Rb. Overijssel, 30-08-2017, nr. 5766896 \ HA VERZ 17-21
ECLI:NL:RBOVE:2017:3502
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
30-08-2017
- Zaaknummer
5766896 \ HA VERZ 17-21
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2017:3502, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 30‑08‑2017; (Beschikking)
ECLI:NL:RBOVE:2017:2008, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 10‑05‑2017; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2017/4706
AR-Updates.nl 2017-1097
VAAN-AR-Updates.nl 2017-1097
AR 2017/2527
AR-Updates.nl 2017-0613
GZR-Updates.nl 2017-0259
VAAN-AR-Updates.nl 2017-0613
Uitspraak 30‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Arbeidsovereenkomst wordt op verzoek van de werkgever ontbonden op basis van de e-grond in verband met onvoldoende meewerken aan de re-integratie door de werknemer. Daaraan voorafgaand is, om vast te kunnen stellen of het verzoek mogelijk verband hield met de ziekte van werknemer, bij tussenbeschikking een nader deskundigenoordeel van het UWV opgedragen. Daaruit kwam naar voren dat werknemer in staat moet worden geacht te voldoen aan de haar opgelegde re-integratieverplichtingen, waaronder ook het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen, het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 5766896 \ HA VERZ 17-21
Beschikking van de kantonrechter van 30 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEZONDHEIDSCENTRUM VOOR ASIELZOEKERS B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
verzoekende partij, hierna te noemen GCA,
gemachtigde: mr.drs. D. Eringa-Oudijk
tegen
[verweerster] , wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij.
1. De procedure
1.1.
Na de tussenbeschikking van 10 mei 2017 zijn in deze procedure overgelegd:
- de akte overlegging producties van de zijde van [verweerster] ;
- de antwoordakte overleggen van producties van de zijde van GCA;
1.2.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
2. De verdere feiten
2.1.
In de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 23 juni 2017 is onder andere opgenomen: 3.1 OnderzoeksactiviteitenDe dossiergegevens werden bestudeerd.
Een door cliënt ingevulde vragenlijst werd bestudeerd.
Client werd gezien op het spreekuur d.d. 22-06-2017. (…)
(…)
5 Conclusie - In staat om te voldoen aan de haar opgelegde re-integratie-verplichtingen, waaronder ook het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen, het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling.- Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is cliënt aangewezen op werkzaamheden rekening houdend met beperkingen. 2.2. In de bij het deskundigenoordeel behorende ‘Rapportage arbeidsdeskundige’ van 30 juni 2017 is onder meer het volgende opgenomen:
2.1
Onderzoeksactiviteiten
Bestudering gegevens uit de aanvraag en eventuele bijlagen.
Op 30 juni 2017 heb ik op kantoor overleg gehad met de verzekeringsarts (…) betreffende de gestelde conclusie.
(…)
4. CONCLUSIE
De conclusie van de verzekeringsarts luidt dat [verweerster] in staat is om te voldoen aan de haar opgelegde re-integratie-verplichtingen, waaronder ook het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen, het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling.
Hier zijn verder geen arbeidsdeskundige aspecten meer aan toe te voegen.
3. De verdere beoordeling
3.1.
De inhoud van de tussenbeschikking van 10 mei 2017 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. In die beschikking heeft de kantonrechter vastgesteld dat er sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Derhalve dient beoordeeld te worden of in dit geval het opzegverbod aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. In verband daarmee is [verweerster] in de gelegenheid gesteld om de re-integratieadviezen van de bedrijfsarts aan het deskundigenoordeel van het UWV te onderwerpen, teneinde te beoordelen of en in hoeverre zij in staat is om, mede gelet op haar psychische gesteldheid, te voldoen aan de haar opgelegde re-integratieverplichtingen, waaronder ook het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen, het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling.
3.2.
