweest te samen met iemand van de
PP foundation en de bankmanager. (…) Met PP foundation bedoel ik een Liechtensteinse
Foundation, een soort stichting, ik heb geen privé bemoeienissen met deze foundation (…)
Voor OO kan ik verklaren dat dit een soortgelijke foundation betreft als PP, die ook
geïnteresseerd waren om met (…) te praten over een investering in (…)t. OO behoort toe aan
een cliënt van mij, een cliënt met een groot vermogen, waar ik beheerswerkzaamheden voor doe. Ik ontvang
voor die beheerswerkzaamheden een vergoeding, ik zit ook in de Raad van Toezicht van OO en PP.'
en
'OO is een voorbeeld van een Zwitserse stichting waar ik een rol in heb die wat actiever is, zoals ik al eerder
heb geschetst. Ik krijg hier een vergoeding voor mijn bestuurslidmaatschap, welke in X Beheer BV in de omzet is opgenomen. Dit is een formele vergoeding die in geen verhouding staat tot de werkzaam-
heden die ik hiervoor verricht. U moet het zo zien dat ik met een fonds als OO goede sier kan maken als ik
een bepaalde investering doe waar ik in privé ook voordelen uit kan genieten. Ik treed zelf regelmatig naar
voren met een fonds als OO. Men kent derhalve vaak mijn persoon en niet de achterliggende partij. Ik
factureer terzake aan dr QQ, in Zwitserland."
In AH/57 wordt aan de hand van de bijlagen D/403 en D/402 het totaal van de vermogensbestanddelen op naam van OO Foundation berekend op CHF aa plus USD a miljoen (bijlagen D/408 tot en met D/413).
In een overzicht over de periode 1994 tot en met 1999 is te lezen dat de bezittingen van OO groeien van CHF b in 1994 bij drie banken naar CHF bb in 1999 bij acht banken.
In AH/57 is voorts vermeld:
"Opmerkelijk is verder dat in de oudste jaren (1994 t/m 1996) een zeer groot deel van het OO-bezit is ondergebracht bij "RR". Ons is bekend dat RR de afkorting is voor "….", dit betreft een onderdeel van de "Bank in Liechtenstein". Wij merken hier op dat een groot gedeelte van de liquide middelen die aanwezig waren in de door F Ltd gekochte vennootschappen naar een rekening van F Ltd bij de Bank in Liechtenstein zijn overgeboekt."
2.15. AH/59 is een proces-verbaal van ambtshandeling van de Fiod over een onderzoek naar connecties tussen belanghebbende en SS Ltd., een en ander naar aanleiding van tijdens de doorzoeking van 11 april 2000 (zie hiervoor onder 2.14.) aangetroffen documenten e.d. In AH/59 is onder meer het volgende vermeld:
"Tijdens de hiervoor beschreven doorzoeking bij X Beheer werden onder meer diverse zogenaamde 'tombstones" aangetroffen in de vensterbank van het kantoor van X. (…..)
Tussen de tombstones, waaronder die van CC en CC II, beide M-vennootschappen, bevind zich één exemplaar ten name van: SS Ltd. (…) Op deze tombstone is overigens te lezen:
"A Private Offshore Hedge Fund", "formed bij Chancellor RR Senior Secured Management, Inc. as Sponsor and Investment Advisor. March 4, 1997". (…..)
Ten aanzien van het opschrift (…) merk ik op dat RR eerder in het onderzoek naar voren is gekomen. (…..)
Notulen en andere documenten
Ik heb nader onderzoek gedaan in de documenten die in het kader van het strafrechtelijk ondezoek tegen onder meer F Ltd en de M-vennootschappen op het zakelijke adres van X Beheer BV in beslag zijn genomen. In deze stukken trof ik een gebonden map aan, blijkens het voorblad betreffende
"Chancellor RR Asset Management, A member of RRt, met daar in onder meer concepten van de notulen van twee bestuursvergaderingen: één van SS Holding Ltd, één van SS Ltd, beide d.d. 27 oktober 1997, alsmede de bij deze vergadering behorende bijlagen (in de concepten [Exhibits] genoemd). Van de relevante onderdelen van deze map heb ik een fotokopie aan het zaaksdossier toegevoegd onder de in de marge vermelde bijlage nummers. [Hof: bijlagen D440 tot en met D/448]
Uit deze stukken maak ik het volgende op:
In de conceptnotulen bij de vergadering d.d. 16 oktober 1997 van SS Holding Ltd staan als aanwezigen vermeld: X, …………... Vervolgens wordt vastgesteld dat alle directors persoonlijk aanwezig zijn, met uitzondering van …, namens wie ….. via de telefoon meedoet.
In de conceptnotulen bij de vergadering d.d. 16 oktober 1997 van SS Ltd staan als aanwezigen vermeld: X………. Ook hier wordt vervolgens vastgesteld dat alle directors persoonlijk aanwezig zijn, met uitzondering van …, namens wie …… via de telefoon meedoet."
In Exhibit C (bijlage D/444) d.d. 29 mei 1997, supplement to private placement memorandum, is vermeld dat 'The Board of Directors consists of ….., X and N.V.'.
en
'X is the founder of X Beheer B.V. and a non-executive partner of A Partner. He is specialized in international tax planning, cross-border investments and mergers and acquisitions. He is a financial consultant to and supervisory board member of several international companies and family foundations.'
en
'All Board meetings will be held outside of the United States. The Fund will reimburse all directors of the Board for their reasonable out-of-pocket expenses, and will pay a customary fee to the directors that are nog affiliated with the Chancellor RR Entities, the Administrator or the Sub-Administrator in connection with the performance of their duties as directors.'.
In bijlage D/446 (exhibit B) is onder meer een overzicht opgenomen van het kapitaal dat in SS Ltd in 1997 is ingebracht. In de periode van 4 maart tot en met 1 oktober 1997 is als 'Initial Investment' achtereenvolgens ingebracht: $ 10.000.000, $ 10.518.381,
$ 9.750.000, $ 4.000.149 en $ 10.000.000. Onder "Terms" is in deze bijlage vermeld:
Minimum Initial Investment $ 1.000.000
Minimum Additional Investment $ 250.000.
Op twee rekeningafschriften van de bank van X Beheer B.V. van is een ontvangst vermeld van f.3.750 waarbij als omschrijving is vermeld dat dit betreft de directors fee van SS Ltd voor respectievelijk januari tot en met maart 1998 en juli 1998 tot en met september 1998.
In AH/59 is voorts vermeld dat in een adressenboekje van belanghebbende en agenda's voor de jaren 1997 en 1999 vermeldingen ter zake van SS zijn aangetroffen. In het adresboekje zijn vermeld de gegevens van Chancellor RR Asset Mgt S M.A, het adres en telefoonnummer van S M.A, bij de naam S M A een vermelding 'zie III' en onder de letter I de gegevens van III Senior Secured Mangement Inc.
In de agenda's van belanghebbende voor 1997 en 1998 zijn diverse aantekeningen aangetroffen betreffende afspraken met S M A dan wel (…) en III.
2.16. AH/61 is een proces-verbaal van ambtshandeling van de Fiod betreffende een onderzoek naar de geldstroom via R B.V. en HH Trust Ltd (hierna: HH).In AH/61 is onder meer het volgende gerelateerd:
"Op 9 december 1992 vond de transactie met D Beheer B.V. en E B.V. plaats (…).
Ter zake is op 15-12-92 door R B.V. een factuur gezonden aan K BV ten bedrage van f.1.250.000 met omschrijving 'Bemiddeling inzake aandelen transactie D Beheer B.V. en E B.V.'.
Tevens trof ik een factuur aan van CCC, gevestigd te Londen, en gericht aan R B.V., eveneens gedateerd 15-12-92 ten bedrage van f.1.230.000 met omschrijving: 'Intermediary services with respect tot sale of shares of D Beheer B.V. en E B.V.'. Op de factuur van CCC (D/48 pag 3) zag ik dat als bank vermeld was: M Bank Plc, Street, Londen.
Van enige werkzaamheden in het kader van bemiddeling van R B.V. en/of CCC ter zake van de transactie met de aandelen D Beheer B.V. en E B.V. is tot op heden niets gebleken.
Er is een schrijven van CCC aangetroffen gericht aan R B.V., gedateerd 18 november 1992, waarin aangegeven wordt: 'For commercial reason I cannot invoice the people in Holland for my intermediary services.' De brief is ondertekend, doch de naam is door mij, verbalisant, niet te ontcijferen.
Wie deze intermediaire service heeft verstrekt is tot op heden niet naar voren gekomen. Overigens merk ik op dat de datum 18 november 1992 opvallend is. Op die datum was de uiteindelijke koper, F Ltd, voor de verkopers
en/of bemiddelaars nog niet bekend, sterker nog: rond die datum waren er nog onderhandelingen terzake met een Zweedse groep van het (…)concern.
Dit is mede opvallend in het licht van de openingszin in de brief van CCCC: 'I confirm our telephone conversation several days ago'.
Op 27 oktober 1993 vond de transactie met P Holdings B.V. plaats (…). Ter zake is op 27-10-93 door R B.V. een factuur gezonden aan K BV ten bedragen van f.1.527.164 met omschrijving 'Bemiddeling aandelentransactie P Holdings B.V.'. Tevens trof ik een factuur aan van DDD gevestigd te Londen, en gericht aan R B.V., gedateerd 28-10-93 ten bedragen van f.1.512.043,50 met omschrijving: 'Intermediary services with respect to share transaction'. Op de factuur van DDD zag ik dat als bank vermeld was: M Bank Plc, Street, Londen.
Van enige werkzaamheden in het kader van bemiddeling van R B.V. en/of DDD ter zake van de transactie met de aandelen P Holdings B.V. is tot op heden niets gebleken. Er is een schrijven van DDD aangetroffen gericht aan R B.V., gedateerd 28 oktober 1993. Dit betreft een soortgelijke brief als hiervoor geverbaliseerd (…). In deze brief wordt aangegeven: 'As explained we have now completed a lengthy share transaction for Dutch clients and prefer for commercial reasons to invoice them through your goodselves for our intermediary services'.
Op 15 november 1994 vond de transactie met N N.V. plaats (…). Ter zake van de transactie met N N.V. merk ik op dat er een bedrag ad f.1.490.160 is doorgeboekt naar HH, te Guernsey. Ik trof een bankafschrift aan terzake van deze betaling met valutadatum 16-11-94 en achterliggende debetnota van de J-bank inzake de overboeking van N N.V. naar HH. Hierop las ik dat er de overboeking plaatsvond naar de Bank Ltd., St Petersport te Guernsey met als begunstigde HH Trust Ltd., vermoedelijk rekeningnummer 000000. Tevens wordt er verwezen naar een invoice gedateed 15-11-94 van M Trading BV (voorheen N N.V.). Deze factuur is door mij niet aangetoffen.
Recapitulerend merk ik terzake van deze drie genoemde transacties op:
-Bij deze transacties trad de J-bank op als kopende en verkopende partij;
-Bij R B.V. blijft respectievelijk een bedrag ad f.20.000 en f.15.120,50 achter;
-Directeur van R B.V. betreft F.K.J.H;
-De facturen van CCC en DDD vertonen que lay-out grote gelijkenis met elkaar;
-Zowel CCC als DDD bankieren bij M Bank in Londen.
Onderzoek in (…..) heeft uitgewezen dat:
-CCC is gestaakt in juli 1993; in april 1993 is DDD gestart;
-Medewerkers van CCCC ondermeer C S en D-H betreffen;
Terzake is F.K.J.H als getuige gehoord, hij verklaarde onder meer dat:
-R B.V. een dochtermaatschappij is van RR B.V.;
-Hij in 1992 is benaderd door L met het verzoeke en factuur via een vennootschap van R B.V.
te laten lopen;
-Er destijds betalingen zijn binnengekomen en zijn uitgegaan en dat R B.V. daar een fee aan heeft verdiend.
