Rb. Noord-Holland, 22-05-2013, nr. C/14/140014 / FA RK 12/665
ECLI:NL:RBNHO:2013:4308, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
22-05-2013
- Zaaknummer
C/14/140014 / FA RK 12/665
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:4308, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 22‑05‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2014:3493, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Verzoek onderhoudsbijdrage jongmeerderjarige afgewezen. Jongmeerderjarige is onder curatele gesteld. Voorafgaand aan de curatelestelling heeft de jongmeerderjarige een afstandsverklaring getekend. Bij beschikking van 10 april 2012 is de jongmeerderjarige onder curatele gesteld. Nu hij onder curatele staat, wordt hij in rechte vertegenwoordigd door zijn curator(en). In dit geval wordt hij vertegenwoordigd door de vrouw. Op 18 januari 2012 heeft de jongmeerderjarige een verklaring ondertekend waarin hij heeft verklaard geen aanspraak te maken op de door de man te betalen alimentatie voor hem. De vrouw is als curator een procedure gestart waarin zij de rechtsgeldigheid van deze verklaring betwist op grond van misbruik van omstandigheden dan wel geestelijke stoornis. Bij vonnis van 1 mei 2013 is de vrouw in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Nu de verklaring door de jongmeerderjarige is ondertekend vóórdat hij onder curatele is gesteld en de vrouw in haar vordering niet-ontvankelijk is verklaard, dient de rechtbank er voor dit moment van uit te gaan dat de jongmeerderjarige een rechtsgeldige verklaring heeft ondertekend waarvan in deze procedure dient te worden uitgegaan. Het verzoek van de man om de bijdrage met betrekking tot de jongmeerderjarige op nihil te stellen zal dan ook worden toegewezen. De verzoeken met betrekking tot het vaststellen van een kinderbijdrage voor de jongmeerderjarige zullen dan ook worden afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
HZ
zaak- en rekestnummer: C/14/140014 / FA RK 12/665
datum: 22 mei 2013
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoekende tevens verwerende partij,
advocaat: mr. drs. M.L. Molenaar,
tegen:
[de vrouw]
EN
[minderjarige],
beiden wonende te [woonplaats],
verwerende tevens verzoekende partij,
advocaat mr. M.C.A. Stoop.
Partijen zullen verder worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van de rechtbank is op 30 augustus 2012 op het verzoekschrift van de man ingekomen, waarin wordt verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- -
de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2001 te wijzigen in die zin dat de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderbijdrage) ten behoeve van de thans jongmeerderjarige [jongmeerderjarige], geboren in[geboorteplaats], op [geboortedatum] (hierna te noemen [jongmeerderjarige]), met ingang van 8 januari 2012 op nihil wordt gesteld, dan wel op een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum;
- -
en daarbij te bepalen dat het meerdere dat na die datum op de man is verhaald dan wel door man is betaald, aan hem zal worden terugbetaald;
- -
de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2001 te wijzigen in die zin dat de vastgestelde kinderbijdrage ten behoeve van de minderjarige [minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna te noemen [minderjarige]), met ingang van 1 juni 2012, dan wel de datum van indiening van het verzoekschrift, zal worden bepaald op € 87,82 per maand, dan wel op een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum;
- -
en daarbij te bepalen dat het meerdere dat na die datum op de man is verhaald dan wel door man is betaald, aan hem zal worden terugbetaald.
De vrouw heeft een verweerschrift, tevens inhoudend een zelfstandig verzoekschrift ingediend, waarin wordt verzocht:
- -
het verzoek ten aanzien van [jongmeerderjarige] af te wijzen en ten aanzien van het subsidiair verzoek geen bijdrage vast te stellen lager dan € 212,00 per maand;
- -
het verzoek ten aanzien van [minderjarige] integraal af te wijzen;
- -
de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2001 aldus te wijzigen dat de daarbij vastgestelde kinderbijdrage ten behoeve van [minderjarige] wordt vastgesteld op€ 351,50 per maand met ingang van de datum van indiening van het inleidend verzoek, dan wel op een zodanig bedrag hoger dan € 320,56 per maand met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum.