Blijkens de rapportage van de verzekeringsarts van 23 juni 2017 en van de arbeidsdeskundige van 30 juni 2017 moet [verweerster] in staat worden geacht tot het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen en tot het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling. [verweerster] heeft tegen die conclusie aangevoerd dat de beoordeling van de verzekeringsarts als niets meer dan een herhaling van zetten moet worden gezien en dat dit oordeel daarom niet van toegevoegde waarde is. De kantonrechter kan [verweerster] hierin niet volgen. [verweerster] is immers in het kader van dit onderzoek opnieuw gezien door de verzekeringsarts op 22 juni 2017 en naar aanleiding daarvan is de rapportage opgesteld. Dat de beschrijving van de beperkingen in de eerdere rapportage van de arbeidsdeskundige van 16 november 2016 overeenkomt met de beschrijving daarvan in de rapportage van 23 juni 2017, kan op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat de verzekeringsarts geen deugdelijk oordeel heeft afgegeven over de mogelijkheden van [verweerster] om te kunnen voldoen aan de haar opgelegde re-integratie-verplichtingen. Bij het oordeel van de verzekeringsarts is uitgegaan van de aangepaste werkzaamheden in het kader van de re-integratie. [verweerster] heeft voorts aangevoerd dat ook de geneeskundige verklaring uit april 2016, opgemaakt in verband met de mogelijke opname in een psychiatrisch ziekenhuis, bij de beoordeling betrokken moet worden. Zij heeft deze verklaring bij haar laatste akte overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is de inhoud van deze verklaring niet van doorslaggevende betekenis in de beoordeling die thans voorligt, aangezien die rapportage niet is opgemaakt ten behoeve van de re-integratie van [verweerster] en dus ook niet ingaat op de re-integratiemogelijkheden van [verweerster] .
De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de conclusie van het laatste deskundigenoordeel van het UWV niet te volgen en zal daar dan ook vanuit gaan. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de aangevoerde ontslaggronden (verstoorde arbeidsrelatie dan wel verwijtbaar handelen van [verweerster] ) geen verband houden met de ziekte van [verweerster] . Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal daarom hierna beoordeeld worden. De kantonrechter merkt daarbij op dat in verband met de (subsidiair) aangevoerde e-grond door GCA is voldaan aan de verplichting uit artikel 7:671 lid 5 BW.
3.3.
Uit het bericht van de bedrijfsarts van 21 december 2016 (2.14 tussenbeschikking) volgt dat [verweerster] in staat moet worden geacht zich normaal te kunnen gedragen en zich aan afspraken moet kunnen houden en deze na kan komen en deze visie van de bedrijfsarts wordt bevestigd door het laatstelijk gegeven deskundigenoordeel van het UWV. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het handelen van [verweerster] , in het kader van haar re-integratie moet worden aangemerkt als verwijtbaar handelen. [verweerster] heeft immers verzuimd haar re-integratieverplichtingen deugdelijk na te komen, door bij herhaling niet te verschijnen op afspraken die in dat kader zijn gemaakt. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in november 2016 al geconcludeerd dat [verweerster] onvoldoende meewerkte aan haar re-integratie. Vervolgens heeft de loonstaking van GCA, die, na correctie, betrekking had op de periode 28 november 2016 tot 1 december 2016, er evenmin toe geleid dat [verweerster] zich heeft aangepast. Daar komt bij dat [verweerster] zich ongepast heeft gedragen richting medewerkers, toen zij op 14 december 2016 wel verscheen bij het AZC voor het verrichten van aangepaste werkzaamheden. Bij brief van 2 augustus 2016 was [verweerster] al eens uitdrukkelijk aangesproken op haar gedrag (2.6 tussenbeschikking). Het voorval van 14 december 2016 heeft geresulteerd in de ‘laatste officiële waarschuwing en re-integratie’ bij brief van 15 december 2016. Ondanks alle waarschuwingen aan haar adres is [verweerster] op 19 december 2016 en op 21 december 2016 niet op het werk verschenen en heeft zij daarmee opnieuw niet meegewerkt aan haar re-integratie. Bij brief van 20 december 2016 is daarom voor de tweede keer een loonstaking aangekondigd. Ook op het spreekuur van de bedrijfsarts van 12 januari 2017 is [verweerster] niet verschenen. Van een afdoende verklaring van [verweerster] voor het niet verschijnen op afspraken en voor haar onaangepaste gedrag is niet gebleken. Voor zover de reiskosten voor [verweerster] een probleem waren, heeft GCA onweersproken gesteld dat zij daarvoor aan [verweerster] een voorschot heeft verstrekt om dat probleem te verhelpen.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de aldus ontstane situatie niet in de eerste plaats aan te merken als een verstoring van de verstandhouding, maar wel als ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] . Het is immers het handelen van [verweerster] zelf, waarvoor zij zelf verantwoordelijk is, dat heeft geleid tot de conclusie dat zij bij herhaling onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie. Dat als gevolg hiervan een onwerkbare situatie is ontstaan, spreekt voor zich. De kantonrechter zal daarom op basis van de e-grond (artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW) overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 7:671b lid 8, onder b, BW wordt de ontbindingsdatum bepaald op 15 september 2017.