-De procedure feitelijk herhaald is in 1993 ten aanzien van DDD.
Terzake is P.J.F.B, werkzaam bij K B.V., gehoord. Deze verklaarde onder meer op vraag of hij wel eens vernomen had of er partijen bij de F-deals waren die hun vergoeding op een buitenlandse rekening
wilden ontvangen? 'Ja, zo'n verzoek is er weleens geweest, maar daar hebben wij nooit aan meegewerkt. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dat in de praktijk ook nooit gebeurd.' "
(…..)
In de adresboekjes van belanghebbende zijn, zo is vermeld in AH/61, adresgegevens aangetroffen van de volgende persoons- en bedrijfsnamen: mr J.H. in Monaco, HH Trust Cy (int) Ltd, F.K.J.H., C S, D H en J S.
In AH/61 is voorts nog vermeld:
"Mij was opgevallen dat er sommen geld bij de drie onderhavige transacties zijn overgeboekt naar vennootschappen waarbij mij vooralsnog niet duidelijk is geworden wie de uiteindelijke genieters van deze geldsommen zijn geweest:
D Beheer B.V. en E B.V. 15-12-92 f.1.230.000 via R B.V.-CCC
P Holdings B.V. 27-10-93 f.1.512.043 via R B.V.-DDD
N N.V. 15-11-94 f.1.490.160 HH.
(…..)
Bij mij is het vermoeden gerezen dat deze geldsommen geheel of gedeeltelijk voor H waren bestemd. Tevens dat L een en ander voor H heeft gearrangeerd bij F.K.J.H. van R B.V. en dat H later dit traject zelf heeft verzorgd.
(…..)
Derhalve is H terzake op 16 mei 2000 gehoord. Hij verklaard, nadat dit vermoeden aan hem uiteen was gezet: 'Ik heb de beschuldiging van u aangehoord dat u denkt dat die geldsommen voor mij bestemd zouden zij, ik wil echter benadrukken dat ik niets met deze transacties en geldstromen te maken heb.' "
2.17. AH/62 is een proces-verbaal van ambtshandeling van een Fiodambtenaar betreffende een onderzoek in de adresboekjes van belanghebbende. De betreffende pagina's van de adresboekjes zijn in kopie bijgevoegd. Het slot van AH/62 luidt als volgt:
"Zoals geverbaliseerd in AH/42 zijn de vermoedelijke beneficial owners van F Limited:
W W Trust, (…), (…), I, U, Y, L, X.
Bij het doornemen van de adresboekjes van X constateer ik dat X in feite alle beneficial owners van F Limited in zijn adresboekjes heeft staan, met uitzondering van W W Trust, (…) en L.
Ten aanzien van (…) zie ik dat X wel (…) Capital Partners in zijn zwarte adresboekje heeft staan. Vooralsnog is onduidelijk of (…) Capital Partners iets te maken heeft met de beneficial owner (…).
Ten aanzien van L illustreert de volgende passage uit het verhoor van X van 11 april j.l. waarom er geen gegevens van L in de adresboekjes van X zijn opgenomen:
'L en ik hebben een heel goede band. L was in het verleden directeur bij Bankiers en wilde met zijn collega PB een eigen onderneming opzetten. Ik ben toen gekomen met (…) die hen wel wilde helpen en tot een paar jaar geleden een grootaandeelhouder in K B.V. was. L is mij daarvoor nog steeds dankbaar.'
Verder zie ik dat X telefoongegevens van F.K.J.H. in zijn zwarte adresboekje heeft opgenomen. Zoals geverbaliseerd in AH/61 is F.K.J.H. als bestuurder van RR BV, de moedermaatschappij van R BV, betrokken geweest bij geldstromen inzake D Beheer B.V., E B.V. en P Holdings B.V..
Ik zie ook de namen van C S en D-H vermeld in de adresboekjes van X. Beiden zijn medewerkers van CCC International Finance Ltd, welk bedrijf, zoals geverbaliseerd in AH/61, evenals R BV, betrokken is geweest bij geldstromen inzake D Beheer B.V. en E B.V.
Daarnaast zie ik de naam HH Trust voorkomen in het zwarte adresboekje van X. HH Trust is, zoals geverbaliseerd in AH/61, betrokken geweest bij geldstromen inzake N N.V..
Ik zie verder nog de naam van J.H.H vermeld in het zwarte adresboekje. Dit is de naam van een persoonlijke vriend van H, zoals vermeld in het proces-verbaal van verhoor van H (…..)."
2.18. AH/65 betreft een proces-verbaal van ambtshandeling van een Fiodambtenaar betreffende, aldus het opschrift, JJ/relatie met belanghebbende. De verwerkte gegevens zijn afkomstig van documenten e.d. die aangetroffen zijn tijdens een doorzoekingen op het woon- en zakenadres van belanghebbende. In AH/65 is onder andere het volgende vermeld:
Twee bladzijden handgeschreven aantekeningen kennelijk betrekking hebbend op enkele posten op de aangifte IB 1992. Ik herken het handschrift van X.
'12. Rente-inkomsten
In 1e termijn afrekening B-groep inz. verkoop aandelen Tree N.V. zit $ 1.067,22 rente nl. HH
(JJ) heeft ontvangen van B-groep $ 405.000 en na enige tijd doorbetaald $ 406.067,22. Niet
opgenomen!'
Een bladzijde handgeschreven aantekeningen met de koptekst:
B-groep Tree IB '92/93
'B-groep heeft als 1ste betaling overgemaakt aan JJ Trust: $ 405.000. JJ heeft vervolgens
$ 406.067,22 doorbetaald aan J-bank te uu. Deze $ 1.067,22 betreft rente!'
Op 15 november 1994 is N NV gekocht door de F-groep. De op dat moment in de vennootschap aanwezige liquide middelen zijn voor het grootste gedeelte overgeboekt naar buitenlandse bankrekeningen in Luxemburg, Guernsey en de Bahama's (zie voor nadere details ambtshandeling AH/05, onderdeel 6). Er is dan echter reeds een voorlopige aanslag Vpb 1994 opgelegd en betaald. Nadat in november 1995 de definitieve aangifte 1994 is ingediend (eindigend met een negatieve belastbare winst), wordt de voorlopige aanslag teruggedraaid tot nihil, waardoor op 11 december 1995 een bedrag van f.5.608.499 binnenkomt op de bankrekening van M NV (de nieuwe naam van N NV).
Ik verwijs naar een bankafschrift blad 20 d.d. 11 december 1995.
I, als bestuurder van M NV, is kennelijk op de hoogte gebracht van deze creditering, getuige de fax die hij op 18 december 1995 stuurt aan (…) van J-bank.
'Dear (…),
Please make the following Transfers from M NV Account Number …..
K B.V., DFL 340.000, Bank, The Hague, Account Number ….
HH Trust International Ltd., Please change DFL 1.870.000.00 to the USD equivalent and transfer
to: B Bank, St Petersport, Guernsey, Account Number …..
F Limited, Please change DFL 2.610.000,00 to the USD equivalent and transfer
to: B Bank Plc, Nassau, Bahamas, Account Number …..
K Land & Exploration Company, Inc. Please change DFL 250.000,00 to the USD equivalent
and transfer to: B Bank of South Illinois, USA, Account Number …."
Op het zogenoemde formulier A (bijlage D/325) dat is gebruikt om het bedrag van f.1.870.000 over te boeken naar HH Trust International Ltd, St Petersport, Guernsey is na het voormelde adres nog vermeld: Ref. "Jacky at HH". Onder het onderdeel 'Mededelingen voor begunstigde' is vermeld: "consulting fees on corporate acquisition and strategic planning".
De opdracht is door J-bank, zoals blijkt uit een dagafschrift van de bankrekening van M NV (bijlage D/327) op 18 december 1995 uitgevoerd.
Bijlage D/328 is een kopie van een faxbericht van I aan (…) van J-bank van 18 december 1995 met onder meer de volgende inhoud:
"Dear (…),
I have just been informed by our client HH Trust that the previous wire instructions and DFL amount given me are incorrect. Please change the wire transfer order given you dated 18 december 1996 to the following:
H Bank Limited, P.O.Box , Court, Street, St Peter Port, Guernsey (….)
The amount to be wired is the USD equivalent of DFL 2.300.000,00 not the DFL 1.870.000,00 as previously stated in my earlier fax."
In AH/65 wordt vervolgens als volgt gerelateerd:
"De volgende dag stuurt (…) van J-bank een faxbericht terug aan I waarin hij meldt dat de eerste opdrachten reeds waren uitgevoerd. Vervolgens vraagt hij aanvullende 'paymentinstruction', en geeft hij I het advies om HH Trust contact op te laten nemen met B Bank Guernsey, om de foutieve overboeking te corrigeren.
I reageert met een fax d.d. 19 december 1995, met de gevraagde informatie.
Dit bericht wordt gevolgd door het faxbericht van (…) van J-bank d.d. 21 december 1995 waarin hij meedeelt dat hij opdracht heeft gegeven om twee dollarrekeningen te openen (om verdere valutaverliezen te voorkomen).
Op de dollarrekening 000000, ten name van M NV, wordt met valuta datum 22 december 1995 de overboeking naar HH gestorneerd. (….) Als omschrijving is daarop vermeld: HH TST RE JJ.
Opvallend is vervolgens op welke wijze het voor HH bestemd bedrag uiteindelijk wordt overgeboekt:
Het bedrag ad f.1.870.000 (in US$: 1.159.824) wordt blijkens afschrift bladnr 2 op 28 december 1995 met valutadatum 22 december 1995 afgeboekt van rekening (…), en overgeboekt naar de andere door (…) van J-bank geopende dollarrekening (…) t.n.v. F Ltd. Zie bankafschrift blad nummer 1 van deze rekening. Op 2 januari 1996 tenslotte, wordt het van deze rekening afgeboekt. Niet, zoals te verwachten was naar de bankrekening van HH Trust bij H Bank, maar naar de bankrekening van F Ltd bij B Bank op de Bahamas. Zie het bankafschrift blad nummer 2 en de bijbehorende debetnota.
Het resterende bedrag, te weten het verschul tussen f.2.300.000 en f.1.870.000 (omgerekend US$ 265.760) is dan al rechtstreeks overgeboekt van de NLG-rekening van M NV, naar de bankrekening van F Ltd bij B Bank op de Bahama's."
Bijlage D/336 bij AH/65 is een kopie van een faxbericht d.d. 21 april 1999 van R P van EEE Trust (Guernsey) Limited met als onderwerp LL Limited. De slotzin van dit faxbericht luidt:
"I confirm that the books and files for this company, KK and JJ Trust will be transferred to II this week".
In de agendaboekjes van belanghebbende, als gerelateerd in AH 62, zijn aangetroffen de adresgegevens en telefoonnummers van HH Trust Cy (Int) Ltd met als contactpersonen N M en Ph B.L en van II Trust Cy Ltd met als contactpersonen D.A.R en Jacqui L N.
In AH/65 staat op de laatste pagina de volgende recapitulatie:
"JJ Trust is een vennootschap met in eerste instantie als adres het kantooradres van HH Trust Company op Guernsey en later het kantooradres van II Trust Company. De aanspreekpunten voor X zijn o.a. D R en Jacky L N.
Op naam van JJ Trust bestaat op Guernsey een bankrekening, gezien de opmerking dat JJ een bedrag heeft ontvangen (zie D/321).
In 1992 heeft X zijn aandelen Tree NV verkocht, waarbij een gedeelte van de opbrengst (te weten $ 405.000) door de koper B-groep is gestort op de bankrekening t.n.v. JJ op Guernsey. Later is
$ 406.067 van deze bankrekening overgemaakt naar een bankrekening bij de J-bank te uu.