Ter griffie is op 28 maart 2013 een akte wijziging verzoekschrift van de man ingekomen, waarin wordt verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2001 aldus wordt gewijzigd, dat de daarbij vastgestelde kinderbijdrage ten behoeve van [jongmeerderjarige] en [minderjarige] met ingang van 8 januari 2012 op nihil wordt gesteld, dan wel op een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum, en daarbij te bepalen dat het meerdere dat na die datum op de man verhaald is, dan wel door hem betaald is, aan hem zal worden terugbetaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2013, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. drs. Molenaar voornoemd, alsmede de vrouw, bijgestaan door mr. Stoop. [jongmeerderjarige] is niet verschenen.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1.
feiten
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn [jongmeerderjarige] en [minderjarige] geboren.
De relatie is in 2000 beëindigd. [jongmeerderjarige] en [minderjarige] wonen bij de vrouw. Bij beschikking van 23 mei 2001 is ten laste van de man een kinderbijdrage vastgesteld van ƒ 550,00 per kind per maand. Deze bijdrage bedraagt in 2012 geïndexeerd € 320,56 per kind per maand. [jongmeerderjarige] is bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 10 april 2012 onder curatele gesteld. De vrouw en haar (thans voormalige) echtgenoot de heer [voormalige echtgenoot] zijn daarbij benoemd tot curator. Bij beschikking van 27 maart 2013 is de vrouw gescheiden van de heer [voormalige echtgenoot], welke echtscheidingsbeschikking op 4 april 2013 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Bij vonnis kort geding van de rechtbank Alkmaar van 6 december 2012 zijn de door de man gevraagde voorzieningen ( kort samengevat: dat de voorzieningenrechter de vrouw zal bevelen om de executie van de beschikking van 23 mei 2001 te staken en gestaakt te houden) geweigerd.
2.
standpunten van partijen
2.1.
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. [jongmeerderjarige] is thans meerderjarig. Hij volgt onderwijs bij Heliomare en werkt in dat verband in een bakkerij, waarvoor hij loon ontvangt. Tevens ontvangt [jongmeerderjarige] een aanvullende Wajonguitkering en een tegemoetkoming scholieren. [jongmeerderjarige] heeft schriftelijk verklaard geen behoefte meer te hebben aan een kinderbijdrage. De vrouw is gehuwd met de heer [voormalige echtgenoot], waarmee de heer [voormalige echtgenoot] mede onderhoudsplichtig is voor [jongmeerderjarige] en [minderjarige]. De man is eveneens gehuwd en onderhoudsplichtig voor de drie kinderen van zijn echtgenote. De huidige bijdrage van de man stemt niet meer overeen met zijn aandeel daarin. De man stelt de behoefte op € 321,09 per kind per maand.
2.2.
De vrouw heeft het volgende aangevoerd.
De behoefte dient niet te worden vastgesteld op grond van de inkomens uit 2000. Kinderen mogen meeprofiteren van de welvaartstijging van het gezin waartoe zij behoren, hetgeen temeer klemt nu de man meent dat de stiefvader voor de helft van de kosten moet opdraaien. Het inkomen van de man is dusdanig toegenomen dat de behoefte van [minderjarige] dient te worden vastgesteld op grond van het huidig inkomen van de man.
3.
ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst bij een latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Niet in geschil is dat zowel de man als de vrouw na de beschikking van 23 mei 2001 met hun nieuwe partners zijn getrouwd. De vrouw is thans gescheiden. Dit zijn relevante wijzigingen van omstandigheden in de zin van voornoemd artikel, zodat partijen kunnen worden ontvangen in hun verzoeken tot wijziging van de beschikking van 23 mei 2001.