3.5.
GCA heeft onder punt 28 van het verzoekschrift gesteld bereid te zijn aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen. Zij is daarvan niet teruggekomen toen zij – subsidiair – ook de e-grond aan haar verzoek ten grondslag legde. De kantonrechter verstaat het standpunt van GCA daarom zo, dat GCA het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar acht dat aan [verweerster] een transitievergoeding wordt onthouden. Dat standpunt heeft [verweerster] niet weersproken. De kantonrechter zal daarom overeenkomstig het verzoek een transitievergoeding toekennen van € 1.624,16 bruto.
3.6.
In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De kantonrechter:
5.1
ontbindt de tussen partijen bestaan de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 september 2017;
5.2
kent aan [verweerster] een transitievergoeding toe van € 1.624,16 bruto en veroordeelt GCA tot betaling van dit bedrag;
5.3
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017. (ap)
Uitspraak 10‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van de g-grond. Tussenbeschikking teneinde werknemer in de gelegenheid te stellen een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Dit om te beoordelen of werknemer gelet op haar psychische gesteldheid in staat moet worden geacht te voldoen aan de haar opgelegde re-integratieverplichtingen.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 5766896 \ HA VERZ 17-21
Beschikking van de kantonrechter van 10 mei 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEZONDHEIDSCENTRUM VOOR ASIELZOEKERS B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
verzoekende partij, hierna te noemen GCA,
gemachtigde: mr.drs. D. Eringa-Oudijk
tegen
[verweerster] , wonende te [plaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij.
1. De procedure
1.1.
Op 2 maart 2017 is ter griffie ontvangen het verzoekschrift van GCA strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] . [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend, dat op 11 april 2017 ter griffie is ontvangen.
1.2.
Op 21 april 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ter zitting is door de gemachtigde van GCA een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
2. De feiten
2.1
[verweerster] , geboren [1958] , is op 1 juni 2014 in dienst getreden bij GCA in de functie van consulent GGZ 1e –lijn. Het salaris bedroeg laatstelijk € 1.709,67 exclusief toeslagen, bruto per maand, te vermeerderen met 6% eindejaarsuitkeringen en 8% vakantietoeslag. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is onder meer bepaald:
3.1
De werknemer heeft een contract voor een minimum aantal uren per week, de garantie-uren.
(…)
3.5
De werkgever is niet verplicht de werknemer op te roepen voor het verrichten van werkzaamheden, zodra werknemer het minimaal aantal te werken uren heeft bereikt.
3.6
De werkgever betaalt loon voor het totaal aantal uren dat de medewerker werkt, waarbij minstens het loon voor de garantie-uren wordt betaald (ongeacht of hij heeft gewerkt of niet).
(…)
4.1
De arbeidsduur van de werknemer bedraagt minimaal 16 uur (0,44 fte) en maximaal 32 uur (0,89 fte) per week, te meten per kwartaal.
2.2
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gezondheidscentra van toepassing.