Op 18 december 1995 geeft I opdracht aan (…) van de J-bank om van de rekening van M f.1.870.000 (omgerekend in dollars) over te boeken naar een bankrekening van HH bij Barclays, met referentie "Jacky at HH".
Het geld wordt in eerste instanteie gestort op de Barclays bankrekening van HH t.n.v. JJ Trust te Guernsey. Deze opdracht wordt dezelfde dag nog door I gewijzigd.
Nadat de oorspronkelijke overboeking gecorrigeerd is, wordt het geld overgeboekt naar de bankrekening van F Ltd op de Bahamas."
2.19. AH/70 is een proces-verbaal van ambtshandeling betreffende een onderzoek naar de vermogensbestanddelen LL en TT. Tijdens de doorzoekingen in de auto en op het woon- en kantooradres van belanghebbende op 11 april 2000 zijn er diverse documenten en overzichten aangetroffen die betrekking hebben op LL en TT. In de auto zijn aangetroffen kapitaaloverzichten van diverse partners in de TT-fondsen I, II en III, een effectenoverzicht van LL Services Ltd bij P- Securities en diverse brieven tussen onder meer belanghebbende en trustkantoren op Guernsey inzake KK Ltd. Voorts zijn aangetroffen kwartaalrapporten van G A Management. Tevens zijn in de auto overzichten van vermogensbestanddelen ten name van LL Services Limited bij WW en P- Services aangetroffen.
Op het kantooradres is een brief gevonden van EEE inzake KK en UU Management & Trading Limited. De gevonden documenten zijn bij AH/70 gevoegd als bijlagen D/404 tot en met D/418.
De uitkomst van het onderzoek van deze stukken is neergelegd in AH/70. Hierin is onder andere het volgende opgenomen:
"Op grond van de aangetroffen documenten en de verklaring van EE III is bij ons het vermoeden gerezen dat X voor zichzelf, via enkele buitenlandse rechtspersonen, te weten LL Services Limited, KK Limited en JJ Trust Limited (in het vervolg genoemd LL, KK en JJ) te Guernsey vermogensbestanddelen in bezit heeft, waaronder belangen in een aantal beleggingsfondsen, te weten de fondsen TT I, II en III.
(…..)
LL Services Limited behoort tot een drietal vennootschappen waarvan de administratie in 1999 is overgedragen van EEE Trust Limited aan II Trust Company Limited, beide gevestigd te Guernsey. De andere twee vennootschappen zijn KK Limited en JJ Trust Limited.
In AH/65 is inzake JJ Trust Limited onder meer gerelateerd dat
-het kantooradrs van JJ eerst dat van HH Trust Company Limited te Guernsey was,
-geld van X over de bankrekening van JJ heeft gestroomd,
-in JJ vermogensbestanddelen zijn ondergebracht en
-X kennelijk bestuurder en/of beneficial owners is van JJ.
(…..)
Wij vermoeden dat LL, KK en JJ de juridische hulzen zijn van drie op Guernsey gevestigde 'verzamelplaatsen' waar vermogensbestanddelen van X zijn ondergebracht.
(…..)
In 1999 is opdracht gegeven om assets van KK over te boeken naar een nieuwe 'verzamelplaats', genaamd UU Management & Trading Limited (zie bijlage D/418). UU maakt gebruik van het kantooradres van II Trust op de British Virgin Islands (zie bijlage D/417).
Bovenstaande vermoedens zullen wij in dit proces verbaal nader uitwerken en onderbouwen.
(…..)
De rechtsvorm van de TT fondsen betreft steeds L.P., wat staat voor Limited Partnership. LL, OO en CpCp Investments zijn steeds één van de partners in het betreffende fonds. Bij de start van een dergelijk fonds kan met zich gedurende een beperkte tijd als partner aanmelden. Daarbij legt de partner zich vast om voor een bepaald bedrag mee te doen in het fonds (commitment). Na sluiting van de inschrijving gaat het fodns van start door te investeren in allerlei beleggingen. Afhankelijk van de financieringsbehoefte dienen de partners steeds een gedeelte van hun commitment over te boeken. Per partner worden periodiek overzichten verstrekt van hun contributies, de terugbetalingen, en het aandeel van de partner in de behaalde beleggingsresultaten.
Over TT verklaarde X:
'TT (….) is een buitengewoon succesvol "venture capital" maatschappij. Ik ken deze partij al vrij lang, circa 10 (rel: jaar) denk ik. Dit is een aardig voorbeeld waar ik een aantal partijen in mee heb laten doen. Ik bedoel een aantal rechtspersonen die ik gevraagd heb mee te doen. Ik bedoel geïntroduceerd heb. Het is weer hetzelfde als hiervoor: Ik benader cliënten en bied hen de contacten om daar in te investeren. Ik ontvang een dergelijk overzicht omdat ik de contactpersoon ben voor LL bij TT. LL is volkomen passief en dus stuurt deze het overzicht naar mij. Ik behartig de belangen voor LL, en LL belegt in TT.'
HH Trust Company (International) Limited is een trustmaatschappij met onder meer een kantoor in St. Peter Port te Guernsey en een in Dublin, Ierland. In 1997 of 1998 is dit trustkantoor overgenomen, en is de naam gewijzigd in EEE Trust (Guernsey) Limited. Twee van de aanspreekpunten van X bij HH betreffen Jacqui L N en D R. Zij zijn vanaf 1997 overgegaan naar II. Vanaf 1997 heeft X eveneens te maken met IIt Companu Limited te Guernsey.
Over de trustkantoren verklaarde X:
'Ik had namens cliënten zaken ondergebracht bij HH welke gedeeltelijk zijn overgegaan naar II Trust. Recapitulerend behartigde Jacky L N en D R zaken voor cliënten van mij, deze zaken zijn later overgenomen door II Trust. Ik behartig de belangen voor die cliënten. Het behartigen van die belangen ziet dan voornamelijk op vermogensbeheer voor hen. U vraagt mij naar de namen van de vennootschappen. Maar daar wil ik geen antwoord op geven, ik wil niet de namen van die vennootschappen noemen en ik wil niet de natuurlijke personen noemen die daar achter zitten. Ik maak geen link met F Ltd. Ik zelf heb, naar ik meen of herinner, geen connecties gelegd tussen HHH, II en F Ltd. Ook heb ik zelf geen privé vermogen direct dan wel indirect onder gebracht bij II of HH.'
(….)"
Bij AH/70 is als bijlage gevoegd (D/336) een al eerder gememoreerd faxbericht van 21 april 1999 afkomstig van R P van EEE Trust (Guernsey) Limited gericht aan belanghebbende; het faxbericht heeft als onderwerp 'LL Services Limited'.
De aanhef van het faxbericht luidt: 'Further to your telephone conversations with BT and myself yesterday I would advise you as follows:'. De slotzin luidt: 'I confirm that the books and files for this company, KK and JJ Trust will be transferred tot II this week.'
In AH/70 wordt voor het overige verwezen naar de verklaringen van EE III (zie 2.12. hiervoor).
AH/70 vervolgt met:
"X is gevraagd naar zijn connecties met KK en LL. Hierop verklaarde hij onder meer:
"Ik ken deze fax, deze fax is naar mij gestuurd omdat ik de contactpersoon ben voor LL. KK is ook zo'n tussenvennootschap als JJ."
en
"In JJ zaten dus assets van de huidige beneficial owner van LL. Voor KK geldt precies hetzelfde. Ik ben dat niet. Ik wil ook niet zeggen wie de beneficial owner is, ik ben niet bevoegd daar enige mededeling over te doen."
en
"….., verder ben ik bij LL en KK betrokken als adviseur van een cliënt die ik niet nader bekend wil maken. Ook wil ik niet aangeven of dit een Nederlander dan wel een buitenlander is."
en
"Ik geef u nadrukkelijk aan dat ik geen belangen heb of had in KK of LL."
"Ik word op de hoogte gehouden omtrent JJ gezien de belangen van LL, waar ik adviseur van ben.
De assets van JJ die betrekking hebben op de specifieke cliënt, die achter LL zit, wordt overgedragen aan LL. Voor KK geldt precies hetzelfde. Ik ben dat niet. Ik wil ook niet zeggen wie de beneficial owner is, ik ben niet bevoegd daar enige mededeling over te doen."
Echter nadat X tijdens zijn verhoor was gevraagd of hij een bepaalde geldsom via een bankrekening van JJ Trust bij HH had ontvangen verklaarde X dat hij in ieder geval enige belangen bij JJ had: "Ja dit herken ik, het gehele bedrag ad $ 1,6 miljoen is in circa 4 termijnen betaald aan HH, op naam van JJ.
JJ is een tussenrekening bij HH. (…..) Om aan eventuele aansprakelijkheid te ontkomen heb ik de aan mij toebehorende aandelen in Tree gestald in JJ. Waardoor ook de na verkoop van de aandelen Tree, aan mij toekomende gelden hieruit via binnenkwamen en werden doorgeboekt naar mijn J-bankrekening in uu. Ik heb JJ gebruikt om mijn belang in Tree onder te brengen, ik wilde niet dat mijn naam gerelateerd kon worden aan mijn belang in Tree, vanwege mogelijke aansprakelijkheid uit hoofde van mijn hiervoor beschreven CV.
U vraagt mij of JJ op dat moment X. Nee, dat moet u anders zien. HH was de trustee, daaronder bestond de 'nominee account' genaamd JJ (….). Je moet JJ als een soort goedkoop alternatief voor een Trust zien, daar kunnen meerdere personen en vennootschappen gebruik van maken."
2.20. Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van ambtshandeling(AH/71). Hierin wordt verslag gedaan van een onderzoek naar een verband tussen diverse vermogensbestanddelen en belanghebbende. Onderzocht zijn stukken die zijn aangetroffen tijdens doorzoekingen bij belanghebbende en op het woonadres van F.D. In AH/71 is onder andere als volgt gerelateerd:
"F.D is directeur en enig aandeelhouder van (…) Finance BV, een vennootschap waarin de activiteiten van F.D. op het gebied van financiële dienstverlening zijn ondergebracht. Over de klantrelatie tussen F.D. en X verklaarde F.D.: "Zoals ik al eerder heb gezegd, bestaan mijn werkzaamheden voor X uit advisering zoals juridisch adviezen en het opstellen van contracten voor de aan- en verkoop van vennootschappen. Daarnaast stel ik ook contracten op voor de verdeling van winsten en risico's tussen X en derden, bijvoorbeeld zijn zoon."
D von O is een in Zürich, Zwitserland wonende industrieel. De Nederlandse vennootschap VV Holding BV speelt in het VV-concern van Von O een rol als houdstervennootschap. Volgens de Kamer van Koophandel is X sinds 1995 directeur van deze BV. In 1998 is F.D. benoemd tot mededirecteur. Deze holding bezit de aandelen van diverse buitenlandse werkmaatschappijen van het VV-concern, waaronder het Duitse VV Werke GmbH. Hier is Frau K het administratieve aanspreekpunt.
Van O is grootaandeelhouder van de Antilliaanse vennootschappen yyy Immobilien NV en haar dochter yyy NV. Beide NV's zijn in 1998 opgericht. De naam van yyy NV is in december 1999 gewijzigd in zzz International NV (hierna: zzz). Deze NV heeft diverse bankrekeningen in Nederland geopend die door F.D. worden beheerd.
(…..)
In de auto van X met kenteken …. zijn op 11 april 2000 diverse opmerkelijke documenten aangetroffen, waaronder de inhoud van twee groene insteekmappen genaamd aaa Asset Management.
Over aaa Asset Management verklaarde X, nadat hem was getoond bijlage D/377, het volgende: "… aaa Daar bedoel ik mee aaa Asset Management, dat is een beleggingsgroep, één van mijn cliënten heeft geïnvesteerd in aaa en waarschijnlijk heb ik gezegd dat er overgeheveld moet worden van aaa naar bbb, althans dat lees ik hier."