4.
de verzoeken met betrekking tot [jongmeerderjarige]
is jongmeerderjarig. Bij beschikking van 10 april 2012 is [jongmeerderjarige] onder curatele gesteld. Nu [jongmeerderjarige] onder curatele staat, wordt hij in rechte vertegenwoordigd door zijn curator(en). In dit geval wordt hij vertegenwoordigd door de vrouw. Op 18 januari 2012 heeft [jongmeerderjarige] een verklaring ondertekend waarin hij heeft verklaard geen aanspraak te maken op de door de man te betalen alimentatie voor hem. De vrouw is als curator van [jongmeerderjarige] een procedure gestart waarin zij de rechtsgeldigheid van deze verklaring betwist op grond van misbruik van omstandigheden dan wel geestelijke stoornis. Bij vonnis van 1 mei 2013 is de vrouw in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Nu de verklaring door [jongmeerderjarige] is ondertekend vóórdat hij onder curatele is gesteld en de vrouw in haar vordering niet-ontvankelijk is verklaard, dient de rechtbank er voor dit moment van uit te gaan dat [jongmeerderjarige] een rechtsgeldige verklaring heeft ondertekend waarvan in deze procedure dient te worden uitgegaan. Het verzoek van de man om de bijdrage met betrekking tot [jongmeerderjarige] op nihil te stellen zal dan ook worden toegewezen. De verzoeken met betrekking tot het vaststellen van een kinderbijdrage van [jongmeerderjarige] zullen dan ook worden afgewezen.
5.
de verzoeken met betrekking tot [minderjarige]
5.1.
de behoefte
Ingevolge de aanbevelingen in het Rapport van de Werkgroep Alimentatienormen 2012 (hierna: Tremarapport) behoort een stijging van het inkomen van een ouder voor zover dit hoger is dan het gezinsinkomen tijdens het huwelijk in beginsel invloed uit te oefenen op de vaststelling van de behoefte. Voor het geval het inkomen van één van de ouders het gezamenlijk gezinsinkomen overschrijdt, is daarom dat hogere inkomen de maatstaf voor de bepaling van de kosten van het kind. Tijdens de relatie genoot de vrouw geen inkomsten uit arbeid. De man had blijkens de beschikking van 23 mei 2001 een gemiddelde winst uit onderneming van ƒ 78.253,00 ( € 35.510,00 ) per jaar. Uit de stukken blijkt dat de gemiddelde winst over de jaren 2010, 2011 en 2012 € 45.723,00 bedraagt. Dit betekent dat voor de bepaling van de behoefte van [minderjarige] uitgegaan wordt van het huidige inkomen van de man. Op basis van deze winst en rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB winstvrijstelling en de op de man van toepassing zijnde heffingskortingen, bedraagt zijn netto inkomen € 3.070,00 per maand. Op basis van dit inkomen bedraagt de behoefte van [minderjarige] blijkens de tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2012 € 332,00 per maand. De rechtbank stelt de behoefte van [minderjarige] op dat bedrag vast.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of partijen over voldoende financiële draagkracht beschikken om ieder hun aandeel in de behoefte van [minderjarige] te voldoen.
Voor de bepaling van de draagkracht gaat de rechtbank uit van de Bijlage 2012 (tweede helft) van het Tremarapport. Aan de lastenzijde gaat de rechtbank conform voornoemd rapport uit van de norm van een alleenstaande. De eventueel gevonden draagkracht dient vervolgens te worden verdeeld over de kinderen waarvoor partijen onderhoudsplichtig zijn.
5.2.
de draagkracht van de vrouw
Tussen partijen is niet in geschil dat het inkomen van de vrouw ontoereikend is om een bijdrage in de behoefte van [minderjarige] te betalen. De man heeft ter zitting gesteld dat van de vrouw verwacht kan worden dat zij meer inkomen genereert dan zij thans doet. De rechtbank is van oordeel dat van de vrouw, gelet op haar arbeidscontract en de gestelde en onweersproken zorg voor [jongmeerderjarige], niet verwacht kan worden dat zij haar arbeidsuren uitbreidt.
