NJ 1961/238
Schadevergoeding terzake van onvoorzichtigen doodslag. Behoeftigheid van minderjarigen zoon van den nedergeslagene i.v.m. aan de weduwe toekomende verzekeringsuitkeringen.
HR 24-03-1961, ECLI:NL:HR:1961:18
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 maart 1961
- Magistraten
Mrs. Donner, Wiarda, Houwing, Hülsmann en Petit
- Zaaknummer
[24031961/NJ_1961-238]
- Conclusie
Mr. Eijssen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS138718:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1961:18, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑03‑1961
- Wetingang
(BW art. 1406.)
Essentie
Schadevergoeding terzake van onvoorzichtigen doodslag. Behoeftigheid van minderjarigen zoon van den nedergeslagene i.v.m. aan de weduwe toekomende verzekeringsuitkeringen.
Samenvatting
Voor het Hof is betoogd, dat verzekerirtgsuitkeringen, toekomende aan verweerster als weduwe van dengene, die bij het onderhavige verkeersongeval door schuld van een werknemer van Vulcaan om het leven is gekomen, in aanmerking behoren te worden genomen ter bepaling van een aan den minderjarigen zoon van het slachtoffer ingevolge art. 1406 B. W. toekomend recht op schadevergoeding, aangezien de weduwe door een tweede huwelijk niet meer behoeftig is en de haar toekomende verzekeringsuitkeringen daarom de behoeftigheid van den zoon ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.