De documenten in de lichtgroene map aaa Asset Management hebben voornamelijk betrekking op OO Foundation, en zijn behandeld in ambtshandeling AH/70.
De donkergroene map aaa Asset Management bevat o.a. de volgende documenten:
-10 pagina's van een presentatie d.d. 31.01.00 van … over PBS, dat staat voor Private Bank
Switserland;
-5 pagina's met aanvullende informatie over … AG en PBS.
Uit bovenstaande stukken begrijpen wij dat PBS een Zwitserse Bank is, gestart in het vierde kwartaal 1999, in het bezit is van een volledige banklicentie, en gericht is op "Swiss-based private banking". PBS is een initiatief van A&A Actienbank. Het is de bedoeling dat A&A Actienbank, samen met het management en de asset managers 40$ van de aandelen in PBS verwerven. De overige 60% staan ter beschikking van "financial investors" die via … AG gerechtigd zullen zijn tot deze aandelen.
(…..)
Fax-Nachricht 24 februari 2000
Deze fax is (evenals de hierna volgende documenten D/359 t/m D/366 en D/383) aangetroffen in een opbergdoos bij Finance BV. Het bericht is met de hand geschreven en gedateerd op 24 februari 2000, hetgeen overeenkomt met de datum in de faxregel. Volgens de faxregel is de fax afkomstig van ccc Treuhand Zürich; volgens de aanhef van de fax is de afzenden: "D von O, Postfach , , Zürich". En is de fax bestemd voor: "Hernn F.D"
Wij merken op dat "ccc Treuhand Zürich" vermoedelijk een afkorting is van ccc Treuhand & Verwaltungs AG". Wij baseren dit op een vermelding in het adresboek van X, waarover reeds in AH/62 is geverbaliseerd:
'Dipl. Ing.
D von O
ccc Treuhand & Verwaltungs AG
(….)
CH- Zürich
(….)'
De inhoud van de fax luidt als volgt:
"Lieber Herr F.D.
Ich habe mit der Sekräterin von X gesprochen + ihr die nötigen Info. Gegeben.
zzz Int. N.V. muss 1.8 Mill SFr.
An die: A + A Actienbank
Bahnhofstr.
8023 Zürich
SIC 086739 Swiss Interbank Clearing überweisen.
Davon 0.6 mill SFr kommen von X.
Sie müssen hierfür einen Treuhand ausarbeiten. Schöne Ferien und auf bald."
Fax-Nachricht 6 maart 2000
Deze fax is qua bewoordingen nagenoeg indentiek aan de fax D/360, maar is getypt in plaats van de met de hand geschreven, en is, blijkens de faxregel op 6 maart 2000, verzonden door D von O en gericht aan Finance BV, Herr F.D.
(…..)
Fax van W Holding BV d.d. 6 maart 2000 (door ons genummerd D/363)
Deze fax is gericht aan W Werke, ter attentie van Frau K.
Het hieronder vermelde faxnummer begint met de toegangscode voor Duitsland. In dit faxbericht is te lezen:
"Dear Mrs. K,
Please transfer 1,8 million SFR to:
zzz International N.V. ..weg , Curacao
With J-bank, yy
Acc.nr.1111 Ref. partial repayment of loans.
With kind regards,
F.D."
Dit document is voorzien van een met blauwe pen gezette handtekening, waarin wij de naam F.D. herkennen.
Fax van W Holding BV d.d. 6 maart 2000 (door ons genummerd D/364)
Deze fax is wederom gericht aan W Werke, ter attentie van Frau K.
Het hieronder vermelde faxnummer begint met de toegangscode voor Duitsland. In dit faxbericht is te lezen:
"Dear Mrs. K,
Please be aware of the following change of instructions.
Transfer to zzz International NV, …weg , Curacao with J-bank, yy:
Acc. Nr. 2222
Amount: DM. 1.500.000,- Ref. partial repayment of loans.
With kind regards,
F.D"
Dit document is voorzien van een met groene pen gezette handtekening, waarin wij de naam F.D. herkennen.
(….)
In verband hiermee zijn bij de J-bank kopieën van de bankafschriften van zzz gevorderd en inbeslaggenomen.
Bankafschrift zzz DEM-rekening d.d. 9 maart 2000
Op bankafschrift statement nummer 2 van de rekening 2222, de DEM-rekening van zzz d.d. 9 maart 2000 is de binnenkomst te zien van DEM 1.500.000 afkomstig van W Werke GmbH. Hieruit leiden wij af dat de opdracht van F.D. aan Frau K, conform de instructie is uitgevoerd.
Fax van Finance BV aan J-bank, Mr MP d.d. 7 maart 2000
In dit faxbericht is onder meer te lezen:
"Geachte heer MP,
Betr.: zzz International N.V.
Rek. Nr. 1111
Wilt u ten laste van deze rekening een bedrag van SFR 1.800.000,-- overboeken naar:
A + A Actienbank, strasse , CH ZUERICH
Swiss Interbank Clearing 086739
o.v.v. shares and subordinated loan as agreed.
Met vriendelijke groet,
Mr F.D."
Dit document is voorzien van een met blauwe pen gezette handtekening, waarin wij de naam F.D. herkennen.
Door middel van deze fax koopt zzz derhalve aandelen PBS ter waarde van SFR 1.800.000.
(…..)
Overzicht bankafschriften zzz
Tussen de inbeslaggenomen stukken bij F.D. zijn wel enkele originele bankafschriften van de J-bank, straat te yy aangetroffen genaamd 'Duplicate Statement of Account'. Het betreffen bankrekeningen van zzz, met het volgende toezendadres:
zzz International N.V.
T.a.v. F.D, veld , .
Een overzicht van de aangetroffen bankafschriften:
Account number Valuta Jaar Statement numbers
9999 NLG 2000 3, 4, 5, 6.
1111 CHF 2000 4.
2222 DEM 2000 3, 4.
Wij stellen vast dat de bankafschriften niet compleet zijn, juist de afschriften waarop bovenstaande overboekingen inzake PBS vermeld staan troffen wij niet aan tussen de stukken van F.D.
Onbrekende bankafschriften, welke van belang konden zijn voor het onderzoek, hebben wij bij de J-ank gevorderd en in beslag genomen.
Bankafschrift zzz CHF-rekening d.d. 13 maart 2000
Tot de terzake bij de J-bank in beslaggenomen stukken behoort ondermeer ook het bankafschrift Statement nummer 3 van 14.411, de CHF-rekening t.n.v. zzz International NV, d.d. 13 maart 2000.
Op dit afschrift is de binnenkomst te zien van CHF 600.000 met als omschrijving "Investment PBS" en "NI13031s60784300". Overige gegevens, zoals rekeningnummer van waar het geld vandaan komt, ontbreken. Wij vermoeden dat dit de hierboven beschreven betaling betreft van X inzake zijn investering in PBS.
Door middel van een faxbericht van Finance BV is X op de hoogte gebracht van het betreffende bankrekeningnummer:
Fax van Finance BV aan X Beheer BV d.d. 6 maart 2000 [Hof: bijlage D/359]
Deze fax van Finance BV aan X Beheer BV d.d. 6 maart 2000 is aangetroffen in de auto van X in de lichtgroene map "aaa" waarin overigens nog aangetroffen is de eerder vermelde informatie over PBS (Private Bank Switserland) en de A&A Actienbank (D/357 en D/358).
De inhoud van deze fax luidt als volgt:
"Beste X,
Betr.: zzz International B.V.
De Zwitserse Franken Rekening van bovengenoemde vennootschap heeft nummer 1111.
Met vriendelijke groet,
F.D.."
Over deze fax merken wij het volgende op:
-volgens de faxregel is hij op 6 maart 2000 om 11.58 uur verzonden;
-met blauwe pen is zzz International B.V. veranderd in zzz International N.V.;
-met blauwe pen is onderaan de fax vermeld:
"afspraak over trustakte
wordt het lening/optie of bbb?"
-wij herkennen in deze vermeldingen het handschrift van X.
Bankafschrift zzz CHF-rekening d.d. 8 maart 2000
Tot de bij de J-bank in beslaggenomen stukken behoort ook het bankafschrift statement nummer 2 van 14.411, de CHF-rekening t.n.v. zzz International NV, d.d. 8 maart 2000. Op dit afschrift is de afboeking te zien van CHF 1.800.000 met als omschrijving "A and A Actienbank CH 8023 Zuerich o.v.v. shares and subordinated loan as agreed".
Wij merken op dat deze omschrijving overeenkomt met de opdracht van F.D. aan de bank (bijlage D/356). Met deze betaling verkrijgt zzz de gewenste aandelen PBS.
Tenslotte hebben de volgende mutaties plaats gevonden:
1,5 miljoen DEM = 1,2 miljoen CHD op 6 maart 2000 van Von O via zzz en 0,6 miljoen CHF op 13 maart 2000 van X via zzz. Naar AA Actienbank is 1,8 miljoen CHF gegaan voor investering PBS.
3. Verzamelplaatsen vermogensbestanddelen
3.1. Algemeen: Begrip 'verzamelplaatsen'
Tijdens de doorzoeking d.d. 11 april 2000 op het privé adres van X zijn diverse documenten inbeslaggenomen afkomstig uit een attachékoffer die op de gang was aangetroffen en documenten die afkomstig zijn uit de auto van X. Deze documenten betreffen onder meer allerlei geprinte of handgeschreven financiële overzichten. Enkele van deze overzichten bevatten verwijzingen naar hetgeen hiervoor in deze ambtshandeling is beschreven.
Deze financiële overzichten hebben betrekking op allerlei vermogensbestanddelen in de vorm van beleggingen en/of deposito's en andere liquide middelen. Deze vermogensbestanddelen zijn gegroepeerd in afzonderlijke juridische structuren. Wij noemen dit in het vervolg van dit proces verbaal 'verzamelplaatsen'. Elke verzamelplaats wordt beheerd door één bepaalde, in het buitenland gevestigde bankinstelling c.q. vermogensbeheerder. Deze beheerder verstrekt regelmatig overzichten van alle vermogensbestanddelen die in de betreffende verzamelplaats zijn ondergebracht.
Uit de overzichten en bijbehorende aantekeningen komt naar voren dat bepaalde vermogensbestanddelen worden verplaatst van de ene naar de andere verzamelplaats. Er is ook een verzamelplaats (AB) die kennelijk wordt opgeheven. Bepaalde saldi van verzamelplaatsen worden omgerekend in guldens en/of bij elkaar opgeteld.
Onder meer uit het bovenstaande leiden wij af dat de economische eigenaar van de genoemde vermogensbestanddelen van die verzamelplaatsen niet vermeld staat op deze overzichten doch dat slechts een juridische structuur, dan wel een code naam wordt vermeld op deze overzichten. Deze economische eigenaar, kan naar behoeven vermogensbestanddelen verplaatsen van de ene naar de andere verzamelplaats.
Bij ons is het vermoeden gerezen dat de economische eigendom van de bedoelde vermogensbestanddelen toebehoort aan X omdat X degene is die:
-de overzichten toegestuurd krijgt;
-aantekeningen op de overzichten maakt;
-bepaalt wat er met de betreffende vermogensbestandelen gebeurt;
-de saldi omrekent in guldens en bij elkaar optelt;
-zijn aankoop van het nieuwe vermogensbestanddeel PBS betaalt met geld van verzamelplaats bbb, en
vervolgens ook toevoegt bij de totaaltellingen van bbb en AC.
Als verzamelplaats onderscheiden wij in casu onder meer:
-bbb, waarvan vermogensbestanddelen beheerd worden bij twee UBS-filialen; Zürich-Bellevue en Zürich-
Seefeld. (zie hierna bij 3.2. en 4.2.)