5.3.
de draagkracht van de heer [voormalige echtgenoot]
De vrouw is thans gescheiden van de heer [voormalige echtgenoot]. De heer [voormalige echtgenoot] is vanaf het moment dat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, 4 april 2013, niet langer onderhoudsplichtig voor [jongmeerderjarige] en [minderjarige]. De rechtbank zal zijn inkomen dan ook alleen in aanmerking nemen voor de periode tot aan die inschrijving.
De vrouw heeft haar stellingen dat het inkomen van de heer [voormalige echtgenoot] relevant is gedaald niet met verifieerbare stukken onderbouwd, zoals met een jaaropgaaf 2012 of een salarisspecificatie van december 2012. Nu recente gegevens niet zijn overgelegd gaat de rechtbank voor de bepaling van het bruto jaarinkomen van de heer [voormalige echtgenoot] uit van de jaaropgaaf 2011, zijnde € 62.483,00. De werkgeversbijdrage ZVW 2011 bedraagt€ 2.591,00. De rechtbank houdt voorts rekening met de op de heer [voormalige echtgenoot] van toepassing zijnde heffingskortingen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het inkomen van de vrouw en het inkomen van de heer [voormalige echtgenoot], de woonlasten aldus dienen te worden verdeeld dat de heer [voormalige echtgenoot] 2/3 van deze lasten voor zijn rekening dient te nemen. Het eigenwoningforfait komt daarmee op € 1.000,00 per jaar en de rente en kosten van de hypothecaire lening op € 9.610,00 per jaar. De aan de hypotheek verbonden levensverzekering bedraagt aldus € 45,00 per maand. Het forfait overige eigenaarslasten bedraagt € 63,00 per maand. De premie ziektekostenverzekering bedraagt € 160,00 per maand. Het eigen risico bedraagt € 18,00 per maand. De omgangskosten van de heer [voormalige echtgenoot] met zijn eigen drie kinderen bedragen € 110,00 per maand. Ten aanzien van de opgevoerde posten bijzondere kosten en werkelijke verwervingskosten acht de rechtbank het redelijk rekening te houden met een bedrag van € 67,00 voor de reiskosten en € 50,00 voor de kledingkosten.
Het voorgaande resulteert in een besteedbaar inkomen van € 3.543,00 per maand en een draagkrachtloos inkomen van € 1.988,00 per maand. De draagkrachtruimte bedraagt€ 1.555,00 per maand, waarvan € 1.088,00 beschikbaar is voor een bijdrage. Inclusief het fiscaal voordeel heeft de heer [voormalige echtgenoot] een draagkracht van € 1.238,00 per maand. De heer [voormalige echtgenoot] is onweersproken onderhoudsplichtig voor vier kinderen. Per kind bedraagt zijn draagkracht derhalve € 310,00 per maand.
6.