2.3
Op 7 september 2015 is [verweerster] uitgevallen wegens ziekte.
2.4
Voor de medische begeleiding van [verweerster] heeft GCA in het voorjaar van 2016 het bedrijf Ergatis B.V. ingeschakeld ten behoeve van advisering over adequate behandeling en benutbare mogelijkheden gericht op duurzame arbeidsparticipatie. Ergatis heeft op of omstreeks 29 juni 2016 aan GCA gerapporteerd over de arbeidsmogelijkheden van [verweerster] .
2.5
De officier van justitie heeft op 20 april 2016 aan de rechtbank verzocht om een voorlopige machtiging te verlenen voor het doen opnemen en doen verblijven van [verweerster] in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij beschikking van 9 mei 2016 van de rechtbank Overijssel heeft de rechter geoordeeld dat niet geconcludeerd kan worden dat er een dwangopname plaats moet vinden als enig middel om het zeker aanwezige gevaar af te wenden. Het verzoek is afgewezen.
2.6
Op 2 augustus 2016 heeft GCA aan [verweerster] per brief een officiële waarschuwing gegeven in verband met haar gedrag tegenover collega’s. In de brief staat onder meer:
(…) Wanneer wij constateren dat u wederom niet op een respectabele en fatsoenlijke manier communiceert, nemen wij verdergaande maatregelen waarbij ontslag tot de mogelijkheden behoort. Wij vertrouwen erop dat u laat blijken dat dit niet nodig is. (…)
2.7
De arbeidsdeskundige van het UWV oordeelt in het deskundigenoordeel van 16 november 2016 als volgt: De door de werknemer uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn niet voldoende.
2.8
Naar aanleiding van dit deskundigenoordeel deelt GCA bij brief van 28 november 2016 aan [verweerster] mee dat zij met ingang van 16 november 2016 de loondoorbetaling staakt.
2.9
Bij brief van 6 december 2016 schrijft GCA aan de gemachtigde van [verweerster] : (…) In uw brief stelt u dat wij ten onrechte het loon met terugwerkende kracht hebben gestaakt. Daar heeft u gelijk in. Mijn excuses, daar is iets fout gegaan. De loonstaking had niet per 16, maar pas per 28 november jl. mogen ingaan. Wij zullen dit corrigeren.
(…)
Wij hebben bericht gekregen dat mevrouw [verweerster] inmiddels wel gehoor heeft gegeven aan de oproep bij de bedrijfsarts op donderdag 1 december 2016. Vanaf die datum zullen de loonbetalingen dan ook weer aanvangen. (…)
2.10
Bij brief van 15 december 2016 schrijft GCA bij wijze van ‘laatste officiële waarschuwing en re-integratie’: Op 14 december bent u gestart met uw re-integratie op AZC Schalkhaar. Bij het betreden van het terrein diende u zich te legitimeren. In ongepaste bewoordingen, althans op een ongepaste manier heeft u hier uw ongenoegen over geuit tegen de beveiliging. De beveiliging heeft naar aanleiding hiervan contact met GC A opgenomen om hun beklag te doen. Dit is niet de eerste keer dat u hierop wordt aangesproken. Op 2 augustus jl. hebt u ook al een officiële waarschuwing ontvangen voor uw ongepaste, intimiderende uitlatingen in juli. Op 14 maart van dit jaar was u ook al op uw uitlatingen aangesproken. U ontvangt bij deze voor de laatste keer een officiële waarschuwing voor uw gedrag. (…)
Een nieuwe overschrijding van de binnen GC A regels dan wel fatsoensnormen zal tot arbeidsrechtelijke sancties lieden. U moet daarbij rekening houden met een ontslag (op staande voet)
Daarnaast vernamen wij gisteren per mail van u dat u zich volgende week niet aan uw re-integratieafspraken zult houden, maar verlof opneemt. GC A gaat daar niet mee akkoord. U heeft hier geen toestemming voor gekregen (noch van GC A, noch van de bedrijfsarts).