-AD. en AE waarover wij weinig informatie aantroffen, doch waarnaar verwijzingen op overzichten te lezen
zijn (zie hierna bij 3.3.).
-AB, waarvan de vermogensbestanddelen vermoedelijk beheerd worden bij Banque Edouard
Constant te Genève. De financiële overzichten werden opgestuurd naar J. S.A.M.te Monaco. De vermogens-
bestanddelen van deze verzamelplaats zijn in februari en/of maart 2000 overgeboekt naar andere
verzamelplaatsen (zie hierna bij 3.4 en 4.3).
-AC Securities Ltd, waarvan de vermogensbestanddelen ook beheerd worden bij de Banque Edouard
Constant (zie hierna bij 3.5 en 4.3)
3.2 Overzicht Verzamelplaats bbb bij UBS
Statement of assets as per 9.3.2000 page 5 van de UBS (Union Bank Switserland
Omtrent dit overzicht [Hof: bijlage D/367], aangetroffen op het privé adres van X, merken wij het volgende op:
Deze "Statement of assets" is kennelijk op 10 maart 2000 opgemaakt, in het Engels, door het filiaal van de UBS te Zürich-Bellevue;
Het document is genummerd als "page 5". De andere bladzijden zijn niet door ons aangetroffen;
De "Statement of assets" betreft "client numer 3333". Een nadere naamsaanduiding van de client komt op deze pagina 5 niet voor;
De Statement is opgemaakt in de valuta NLG;
De Statement is verdeeld in twee stukken te weten: "Cash credit and debit balances" en "Shares and similar investments";
De totalen van deze twee stukken zijn met blauwe pen omcirkeld, te weten NLG 447.671 als "Cash Credit Balance", en NLG 618.377 als "Total Shares and similar investments";
Het cash-totaal is opgebouwd uit vier saldi van "current accounts" in diverse valuta te weten CHF, USD, EUR en NLG. De "current accounts" dragen alle het nummer 3333, aangevuld met een volgnummer;
Het onderdeel "Shares and similar investments" is opgebouwd uit twee pakketten, te weten
a: 6 units "UBS 100 Index Fund Switzerland", market value NLG 33.466
b: 6000 bearer shs Commerzbank AG, cost price EUR 33.725, market price EUR 44.010, market value
NLG 581.911 (6000 x 44,010 x 2.20371);
Onderaan het overzicht zijn met de pen nog enkele cijferopstellingen toegevoegd. Het betreft enkele vermenigvuldigingen en de volgende opstelling:
618.377
447.671
1.066.048
-/- 840.000 PBS
200.000
Wij lezen hierin dat de omcirkelde deeltotalen van de statement (618.377 en 447.671) worden opgeteld. Van het totaal wordt vervolgens 840.000 afgetrokken, waarbij "PBS" is vermeld. Zoals hiervoor is beschreven is PBS de afkorting van Private Bank Switzerland. Wij merken op dat CHF 600.000, omgerekend tegen een koers van 1,40, gelijk is aan NLG 840.000.
Tot slot verwijzen wij naar de handgeschreven aantekening van X onderaan de fax van 6 maart 2000 (D/359):
"wordt het lening/optie of bbb?"
Uit de hierboven beschreven aantekeningen van X op het UBS-overzicht van bbb van 10 maart 200 (D/367) maken wij op dat hij besloten heeft om de investering in PBS niet als lening door Von O te laten voorschieten, maar de liquide middelen zelf te verschaffen, door die van de verzamelplaats bbb af te halen. Uit de combinatie van deze overzichten maken wij op dat het UBS overzicht bijlage D/367 betrekking heeft op de verzamelplaats bbb.
X zelf is gevraagd om commentaar naar aanleiding van de bij hem in de auto gevonden documenten inzake PBS:
"Dit is een totaal Zwitserse aangelegenheid, het is vrij recent aangevangen. Ik had dit in mijn auto omdat een
van mijn cliënten hier een groot belang in heeft genomen. Hij vond dit vrij groot en heeft aan mij gevraagd
of ik hier een andere entiteit wist die voor een gedeelte kon participeren. Ik heb zelf geen belang en niet
geparticipeerd in PBS. Ik heb hier wel in geadviseerd voor een andere cliënt. Degene die met PBS kwam
heeft een en ander zelf geïnitieerd. Ik heb geadviseerd voor die andere cliënt van mij, en zijn belangen
behartig ik terzake."
(…..)
3.3 Verzamelplaats AD
In de attachékoffer van X is voorts een setje van die aan elkaar geniete documenten aangetroffen. Het betref documenten D/369 tot en met D/371.
1. Handgeschreven financieel overzicht "AD." gedateerd 10/2-2000
Het eerste blad betreft een handgeschreven opstelling waarin wij het handschrift van X herkennen. Op dit overzicht is te lezen:
AD
-Index Fund Sw 37.002
-6000 C.Bank Cost Price Market
33.725 31.500 416.501
-Cash 11.695
465.198
-735.000 -/- 50.000 = 685.000 in UBS Telecom 685.000
Caveat Hiertegenover staat 300.000 DEM Hypotheek
------------
1.150.000
Nog te ontvangen Rente + winstaandeel Duitse Hyp
-50000 PD
Over dit document merken wij het volgende op:
-Gezien de datum boven het document vermoeden wij dat dit een opstelling betreft per 10 februari 2000;
-Gezien de vermelding "AD" vermoeden wij dat betreffende vermogensbestanddelen voor X
herkenbaar zijn onder de afkorting AD Het is voor ons onduidelijk waar deze afkorting voor staat. Gezien
de gedachten streepjes bestaat "AD" op 10 februari 2000 kennelijk uit vier afzonderlijke
vermogensbestanddelen:
1) Als eerste staat vermeld "Index Fund Sw 37.002". Dit heeft vermoedelijk betrekking op het vermogens-
bestanddeel "Index Fund Switzerland" dat ook voorkomt op het overzicht van de UBS d.d. 9 maart 2000
(D/367). Daar staat het gewaardeerd op NLG 36.466.
2) Als tweede staat vermeld "60000 C.Bank". Dit heeft vermoedelijk betrekking op het vermogensbestand-
deel '6000 toonderaandelen Commerz Bank' dat onder de vermelding "6.000 bearer shs Commerzbank AG"
dat ook voorkomt op het overzicht van de UBS d.d. 9 maart 2000 (D/367), gezien het feit dat op beide
overzichten als Cost Price EUR 33,725 per aandeel staat vermeld.
3) Bovengenoemde vermogensbestanddelen zijn vermoedelijk tussen 10 februari en 9 maart 2000 verplaatst
van de verzamelplaats AD naar verzamelplaats bbb.
4) Als derde staat vermeld "Cash 11.695". Wij merken op dat op het UBS-overzicht van een maand later
(9 maart 2000) het bedrag dat aan liquide middelen beschikbaar is aanmerkelijk hoger is, namelijk
NLG 447.671. Mogelijk houdt dit verband met hetgeen achter het vierde gedachten streepje staat:
5) "735.000 -/- 50.000 = 685.000 in UBS Telecom". Gezien het feit dat deze aandelen UBS Telecom niet
meer voorkomen op het overzicht van 9 maart zijn deze aandelen vermoedelijk tussen 10 februari en
9 maart verkocht, en is een groot deel van de opbrengst in cash verplaatst naar verzamelplaats bbb
(zie het overzicht van 9 maart 2000).
(…..)
3.4 Verzamelplaats AB
Financieel overzicht gedateerd 03/02/2000 rek.nr. 4444 AB blad 1
Als derde bladzijde van het setje van drie documenten is aangetroffen een cijferopstelling met als kop:
"Geneva, 03/02/2000 1791183 NGL AB 03/02/00 1"
Dit overzicht bevat bovenaan de volgende vermelding:
"AB"
C/O J S.A.M
31, Avenue , MC 00000 MONACO"
Onderdeel van deze cijferopstelling is een tabel genaamd: "Investment Structure of Assets (In % and 000 USD)"
waarin te lezen:
(…..)
TOTAL 100 % 1346
Vervolgens staan deze vermogensbestanddelen nader gespecificeerd:
(…..)
Onderaan deze specificatie staat nog de vermelding:
"Total portfolio in USD 1.345.676", hetgeen aansluit met het bedrag ad 1346 in de totaalkolom in bovenbeschreven tabel.
Over dit document merken wij voorts nog het volgende op:
-Het adres C/O J S.A.M. in Monaco betreft vermoedelijk het toezendadres van dit overzicht. De naam
van deze vennootschap komt voor in de adresboekjes van X (zie o.a. D/300). J S.A.M.
is vermoedelijk een vennootschap gevestigd in Monaco behorende bij een trustkantoor waar J D
H werkzaam is, deze verricht vermoedelijk diverse trustwerkzaamheden voor X.
In V11/05 verklaarde X over J S.A.M. en J D H het volgende:
"D bellen, daar bedoel ik mee, dat is Meneer D H, die ken ik al heel lang. Hij is van een
trustkantoor in Monte Carlo. Zijn trustkantoor is genaamd J S.A.M. Al mijn contacten die ik met
J.D.H. heb zij namens mijn cliënten."
-Gezien de identieke lay-out van het overzicht met de hierna nog te bespreken overzichten D/373 en D/374
vermoeden wij dat deze overzichten alle afkomstig zijn van dezelfde vermogensbeheerder uit Genève, te
weten Banque Edouard Constant SA.
-Met zwarte pen staat in de marge bij de specificaties van het "Cash" en de "Short term deposits" bezit
vermeld: "naar C.F. 4/2-2000" en bij de specificatie van de Equities: "naar AG 4/2-2000". Met blauwe pen
staat bij Convertible bonds vermeld "n AD".
(…..)
3.5 Verzamelplaats AC en het verband met bbb
Handgeschreven cijferopstelling AC/bbb gedateerd 16 maart [Hof: bijlage D/371 achterzijde)
Bovenvermelde print van de vermogensbestanddelen ten name van AB is aan de achterzijde gebruikt voor een handgeschreven, zeer opmerkelijke cijferopstelling.
16/3 AC $ 2.792.544 Equity (incl. 500.000 Seagate)
$ 977.415 Deposito
3.770.000
Toevoegen - 1000 aaa Trading
à 144 ? 144.000
3.914.000
- current account 6.000
(daarna kan AB geliquideerd
worden) 3.920.000 = Dfl. 9.000.000
bbb - Dfl 940.000 " 940.000
- aaa Comps US + Euro $ 786.000 x 2,30 " 1.800.000
11.700.000 12.500.000
- PBS 600000 Sw frs = 840.000 /
Wij merken over deze opstelling het volgende op:
-Wij herkennen het handschrift van X.
-De naam AC betreft vermoedelijk de verzamelplaats AC Securities Ltd (…..).
-Deze opstelling begint met een datum, "16/3", dat gezien de voorzijde betrekking moet hebben op het jaar 2000.
Wij merken op dat deze datum enkele dagen na 13 maart 2000 ligt, zijnde de dag waarop de betaling van
CHF 600.000 binnenkomt op de bankrekening van zzz (D/384), dat bestemd was voor X aandeel in de aanschaf van de aandelen PBS.
-Wij zien onderaan de opstelling het vermogensbestanddeel "PBS 600.000 Sw frs" staan, omgerekend naar
NLG 840.000 (gehanteerde koers 1,40). Deze koers is gelijk aan de koers die op D/367 is gebruikt om de
Betaling van CHF 600.000 om te rekenen naar guldens.
-We zien achter het woord 'Toevoegen' het vermogensbestanddeel 1000 aaa Trading staan tegen een koers
van 144. Dit komt ook voor op bijlage D/371voorzijde, als onderdeel van de vermogensbestanddelen ten name
van AB d.d. 3 februari 2000. Daar heeft X bijgeschreven "naar AG 4/2-2000".