de draagkracht van de man
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de resultaten over 2010, 2011 en 2012, onvoldoende aannemelijk is geworden dat de onderneming van de man door de financiële crisis in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen. Het rechtbank ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt, dat bij de berekening van de draagkracht van een zelfstandig ondernemer rekening wordt gehouden met het gemiddelde van de winst uit onderneming over de afgelopen drie jaren. De rechtbank zal bij de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van een gemiddelde winst uit onderneming van € 45.723,00. De zelfstandigenaftrek bedraagt € 7.280,00 per jaar. De MKB-winstvrijstelling bedraagt € 4.613,00 per jaar. De man betaalt aan pensioenpremie € 292,00 per maand. De rechtbank houdt voorts rekening met de op de man van toepassing zijnde heffingskortingen. De op aanslag zelf betaalde inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bedraagt € 1.378,00 per jaar. De rente en kosten van de hypothecaire lening bedragen
€ 17.003 per jaar. Het eigenwoningforfait bedraagt € 1.812,00 per jaar. De man kan geacht worden deze en de overige woonlasten te delen, nu zijn echtgenote eveneens inkomen uit arbeid geniet. De premies voor lijfrente bedragen € 3.504,00 per jaar en de premies voor uitkering bij ziekte, invaliditeit of ongeval € 1.944,00 per jaar. De rechtbank houdt geen rekening met het door partijen over en weer gestelde vermogen van de ander uit erfenis. Er is geen aanleiding om nader bewijs te laten overleggen nu zowel de vrouw als de man duidelijk en gemotiveerd hebben gesteld dat er geen vermogen is. Het forfait overige eigenaarslasten bedraagt € 48,00 per maand. De premie levensverzekering bij Klaverblad verzekeringen bedraagt € 10,00 per maand. Met de overige opgevoerde levensverzekeringen houdt de rechtbank geen rekening, nu uit de overgelegde polissen niet is gebleken dat deze verpand zijn aan de hypotheek. Deze verzekeringen gaan dan ook niet voor op de onderhoudsverplichting van de man. De premie ziektekostenverzekering bedraagt € 131,00 per maand. De rechtbank houdt geen rekening met het door de man opgevoerde eigen risico, nu niet is gebleken dat dit is verwezenlijkt. De rechtbank houdt geen rekening met de door de man opgevoerde schulden. De man heeft onvoldoende gesteld en aangetoond wat de noodzaak was tot het aangaan van deze schulden, welke aflossingsverplichtingen uit die schulden volgen, en welke looptijden er aan die schulden verbonden zouden zijn. Bovendien dateert het flexibel krediet bij de ABN-AMRO met een limiet van € 6.000,00 uit 2004, zodat deze schuld reeds afgelost had kunnen zijn. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat het tussentijds opnemen van bedragen van dit krediet voorgaat op zijn onderhoudsverplichting.
Het voorgaande resulteert in een besteedbaar inkomen van € 3.234,00 per maand en een draagkrachtloos inkomen van € 2.140,00 per maand. De draagkrachtruimte bedraagt
€ 1.094,00 per maand, waarvan € 766,00 beschikbaar is voor een bijdrage. Inclusief het fiscaal voordeel heeft de man een draagkracht van € 815,00 per maand. De man is onderhoudsplichtig voor [minderjarige]. De man is gehuwd. Zijn echtgenote heeft drie kinderen uit eerdere relaties. De man is onderhoudsplichtig jegens [minderjarige] (19 jaar oud) en [minderjarige] (16 jaar oud). [minderjarige] en [minderjarige] ontvangen van hun eigen vader € 136,00 per kind per maand als kinderbijdrage. De behoefte van deze minderjarigen bedraagt onweersproken € 270,00 per kind per maand. Er resteert derhalve een behoefte van € 134,00 per kind per maand. Gelet op het gestelde inkomen van de echtgenote van man van€ 55.351,00 dienen de man en zijn echtgenote ieder in de helft van die resterende behoefte te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat de man slechts tot 10 februari 2013 onderhoudsplichtig is naar de oudste zoon van zijn echtgenote, [oudste zoon]. Vanaf die datum is hij 21 jaar oud. Daarmee komt de wettelijke onderhoudsplicht van de man te vervallen. [oudste zoon] ontvangt geen kinderbijdrage van zijn eigen vader. Bij gebrek aan gegevens omtrent de behoefte van [oudste zoon] gaat de rechtbank er in redelijkheid vanuit dat deze gelijk is aan die van [minderjarige] en [minderjarige], zijnde € 270,00 per maand. De echtgenote wordt geacht voor de helft in deze behoefte bij te dragen, zodat de man geacht wordt voor€ 135,00 per maand bij te dragen. De man is derhalve onderhoudsplichtig voor een maximale bijdrage van € 134,00 per maand voor [minderjarige] en [minderjarige] samen en een bijdrage van € 135,00 voor [oudste zoon]. Voor [minderjarige] resteert derhalve een draagkracht van € 546,00 per maand. Vanaf 10 februari 2013 bedraagt de resterende draagkracht voor [minderjarige]€ 681,00 per maand.