(…)
Wij verzoeken u daarom dringend, en indien nodig sommeren wij u daartoe, om vanaf maandag 19 december a.s., zoals afgesproken uw re-integratie voor 13 uur per week te vervolgen.
Voor de volledigheid wijzen wij u erop dat ook ten aanzien van dit punt geldt dat wanneer u handelt in strijd met onze instructies, dit tot consequenties zal leiden, waarbij u in ieder geval rekening moet houden met een nieuwe loonstaking. Maar ook ontslag (op staande voet) behoort tot de mogelijkheden. (…)
2.11
[verweerster] is op 19 december 2016 niet op het werk verschenen.
2.12
Bij brief van 20 december 2016 (verzonden per e-mail en per post) schrijft GCA aan [verweerster] :
Vorige week bent u opnieuw gewaarschuwd voor uw gedrag en hebben wij u gesommeerd per maandag 19 december uw werkzaamheden te hervatten. Wij hebben u hiervan per mail, gewone én aangetekende brief op de hoogte gesteld. Desondanks bent u niet op komen dagen. Wij staken daarom, zoals was aangekondigd, per maandag 19 december opnieuw uw loon.
De maat is nu echt vol. Wij sommeren u voor de laatste maal om aan uw re-integratieverplichtingen te voldoen en woensdag 21 december om 13:00 uur uw re-integratie op de locatie Schalkhaar te hervatten. U werkt dan gedurende 4 uur aan de met u besproken taak, nadat wij eerst met u over uw gedrag in gesprek zijn gegaan.
Wanneer u geen gehoor geeft aan deze oproep zullen wij ons niet beperken tot een loonstaking, maar overgaan tot ontslag. (…)
2.13
[verweerster] is op 21 december 2016 niet op het werk verschenen.
2.14
Op 21 december 2016 schrijft de bedrijfsarts het volgende:
Op aanvraag volgt hier een aanvullend schrijven voor de werkgever en werknemer:
Zie ook het advies van 3 weken geleden.
Betrokkene wordt medisch gezien in staat geacht zich normaal te gedragen, zich normaal te uiten en tevens zich aan gemaakte afspraken te houden en deze na te kunnen komen. Vanuit het de bekende medische aandoeningen zijn er geen grondslagen waaruit blijkt dat betrokkene beperkt zou zijn in deze zaken.
Indien zich op deze gebieden zich problemen voordoen dan zal dit buiten medische kaders om, op reguliere wijze door de leidinggevende/werkgever opgepakt dienen te worden.
2.15
Bij brief van 27 december 2016 heeft GCA aan [verweerster] meegedeeld dat zij onvoldoende mogelijkheden ziet om het dienstverband nog langer voort te zetten.
2.16
[verweerster] is opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 12 januari 2017, maar zij is op die afspraak niet verschenen.
3. Het verzoek
3.1.
Werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met werknemer primair te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft zij daaraan subsidiair toegevoegd het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van de e-grond uit voornoemd wetsartikel.
3.2.
Aan dit verzoek legt GCA, kort samengevat, ten grondslag dat [verweerster] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie en dat [verweerster] zich ondanks waarschuwingen op ongepaste wijze uitlaat tegenover collega’s en derden. De arbeidsrelatie met [verweerster] is daardoor zodanig verstoord geraakt dat van GCA niet gevergd kan worden het dienstverband nog langer voort te zetten. Subsidiair stelt GCA dat er aan de zijde van [verweerster] sprake is van verwijtbaar handelen aangezien zij zonder deugdelijke grond heeft verzuimd haar re-integratieverplichtingen na te komen. Zelfs nadat de loonbetaling was gestaakt en nadat zij een nieuwe kans kreeg om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen, heeft zij dat niet gedaan
3.3.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – aan dat het verzoek verband houdt met het opzegverbod tijdens ziekte. Voorts voert zij aan dat er geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding met een directe collega op de werkvloer en betwist zij dat er sprake is van verwijtbaar handelen. Het is juist het gevolg van haar medische problemen dat zij niet kan doen wat er van haar gevraagd wordt.