Als waarde staat daarop aangegeven 138,24. Met de pen is boven deze koers "144,11" vermeld, kennelijk de
koers van deze aandelen per 16 maart. Wij maken hieruit op dat dit vermogensbestanddeel op 4 februari
verplaatst is van verzamelplaats ab naar verzamelplaats ad., en vervolgens na 16 maart
toegevoegd gaat worden aan verzamelplaats AC.
-De vermelding "daarna kan AB geliquideerd worden" sluit aan met het eerder geuite vermoeden dat de
vermogensbestanddelen van AB, zoals ze voorkomen op de lijst D/371 voorzijde d.d. 3
februari 2000, zijn verplaatst naar andere verzamelplaatsen. En dat voor AB per 16 maart 2000 nog
slechts een current account resteert van ongeveer $ 6.000, dat overgeboekt gaat worden naar de
vermogensverzamelplaats genaamd AC.
-We zien dat onder de naam bbb drie vermogensbestanddelen gerangschikt zijn:
-Dfl 940.000 (zie eveneens bijlage D/372 behandeld bij 4.2 hierna)
-Aandelen aaa Comps US + Euro $ 786000 x 2.30
-Aandel PBS 600000 Sw frs.
In dit kader verwijzen wij nog naar bijlage D/359, de fax van F.D. aan X d.d. 6 maart met
daarin het nummer van de CHF-bankrekening van zzz. Onderaan deze fax heeft X
vermeld: "wordt het lening/optie of bbb?".
-Wij zien het vermogensbestanddeel aaa Comps US + Euro gewaardeerd staan op $ 786.000, hetgeen
gelijk is aan het subtotaal vermeld bij de vermogensbestanddelen "aaa Compos Inves" plus aaa EUR Comp Inves" op D/371 voorzijde (612.050 + 174.421). Daar heeft X bijgeschreven
"naar AD 4/2-2000". Kennelijk is de verplaatsing van AB naar AD op 4 februari gevolgd
door een verplaatsing van AD naar bbb.
Wij leiden uit het feit dat de vermogensbestanddelen van de verzamelplaatsen AC en bbb opgeteld worden af, dat de uiteindelijke eigenaar van deze vermogensbestanddelen dezelfde is. Deze persoon moet, gezien de bijtelling van de aandelen PBS, dezelfde zijn als de uiteindelijke eigenaar van de aandelen PBS.
Nadat hem de bovenbeschreven opstelling (D/371 achterzijde) was getoond verklaarde X hierover: "Dit is een vermogenspositie van een cliënt van mij. In dit overzicht herken ik drie namen van vermogensposities. AC, bbb en AB. Dit betreft één cliënt. Ik tel hier de vermogensposities bij elkaar op. Het is zo duidelijk als het maar zijn kan. De investering PBS die u net aan mij toonde en die ik aftrok van het overzicht D/367 tel ik hier bij de totale positie van mijn cliënt. Ik kan hier verder niets over zeggen."
(…..)
4. Overige documenten inzake verzamelplaatsen
(…..)
Financieel overzicht d.d. 03/02/00 rek.nr. 5555 AC Securities 2
Dit overzicht [Hof: bijlage D/374], een "Evaluation as of 02/02/2000", betreft nummer 5555/.., bestaat uit drie pagina's, en heeft als koptekst:
"Geneva, 03/02/00 252018/GL AC Securities 2 03/02/00"
De tenaamstelling van dit overzicht is "AC Securities Ltd, Banque Restante". Uit het overzicht begrijpen wij dat tot deze verzamelplaats per 2 februari 2000 de volgende vermogensbestandelen behoren:
-Current accounts 13.992 USD
-Short term deposits 143.787 USD
-Bonds 1.109.040 USD
-Equities 792.576 USD
Total Portfolio in USD 2.029.385 USD
Accrued interests 39.338 USD
Total with accrued int. 2.068.734 USD
-Others owed 35.000 USD
Wij merken op dat op pagina 1 van dit overzicht met blauwe pen een optelling is geschreven:
2068
2332
4400
x 22
88
880
968
4.4 Verband tussen diverse verzamelplaatsen
Terzake van het vermoedelijk verband tussen de verzamelplaats bbb en AC troffen wij een handgeschreven overzicht aan: [Hof: bijlage D/377]
Bericht van UBS, Zürich-Bellevue gedateerd 9 februari 2000
Op dit bericht, dat vermoedelijk de eerste pagina is van een toegezonden financieel overzicht per 8 februari 2000, zijn met een blauwe pen diverse vermeldingen en cijferopstellingen geschreven:
"D bellen Overdracht aaa n bbb
Oppenheimer
Bank America Seagate
999 verkopen
1.350
977
2.068
4.395 x 22 = 9.680.000
1.150.000 AG
10.830.000
I II III 2.500.000
X 22
110
1100
1210"
Over dit document merken wij het volgende op:
-Wij herkennen het handschrift van X.
(…..)
-Over de tweede gedachten streep "WW" merken wij op dat X terzake van een statement
van heimer verklaarde: "(Nadat hem was getoond: een Client Account Statement van WW en
gericht aan LL Services Ltd ter attentie van J.M.L N te Guernsey, tevens is hierop te lezen: "Your
account executive EE III". Het overzicht is gedateerd 29-10-1999. En hem gevraagd om
commentaar?)
"EE III was directeur van oorspronkelijk (…). Een paar van mijn
cliënten zijn nog steeds cliënt van zijn kantoor. (…) is inmiddels overgegaan naar WW, een
vermogensbeheerder. Ik dacht dat WW een dochter is van Citi Bank in Amerika.
(…) heeft mijn cliënten meegenomen naar WW, dat zal vrij recent zijn geweest, ik dacht begin
1999. Op dit overzicht ziet u beleggingen van mijn cliënt LL, dit zijn bezittingen van LL die ik
voor mijn cliënt beheer."
(…..)
Samengevat merken wij op dat op dit document de totalen van de verzameplaatsen AB, AC, AC 2 en AD/bbb bij elkaar worden opgeteld. Op dat moment met een kennelijk totale waarde ad f.10.830.000.
Wij halen nogmaals de handgeschreven notitie D/377 aan, waarop de betreffende waarden zijn te lezen, schematisch door ons aangevuld met de vermoedelijk betreffende verzamelplaatsen:
Bedragen Vermoedelijke verzamelplaats
1.350 = AB
977 = AC
2.068 = AC 2
4.395 x 22 = 9.680.000 = totaal omgerekend naar guldens
1.150.000 AD = AD later verplaatst naar bbb
10.830.000 = totaal verzamelplaatsen "
2.21. Productie 3 bij de pleitnota van de gemachtigde is een kopie van een proces verbaal van voorlopig getuigenverhoor d.d. 10 maart 2003 door de rechter-commissaris in de rechtbank in het arrondissement Amsterdam; de rechter-commissaris heeft gelegenheid gegeven tot enquête aan de zijde van verzoeksters in de zaak van de Ontvanger van de Belastingdienst/Grote ondernemingen en de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen tegen onder anderen belanghebbende. Bij de enquête was de gemachtigde als raadsman van belanghebbende aanwezig. Gehoord is I, die onder meer het volgende heeft verklaard:
"Ik heb enkele weken geleden bij de Fiod een uitgebreide verklaring afgelegd. Dat was de eerste keer dat ik over de zaak verklaarde. Bij de Fiod is mij voorafgaand aan het verhoor medegedeeld dat ik het recht had om te zwijgen. Ik heb tijdens dat verhoor geen gebruik gemaakt van dat recht. Ik geloof dat ik drie keer ben verhoord, op drie verschillende dagen. Ik heb de waarheid gesproken bij de Fiod, ik blijf bij mijn verklaring die ik daar heb afgelegd. (…..)
Ik wil vandaag niet vertellen wat ik bij de Fiod verklaard heb. De reden daarvan is dat ik midden in een strafzaak zit. Mijn verklaring zou effect kunnen hebben op mijn strafzaak. (….)
Ik ben bereid om een verklaring af te leggen als mijn strafzaak is beeindigd. De verklaringen die ik bij de Fiod heb afgelegd zijn nu nog geheim.(…..)
Opmerking rechter-commissaris: De zitting wordt voor enkele ogenblikken geschorst om de getuige in de gelegenheid te stellen de uitspraak van de meervoudige strafkamer aan te horen inzake zijn verzoek om in zijn strafzaak geschorst te worden. Na de schorsing verklaart de getuige het volgende. De uitspraak van de meervoudige kamer houdt in dat ik geschorst kan worden onder borgstelling van een bedrag van 300.000 Euro."
(…..)
2.22. Productie 6 bij de pleitnota van de gemachtigde behelst een kopie van een getypte versie van een brief van Y d.d. 9 april 2003, gericht aan www en heeft als onderwerp 'F Ltd'. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
"Following our telephone conversation of Thursday 4 February 2003 regarding the above case and in reply to your request I inform you as follows.
You pointed out to me that you and your client, after having studied the statement I have made, found several inaccuracies which may be interpreted to the detriment of your client, X, in the criminal investigation pending against him.
(…..)
To the Fiod I have made the following statement:
"I have been to Amsterdam with U to look at some property deals. In yy I was introduced to X. I am sure this was before the F-deals, it might have been end 1991, beginning 1992.
X supplied me with possible development, but I didn't have the money. U was working
in Europe already. U kwew X before me. I was introduced to X by U.
X was acting voor himself. X was friends with a famous yy real estate
guy. The deals were good, but it was too soon for me. I had no money at that moment"
This statement is not accurate. The first time I met X in person was in November 1994. I have checked end established that the first time met him was in November 1994 at a lunch meeting organised for the N N.V. deal. This means that my statements made in respect of X and the part he played in 1991 and 1992 cannot be accurate. I did not know him in that period. I do not know any facts related to Mr X during that period."
2.23. Op 25 februari 2003 is T gehoord in het kantoor van de 'United Stated Attorney's Office in Illinois (Verenigde Staten) waarbij de Nederlandse rechter-commissaris is opgetreden als 'Examining Judge'. Namens belanghebbende was mr aanwezig.
De Nederlandse Officier van Justitie heeft verklaard:
"I can confirm that, based on the information that we know, that Mr. T will not be presecuted in the Netherlands, and that he's no longer regarded as e defendant, as a suspect. If it so happens that the contents of the statement that the whitness will make today will alter this viewpoint of the public prosecutor, I will immediately interrupt the interview, and I will inform the whitness about this."
Daarna heeft T verklaard de waarheid en niets dan de waarheid te zullen verklaren.
Op vragen van mr heeft T onder meer het volgende verklaard.
"Mr. I approached me about doing some environmental work in a building in Houston that he had. (…..)
I believe it was late 1995, or 1996. He talked to me about coal properties and mineral interests in the United States. And I previously knew Mr. I from the oil and gas business, and I agreed to look at the coal properties and try and sort all of that out for him.
Yes, I took instructions form Mr. I.
(Op de vraag: In your position, did you also have insight in all official registers of F Ltd?)
I don't understand official registers.
(Op de vraag: Like the registers of the shareholders, for instance?)
No, I've never seen it.
(Op de vraag: And in your positon, did you have knowledge of all flows of money in F Ltd?)
No.
(Op de vraag: In your position, did you have knowledge of the negotiations of F Ltd with Dutchman regarding the purchade of companies in the Netherlands?)
Yes, I guess. Was I involved in these?
(….)
(Op de vraag: Were you aware of the commissions and fees that were paid in the course of the purchase of these companies, the Dutch companies?)
Yes, I am aware that commissions were paid. I think it's important to determine at what point in time you are asking me these questions, because at a certain point in time, I had no knowledge or interaction of these transactions. After Mr.S asked me to begin speaking with the Dutch Tax Authorities, I consequently learned information that I did not know before.