7.
draagkrachtvergelijking
Voor de periode tot 10 februari 2013 en de periode 10 februari 2013 tot 4 april 2013 dient een draagkrachtvergelijking te worden gemaakt ten aanzien van de draagkracht van de heer [voormalige echtgenoot] en de man.
De gezamenlijke draagkracht bedraagt tot 10 februari 2013: € 310,00 + € 546,00 = € 856,00 per maand.
De bijdrage van de man bedraagt alsdan: € 546,00 / € 856,00 x € 332,00 = € 212,00 per maand. De man kan geacht worden deze bijdrage te betalen voor [minderjarige] tot 10 februari 2013.
De gezamenlijke draagkracht bedraagt vanaf 10 februari 2013: € 310,00 + € 681,00 =€ 991,00 per maand.
De bijdrage van de man bedraagt alsdan: € 681,00 / € 991,00 x € 332,00 = € 228,00. De man kan geacht worden deze bijdrage te betalen voor [minderjarige] tot 4 april 2013.
8.
vanaf 4 april 2013
Vanaf 4 april 2013 is de heer [voormalige echtgenoot] niet langer onderhoudsplichtig voor [minderjarige]. De vrouw en de man dienen, voor zover hun draagkracht dat toelaat, gezamenlijk in de behoefte van [minderjarige] te voorzien. Hierboven is reeds vastgesteld dat de vrouw, zoals de man in zijn verzoekschrift heeft aangevoerd, tijdens haar huwelijk met de heer [voormalige echtgenoot] over onvoldoende draagkracht beschikt om in de behoefte van [minderjarige] te voorzien. De rechtbank kan de man dan ook niet volgen in zijn stelling dat de draagkracht van de vrouw na echtscheiding zou zijn toegenomen, nu hiervan niets is gebleken en de draagkracht na echtscheiding in de regel juist afneemt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man vanaf 4 april 2013 geheel in de behoefte van [minderjarige] dient te voorzien, voor zover zijn draagkracht dat toelaat. Zoals vastgesteld bedraagt de draagkracht van de man € 681,00 per maand, zodat de man geacht kan worden vanaf 4 april 2013 een kinderbijdrage te betalen van € 332,00 per maand.
9.
ingangsdatum wijziging
Ten aanzien van de ingangsdatum overweegt de rechtbank als volgt. De man heeft op 30 augustus 2012 een verzoekschrift tot nihilstelling van de kinderbijdrage ingediend, zodat de vrouw vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met toewijzing van het verzoek en die datum zal als ingangsdatum worden vastgesteld. Nu de alimentatie op een lager bedrag wordt vastgesteld, is de vrouw gehouden de in de periode 30 augustus 2012 tot 4 april 2013 door haar teveel ontvangen kinderbijdrage voor [minderjarige] aan de man terug te betalen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de man ter zitting is gesteld, te rekenen met de nieuwe richtlijnen kinderalimentatie versie 2013 zoals die door de Werkgroep Alimentatienormen is opgesteld. De ingangsdatum waarop de wijziging van de beschikking van 23 mei 2001 zal ingaan is 30 augustus 2012. Conform het Tremarapport geldt dat voor vaststellingen/wijzigingen vóór 1 januari 2013 de oude rekenwijze wordt gehanteerd.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijzigt de beschikking van 23 mei 2001 van de rechtbank Alkmaar aldus, dat de daarbij ten laste van de man vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de thans jongmeerderjarige [jongmeerderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], met ingang van 18 januari 2012 nader wordt vastgesteld op nihil.
Wijzigt de beschikking van 23 mei 2001 van de rechtbank Alkmaar aldus, dat de daarbij ten laste van de man vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], vanaf 30 augustus 2012 nader wordt vastgesteld op € 212,00 per maand, vanaf 10 februari 2013 op € 228,00 per maand en vanaf 4 april 2013 op € 332,00 per maand, telkens, voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft, bij vooruitbetaling te voldoen.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2013, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.