4. De beoordeling
4.1
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. GCA stelt dat dit opzegverbod niet aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat aangezien de ontslaggronden - verstoorde arbeidsrelatie dan wel het verwijtbaar handelen van [verweerster] - geen verband houden met de ziekte. GCA wijst in verband daarmee op het bericht van de bedrijfsarts van 21 december 2012, waarin deze schrijft dat [verweerster] medisch gezien in staat moet worden geacht zich normaal te kunnen gedragen en afspraken na kan komen. Ook voert GCA aan dat [verweerster] niet aan de re-integratieverplichtingen voldoet (niet verschijnen op spreekuur), hetgeen bevestigd wordt door het deskundigenoordeel van het UWV.
4.2
[verweerster] stelt daarentegen dat het opzegverbod, gezien artikel 7:671b lid 6 BW, wel in de weg staat aan ontbinding. Volgens [verweerster] houden de communicatieproblemen op de werkvloer en de communicatieproblemen ten aanzien van het ziekteverzuim en de re-integratie wel degelijk verband met de ziekte van [verweerster] . Er is sprake van een complexe medische situatie, met een samenstel van psychische en lichamelijk problemen. Zowel door de bedrijfsarts als in het deskundigenoordeel van het UWV is onvoldoende rekening gehouden met de psychische klachten als oorzaak van de communicatieproblemen.
4.3
Dienaangaande overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4
De psychische component in de gezondheidsproblemen van [verweerster] komt in de rapporten van de bedrijfsarts, het UWV en Ergatis niet expliciet naar voren. [verweerster] heeft ook geen UWV-deskundigenoordeel overgelegd waaruit de psychische component van haar gezondheidsklachten in relatie tot haar (re-intergratie-)verplichtingen op grond van de arbeidsovereenkomst naar voren komen. Toch acht de kantonrechter het standpunt van [verweerster] in deze niet op voorhand onaannemelijk gelet op:
- Het feit dat een officier van justitie in de loop van 2016 op basis van een geneeskundige verklaring een rechterlijke machtiging in het kader van de Wetboek Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) heeft gevorderd. Deze vordering mag dan zijn afgewezen, maar niet vanwege het ontbreken van een psychische stoornis, maar vanwege het ontbreken van een gevaar van een zekere omvang, dat niet op een andere manier dan door een dwangopname kan worden afgewend.
- De aantekening van de huisarts van [verweerster] in het journaal op 18-04-2016, dat zij zich zorgen maakt om de “somatische toestand, psyche en alcoholgebruik”;
- In de rapportage van de arbeidsdeskundige van het UWV staat onder het kopje ‘visie van de verzekeringsarts’, temidden van alle klachten en beperkingen van somatische aard, ook: “Beperking op eigen gevoelens uiten, omgaan met klanten en patiënten.”
4.5
Tegen deze achtergrond ligt het op de weg van [verweerster] om de re-integratieadviezen van de bedrijfsarts aan het deskundigenoordeel van het UWV te onderwerpen, teneinde te beoordelen of en in hoeverre zij in staat is om, mede gelet op haar psychische gesteldheid, te voldoen aan de haar opgelegde re-integratieverplichtingen, waaronder ook het in acht nemen van normale gedrags- en omgangsnormen, het nakomen van afspraken en het volgen van de juiste medische behandeling.
4.6
Gelet op het standpunt van [verweerster] zal de kantonrechter haar in de gelegenheid stellen om alsnog een dergelijk deskundigenoordeel van het UWV aan te vragen. Iedere verdere beslissing zal in verband hiermee worden aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1
stelt [verweerster] in de gelegenheid om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen en de rapportage daarvan voor of uiterlijk op 12 juli 2017 in deze procedure over te leggen;
5.2
stelt daarna GCA in de gelegenheid om te reageren;
5.2
houdt in verband hiermee iedere verdere beslissing aan;
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2017. (ap)