(Op de vraag: How did you gain this knowledge? From whom did you get this knowledge?)
From collecting documents from various places. (……)
These were documents requested by the Dutch Tax Authorities. (…..) Some were gathered from S's office in Houston, Texas. Some from F's office in Nassau, Bahamas. Some from, I think one of the accountants, his name was Mr. V. Some from Mr. W's office.
(…..)
I've never been an owner, and I did day anybody could put anything on paper.
(Op de vraag: Now, did you know, 100 percent sure, who were the owners of F Ltd?)
No.
(Op de vraag: In a previous statement you expressed suppositons regarding the owners of F Ltd?)
Yes.
(Op de vraag: Was this based on impressions you had, or on positive absolute knowledge?)
I wasn't based on knowledge. It was based on impressions.
(…..)
(Op de vraag: Did X ever tell you that he owned F Ltd?)
No."
2.24. Op 27 maart 2003 is EE III gehoord als getuige in Miami (Verenigde Staten). Een kopie van het court report van dit verhoor is als productie 10 bij de pleitnota van de gemachtigde gevoegd. Mr was aanwezig namens belanghebbende. Op vragen van mr heeft EE III onder meer het volgende geantwoord:
"(Op de vraag: The 31st of January of the year, I think 2001, you were interviewd in the presence of, among others, Mr (….) . Do you remember that interview? En: At the start of that interview were you told that you had the right to remain silent, that you didn't have to answer any questions?)
Yes. En: No, sir I was not told that.
(Op de vragen: Did you have the idea that you were obliged to answer en On the basis of what)
Yes, sir. Not being an expert witness, when you're sitting here and people ask you a question, you answer the question the best you can.
(…..)
Last year at this time I worked for CIBC Oppenheimer. CIBC is a Bank. Oppenheimer the brokerage part, brokerage side. Now our company has been taken over in the last few weeks by a company (….).
(Op de vraag: I'm asking you this about the confidential nature of your position because in your statement on the 31st of January, 2001, you told a lot of things about contacts with, for example, S, U, (…), Mr.I, Mr. X, and L of, according to your statement, some of them had opened accounts through you. Couldn't these clients really rely on your secrecy?)
Normally, yes, but the authorities had statements and -in the Bahamas and other locales there is a secrecy law. The law here is just that if you're asked a question in court you answer it the best way you know how. I mean,
I would not.. I could not hide behind the secrecy.
(…..)
(Op de vraag: Can you remember when you first met Mr. X?)
Also in 1995.
(Op de vraag: And when was the second time you met Mr. X?)
I believe it was one of the tax seminars in Mexico.
(…..)
(Op de vraag: In your position were you ever able to glance or to look at a register of shareholders in F Ltd?)
No, sir. No.
(.....)
My statement given January 31st where I said I met them in the early '90s, I was wrong. I'm sure you understand we're asking questions of twelve years ago, six years ago, five years ago. I looked at my passport, to be honest with you, and realized that I wasn't in yy in the early '90s, simple as that.
(Op de vraag: So you rectified, you altered your statement?)
Well, I'm doing it now.
(…..)
(Op de vraag: Did you ever have access to, knowledge of, Mr. X's personal finances?)
No, sir.
(Op de vraag: Did he ever tell you how he financed his house?)
No."
2.25. Bij de schriftelijke reactie van de gemachtigde van 4 juni 2003 is als productie 12 gevoegd een kopie van een faxbericht van U, gericht aan de gemachtigde van belanghebbende.
In de aanhef staat vermeld: "Ref: Mr X". Hierin is onder meer het volgende vermeld.
"I write to inform you about an incident relating to a telephone call that I received from Mr I, immediately after his release from custody. During the call he stated that he was very sad about the statement he had made to the FIOD. He fully understood that I must have been extremely upset and angry about this statement.
(…..)
Mr I indicated that he was in great distress and that now when he could think more clearly, he stated that he had been acting under extreme duress. That meant that he had not been thinking clearly and had been desperate. He wanted me to understand that this was the reason for his statement.
(…..)
Mr. I continued:
(…..)
To Please them I had no other chance than to give them what they wanted. They were also determined to drag in you and Y into the aledged organisation. I had to lie.
It was my freedom that I had to trade against putting other people in misery and I chose my own freedom.
(…..)
At about the same time I received a telephone call from EE III in Miami when he informed me that Mr I had told him the same time."
2.26. Bij het opleggen van de in geding zijnde navorderingsaanslagen is de aanslagregelende ambtenaar, AF, uitgegaan van een door de inspecteur opgemaakte fiscale nadeelberekening, die is opgemaakt op verzoek van de Officier van Justitie. Deze nadeelberekening behoort tot de gedingstukken. Als gevolg hiervan zijn de aanslagen opgelegd naar lagere bedragen dan berekend was in het in 2.27 vermelde fiscale rapport van 4 februari 2002..
Op pagina 15 van het fiscale rapport is de volgende opstelling vermeld van de vermoedelijke ontvangsten en vermogens per jaar:
"Jaar Vermogen begin Rendement 6% Ontvangen bedragen Vermogen eind
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
Totaal
2.27. Namens belanghebbende is op 21 mei 2002 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen.
Bij brief van 28 mei 2002 heeft AF namens de inspecteur van de Belastingdienst/ Grote ondernemingen aan belanghebbende ter informatie toegezonden een kopie van een fiscaal rapport d.d. 4 februari 2002 (hierna: het fiscale rapport), opgesteld door Z van de Belastingdienst/Grote ondernemingen met als onderwerp: "X". Een kopie van dit rapport is als productie 11 bij de aanvulling op het beroepschrift gevoegd.
Bij schrijven van 29 mei 2002 bevestigt mr AG namens de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen de ontvangst van de bezwaarschriften. Daarbij wordt vermeld dat zijn collega mr AH namens de inspecteur van de eenheid Grote ondernemingen de bezwaren verder zal afhandelen.
Bij brief van 13 juli 2002 heeft de gemachtigde de bezwaarschriften gemotiveerd en verzocht om gehoord te worden indien de inspecteur voornemens is het bezwaar af te wijzen.
Bij brief van 16 juli 2002 bevestigt de gemachtigde aan mr AH dat de hoorzitting zal worden gehouden op 18 juli 2002. In deze brief is voorts vermeld: 'Voorts verneem ik gaarne tijdig vóór de hoorzitting de gronden waarop u van zins bent tot afwijzing van de bezwaren over te gaan.'
Productie 14 bij de aanvulling op het beroepschrift bevat een kopie van het verslag van de hoorzitting en productie 15 is een aanvulling daarop van de zijde van belanghebbende. Het verslag van de hoorzitting is bij brief van 22 juli 2002 door mr AH toegezonden aan de gemachtigde. In deze brief wordt tevens gevraagd om enige vragen te beantwoorden.
Bij brief van 30 juli 2002 deelt mr AH de gemachtigde mede dat zijn vragen uiterlijk op 15 september 2002 dienen te zijn beantwoord en voorts dat de Belastingdienst pas uitspraak zal doen op de bezwaarschriften nadat die vragen volledig zijn beantwoord.
Bij schrijven van 10 september 2002 deelt de gemachtigde mr AH mede dat de bestreden aanslagen volstrekt ongemotiveerd zijn vastgesteld en wordt de relevantie bestreden van de gevraagde informatie.
Productie 19 bij de aanvulling op het beroepschrift is een kopie van een brief van 26 september 2002 van mr AJ namens de inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen aan de gemachtigde waarin mr AJ onder meer mededeelt dat hij de behandeling van de fiscale aangelegenheden van belanghebbende heeft overgenomen van zijn collega.
3. Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
a. Zijn de navorderingsaanslagen bevoegdelijk opgelegd, is de uitspraak op het bezwaar-schrift gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar en is daarbij het voorschrift van artikel 10:3, derde lid, van de Awb geschonden?;
b. Dient het verweerschrift van de inspecteur bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing te blijven omdat het is ingediend na het verstrijken van de door de griffier gestelde termijn?;
c. Dienen de navorderingsaanslagen te worden vernietigd omdat de inspecteur in de bezwaar-fase geweigerd heeft inzage te verstrekken in het belastingdossier van belanghebbende?;
d. Dienen de navorderingsaanslagen te worden vernietigd omdat deze niet of onvoldoende, dan wel niet tijdig, zijn gemotiveerd?.
e. Dienen de navorderingsaanslagen te worden vernietigd wegens het ontbreken van 'enig feit' als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)?;
f. Is er sprake van een zogenoemde verlengde navorderingstermijn als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de AWR?;
g. Is er sprake van omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e, onderdeel b en slot, van de AWR omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht als neergelegd in artikel 47, eerste lid, van de AWR? en
h. Zijn de navorderingsaanslagen opgelegd op basis van redelijke en voor belanghebbende kenbare schattingen van de belastbare inkomens en vermogens?
4. Standpunten van partijen
Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de inspecteur niet bevoegd was om de navorderingsaanslagen op te leggen en de uitspraak op het bezwaarschrift te doen omdat hij daartoe niet was gemandateerd. Het Hof overweegt als volgt.
5.1.2. Bijlage 34 bij het verweerschrift behelst drie mandaatbesluiten.
Bij het eerste mandaatbesluit heeft het hoofd van de Belastingdienst/Ondernemingen , als zodanig op grond van artikel 19 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst (20 december 2000, nr. WDB00/939) inspecteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bevoegd met betrekking tot de heffing ten aanzien van belanghebbende, mandaat verleend aan AF, werkzaam bij de eenheid Grote ondernemingen van de belastingdienst; het mandaatbesluit heeft als dagtekening 22 februari 2002.
Bij het tweede mandaatbesluit, gedagtekend 21 februari 2002, is op grond van dezelfde regeling en door voornoemd hoofd van de eenheid mandaat verleend aan mr AH om dezelfde bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de heffing van belanghebbende.
Het derde mandaatbesluit, gedagtekend 9 september 2002, behelst mandaatverlening aan mr AJ, werkzaam bij de eenheid Grote ondernemingen van de belastingdienst, om heffingsbevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de heffing van belanghebbende.
5.1.3. De onderhavige navorderingsaanslagen zijn door AF opgelegd met dagtekening 15 mei 2002. Bij brief van 28 mei 2002 heeft AF het fiscale rapport aan belanghebbende toegezonden. De inspecteur heeft verklaard dat de behandelende inspecteur, mr. AH, de bedoeling had de hoogte van de navorderingsaanslagen te baseren op het fiscale rapport en niet, zoals AF per abuis heeft gedaan, op de nadeelberekeningen welke ten behoeve van de Officier van Justitie waren gemaakt. Het Hof hecht geloof aan deze verklaring van de inspecteur.
Op 21 mei 2002 zijn de pro-forma-bezwaarschriften door de inspecteur ontvangen.
Mr AH heeft aanvankelijk de bezwaarschriften behandeld en was aanwezig bij de hoorzitting welke op 18 juli 2002 heeft plaatsgevonden.
Bij brief van 26 september 2002 heeft mr AJ bericht dat hij de behandeling van de bezwaren heeft overgenomen. Hij heeft de bestreden uitspraak, die is gedagtekend 4 november 2002, ondertekend.
