Deze zaak hangt samen met 10/00444 ([medeverdachte 1]), 10/00470 ([medeverdachte 5]), 10/00540 ([medeverdachte 2]) en 10/01590 ([medeverdachte 4]) waarin ik vandaag ook concludeer.
HR, 21-06-2011, nr. 10/01588
ECLI:NL:HR:2011:BP9415
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-06-2011
- Zaaknummer
10/01588
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BP9415
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP9415, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP9415
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9367, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2011:BP9415, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑03‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP9415
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BK9367
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Geen schriftuur houdende middelen ingediend. N.o. cassatieberoep.
21 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/01588
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2010, nummer 22/000413-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 juni 2011.
Conclusie 15‑03‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Gravenhage bij arrest van 19 januari 2010 wegens 1. primair ‘medeplegen van doodslag’ en 2. subsidiair tweede cumulatief/alternatief ‘mishandeling gepleegd met voorbedachte raad, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
2.
H.J. Smits, administratief ambtenaar bij het Gerechtshof te 's‑Gravenhage, heeft beroep in cassatie ingesteld.
3.
De aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv is op 31 mei 2010 rechtsgeldig betekend. De door het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden verstreek op 30 juli 2010. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan de verdachte ingevolge artikel 437, tweede lid, Sv niet in het cassatieberoep worden ontvangen.
5.
Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑03‑2011