5.1.4. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1.2. en 5.1.3. is overwogen is het Hof van oordeel dat de navorderingsaanslagen bevoegdelijk zijn opgelegd en datuitspraak op het bezwaar van belanghebbende is gedaan door een daartoe bevoegde ambtenaar. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat voor de uitspraak op bezwaar door mr. AJ briefpapier van de eenheid Grote ondernemingen is gebruikt, nu de uitspraak door hem is ondertekend namens de inspecteur Belastingdienst/Particulieren/ Ondernemingen .Uit het onder 5.1.3. vermelde blijkt dat in de aanslagregelingsfase en in de bezwaarfase aanvankelijk dezelfde inspecteur, mr. AH, bij de zaak betrokken was. Bij de hoorzittng van 18 september 2002 was naast mr. AH namens de eenheid Ondernemingen aanwezig (enkel) AK. De behandeling van belanghebbendes bezwaar is per 26 september 2002 overgenomen door mr. AJ. Mr. AJ heeft ook uitspraak op het bezwaar gedaan. Het Hof verbindt aan de hiervoor beschreven gang van zaken niet de conclusie dat de uitspraak op bezwaar wegens strijd met het in artikel 10:3, derde lid, van de Awb bepaalde moet worden vernietigd, omdat het bezwaar inhoudelijk niet op het fiscale rapport ingaat en in zoverre ongemotiveerd is gebleven, zodat een heroverweging van de navorderingsaanslagen door de inspecteur niet aan de orde kon komen. Daarbij komt dat uiteindelijk de uitspraak ophet bezwaar door een andere ambtenaar, mr. AJ, is genomen.De in 5.1.1. verwoorde stellingen van belanghebbende worden derhalve verworpen.
5.2. Belanghebbende stelt dat het verweerschrift van de inspecteur niet tijdig is ingediend en dat het buiten beschouwing dient te blijven bij de beoordeling van het onderhavige geschil.
Het Hof verwerpt deze stelling van belanghebbende. Het Hof stelt voorop dat de termijn die de inspecteur wordt gegund voor het indienen van een verweerschrift niet van openbare orde is. Reeds hierom kan het door belanghebbende voorgestane gevolg niet intreden. Voorts overweegt het Hof dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende door het tijdstip van indienen van het verweerschrift is benadeeld. Ook overigens heeft het Hof geen reden het verweerschrift terzijde te stellen.
5.3. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur in de bezwaarfase geweigerd heeft inzage te verstrekken in het belastingdossier van belanghebbende wordt eveneens verworpen.
Uit de stukken leidt het Hof af dat belanghebbende tijdens de bezwaarfase in de gelegenheid is gesteld om inzage te verkrijgen in het betreffende dossier en voorts dat de inspecteur gelegenheid heeft geboden om, indien gewenst, stukken te kopiëren.
5.4. Belanghebbende heeft gesteld dat de navorderingsaanslagen dienen te worden vernietigd omdat deze niet of onvoldoende, dan wel niet tijdig, zijn gemotiveerd. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur met de toezending van het fiscale rapport aan belanghebbende de navorderingsaanslagen voldoende heeft gemotiveerd. Het rapport bevat een uitgebreide verhandeling van feiten en omstandigheden die voor de heffing van inkomstenbelasting en vermogensbelasting voor de jaren 1992 respectievelijk 1993 tot en met 1996 respectievelijk 1997 van belanghebbende van belang zijn. Voorts bevat het rapport voor die jaren schattingen van het vermogen dat niet in de aangiften vermogensbelasting van belanghebbende is opgenomen, alsmede van de inkomsten uit dat vermogen, die niet in de aangiften inkomstenbelasting zijn verwerkt. In het rapport wordt tevens duidelijk gemaakt op welke bronnen van inkomen en op welke vermogensbestanddelen de schattingen betrekking hebben.
De omstandigheid dat de navorderingsaanslagen per abuis zijn opgelegd naar andere, lagere belastbare inkomens dan die zijn genoemd in het fiscale rapport, leidt niet tot een ander oordeel. Ook het feit dat dit rapport eerst aan belanghebbende is gezonden nadat de navorderingsaanslagen waren opgelegd, doet aan dit oordeel niet af. Gelet op het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb behoeft schending van een voorschrift immers niet te leiden tot vernietiging van een besluit indien blijkt dat belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Het fiscale rapport is weliswaar niet toegezonden binnen de in artikel 3:47, derde lid, van de Awb genoemde termijn, doch uit de omstandigheid dat belanghebbende ten tijde van het indienen van de aanvulling van zijn bezwaarschrift met dit rapport bekend was en hij desondanks niet inhoudelijk op het rapport is ingegaan, leidt het Hof af dat belanghebbende door deze gang van zaken niet is geschaad. Mitsdien faalt belanghebbendes betoog dat reeds het vertraagd toezenden van het fiscale rapport tot vernietiging van de navorderingsaanslagen moet leiden. Het Hof heeft bij zijn voorgaande oordeel mede in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de inspecteur het vormvoorschrift van artikel 3:47, derde lid, van de Awb bewust heeft genegeerd en dat geen sprake is van een geval waarin (zonder schending van het vorm-voorschrift) een andere besluitvorming mogelijk was geweest.
5.5. Belanghebbende neemt het standpunt in dat geen sprake is van 'enig feit' als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de AWR. Hij stelt dat de navorderingsaanslagen zijn "gebaseerd op onbekende FIOD-schattingen, hetzij gebaseerd op onbekende FIOD-gegevens." Het Hof overweegt als volgt. In het fiscale rapport staat voor de inspecteur relevante informatie over de belastingheffing ten aanzien van belanghebbende.
In dit rapport wordt onder meer verslag gedaan van het onderzoek dat is ingesteld naar de M-vennootschappen en de mogelijke betrokkenheid van belanghebbende hierbij. In het rapport worden de feiten uit het onderzoek naar de M-vennootschappen toegespitst op, onder meer, de persoon van belanghebbende en wel in die mate dat de inspecteur mocht vermoeden dat belanghebbende inkomsten en/of vermogen heeft verzwegen. Naar het oordeel van het Hof vormt de inhoud van het fiscale rapport voor de inspecteur "enig feit" dat grond oplevert voor het vermoeden dat de primitieve aanslagen voor de jaren, waarover hij heeft nagevorderd, tot te lage bedragen waren vastgesteld.
5.6. Belanghebbende heeft gesteld dat het bepaalde in artikel 16, vierde lid, van de AWR in dit geval toepassing mist. Uit de feiten, vastgesteld onder 2.14 e.v., uit het betalingsverkeer van de F-organisatie via banken in Luxemburg, Guernsey, Londen, de Bahama"s, Zürich en Liechtenstein en uit de verklaringen van I leidt het Hof af dat in casu sprake is van vermogen dat door belanghebbende in het buitenland wordt gehouden en voorts dat rendementen van dat vermogen eveneens in het buitenland opkomen dan wel zijn opgekomen. Op grond hiervanoordeelt het Hof dat de navorderingstermijn wordt verlengd als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de AWR.
5.7. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht als neergelegd in artikel 47, eerste lid, AWR en dat derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 27e, onderdeel b en slot, van deze wet de bewijslast dient te worden 'omgekeerd'.
Het Hof overweegt het volgende. Het staat de inspecteur vrij om vragen te stellen en informatie te vragen aan een belastingplichtige indien de inspecteur een redelijk vermoeden heeft dat inkomsten zijn genoten of vermogen wordt aangehouden waarmee hij tot dan toe onbekend is. Een dergelijk vermoeden heeft de inspecteur naar 's Hofs oordeel kunnen ontlenen aan de inhoud van het fiscale rapport. Na kennisneming van dit rapport en na oplegging van de onderhavige navorderingsaanslagen heeft de inspecteur bij brief van 22 juli 2002 belanghebbende verzocht hem nadere gegevens te verstrekken vóór 15 september 2002. Bij brief van 30 juli 2002 heeft de inspecteur wederom aangegeven dat de door hem gestelde vragen uiterlijk 15 september 2002 moeten zijn beantwoord.
Vervolgens heeft de inspecteur belanghebbende bij schrijven van 26 september 2002 bericht dat thans de gevraagde informatie vóór 15 oktober 2002 dient te zijn verstrekt en belanghebbende gewezen op de gevolgen van weigering om de gevraagde informatie te verstrekken onder verwijzing naar het bepaalde in de artikelen 25 en 27e van de AWR. Vaststaat dat belanghebbende de gevraagde inlichtingen niet heeft verstrekt, ondanks het feit dat de inspecteur hem heeft aangemaand en, met verwijzing naar de gevolgen, peremptoir heeft gesteld. Op grond van artikel 27e van de AWR zal het Hof het beroep van belanghebbende derhalve ongegrond verklaren, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaarschrift onjuist is.
op het bezwaar
5.8. Het Hof oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd om te doen blijken dat hij de door de inspecteur gestelde inkomsten niet heeft genoten of dat de door de inspecteur gestelde vermogensbestanddelen niet aan belanghebbende toebehoren.
Uit de gang van zaken zoals die is gerelateerd door de Fiodambtenaren, met name de verklaringen van getuigen en medeverdachten en de uitkomst van het onderzoek naar geldstromen en zogenoemde verzamelplaatsen (zie onder 2.20., 3.1. e.v.) van vermogensbestanddelen leidt het Hof af dat de inspecteur zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat belanghebbende omvangrijke inkomsten heeft genoten uit F Ltd en daaruit een omvangrijk vermogen heeft opgebouwd.
Het Hof hecht met name geloof aan de verklaring van W, voormalig belastingadviseur van F Ltd, dat hij stukken heeft gezien waarin onder meer belanghebbende is genoemd als één van de personen die een 'beneficial interest' in F Ltd hadden en "een stukje van de dealwinst mochten oppikken". Voorts heeft het Hof geen reden te twijfelen aan de verklaringen van EE III, T en Y inhoudende dat belanghebbende directeur dan wel een leidinggevende figuur was bij F Ltd, dat hij met name H aanwijzingen gaf over hoe te handelen en dat hij aan H (omvangrijke) bedragen betaalde voor de door H ten behoeve van F Ltd verleende diensten.
Aan het vorenstaande doet naar het oordeel van het Hof niet af dat sommige personen in een later stadium hun verklaringen zoals zij die hebben afgelegd tegenover de FIOD hebben herroepen dan wel afgezwakt. In dit verband acht het Hof het door de gemachtigde in zijn brief van 4 juni 2003 geformuleerde aanbod tot het als getuigen (doen) horen van U, Y, EE III en T (en I) met zijn brief van 23 juni 2003 ingetrokken.
5.9. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan het resultaat van het onderzoek naar de geldstromen na het afsluiten van de F-transacties en het resultaat van het onderzoek van bij belanghebbende aangetroffen bescheiden met betrekking tot de zogenoemde verzamelplaatsen van vermogensbestanddelen. Belanghebbende heeft geen afdoende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de aangetroffen overzichten van liquide middelen en effecten en dergelijke en evenmin voor het feit dat in zijn handschrift aantekeningen zijn gemaakt op de betreffende overzichten of voor het feit dat vermogensbestanddelen van verschillende verzamelplaatsen bij elkaar worden opgeteld en/of omgerekend in Nederlandse guldens.
De enkele stelling van belanghebbende dat hij vermogen beheerde voor cliënten acht het Hof niet aannemelijk gemaakt nu voor deze stelling zelfs geen begin van bewijs is geleverd.
5.10. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur een redelijke schatting (zie de opstelling onder 2.26) gemaakt van de door belanghebbende met de F-transacties genoten inkomsten en de opgebouwde vermogens. Bij gebrek aan concrete gegevens en gebrek aan medewerking van belanghebbende op dit punt stond de inspecteur geen andere weg open dan de inkomsten en vermogens te schatten op basis van de hem voorhanden zijnde gegevens. Dat de belastbare inkomens over de onderhavige jaren uiteindelijk, ook in de visie van de inspecteur, bij nader inzien terecht tot lagere bedragen zijn vastgesteld dan de aanvankelijk door de inspecteur geschatte bedragen doet aan dit oordeel niet af.
5.11. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt het Hof tot de slotsom dat het beroep van belanghebbende ongegrond is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 29 augustus 2003 door mrs Van Ballegooijen, Faase en Slijpen, in tegenwoordigheid van mr Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.