Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 61 Bevestiging van de tenlastegelegde feiten voorafgaande aan de terechtzitting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Onverminderd het in het tweede lid bepaalde houdt de Kamer van vooronderzoek binnen redelijke tijd na de overdracht of de vrijwillige verschijning van de persoon voor het Hof een hoorzitting ter bevestiging van de tenlastegelegde feiten op grond waarvan de Aanklager voornemens is een terechtzitting te doen plaatsvinden. De hoorzitting wordt gehouden in aanwezigheid van de Aanklager en de in staat van beschuldiging gestelde persoon, alsmede zijn raadsman.
2.
De Kamer van vooronderzoek is op verzoek van de Aanklager of ambtshalve bevoegd een hoorzitting te houden in afwezigheid van de in staat van beschuldiging gestelde persoon teneinde de tenlastegelegde feiten te bevestigen op grond waarvan de Aanklager voornemens is een terechtzitting te doen plaatsvinden, wanneer de persoon:
- a.
afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn; of
- b.
gevlucht is of niet kan worden gevonden, terwijl alle redelijke stappen zijn ondernomen om zijn verschijning voor het Hof te verzekeren en de persoon op de hoogte te stellen van de tenlastegelegde feiten en van het feit dat een hoorzitting zal worden gehouden ter bevestiging van de tenlastegelgde feiten.
In dat geval wordt de persoon vertegenwoordigd door een raadsman wanneer de Kamer van vooronderzoek vaststelt dat het in het belang van een goede rechtsbedeling is.
3.
Binnen redelijke tijd voor de hoorzitting:
- a.
ontvangt de persoon een afschrift van het document waarin de tenlastegelegde feiten staan vermeld op grond waarvan de Aanklager voornemens is de persoon terecht te doen staan; en
- b.
wordt de persoon op de hoogte gesteld van de bewijsmiddelen waarop de Aanklager voornemens is zich op de hoorzitting te baseren.
De Kamer van vooronderzoek is bevoegd bevelen uit te vaardigen met betrekking tot de openbaarmaking van informatie voor het doel van de hoorzitting.
4.
Voorafgaande aan de hoorzitting is de Aanklager bevoegd het onderzoek voort te zetten en de tenlastegelegde feiten te wijzigen of in te trekken. De persoon zal op redelijke termijn voor de hoorzitting in kennis worden gesteld van wijzigingen in of intrekking van de tenlastegelegde feiten. In het geval van intrekking van de tenlastegelegde feiten stelt de Aanklager de Kamer van vooronderzoek in kennis van de redenen voor de intrekking.
5.
Tijdens de hoorzitting onderbouwt de Aanklager elk tenlastegelegd feit met voldoende bewijs voor de vaststelling van substantiële gronden om aan te nemen dat de persoon het tenlastegelegde misdrijf heeft begaan. De Aanklager is bevoegd zich te baseren op documentair bewijs of op een samenvatting van de bewijsmiddelen en behoeft niet de getuigen op te roepen die geacht worden ter terechtzitting een verklaring af te leggen.
6.
Op de hoorzitting is de persoon bevoegd:
- a.
bezwaar te maken tegen de tenlastegelegde feiten;
- b.
het bewijs dat door de Aanklager is geleverd te betwisten; en
- c.
bewijs te leveren.
7.
De Kamer van vooronderzoek stelt op basis van de hoorzitting vast of voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn voor de vaststelling van substantiële gronden om aan te nemen dat de persoon alle tenlastegelegde misdrijven heeft begaan. Gebaseerd op zijn vaststelling besluit de Kamer van vooronderzoek tot:
- a.
bevestiging van die tenlastegelegde feiten ten aanzien waarvan hij heeft vastgesteld dat voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn; en verwijzing van de persoon naar een Kamer van berechting om terecht te staan ter zake van de bevestigde tenlastegelegde feiten;
- b.
afwijzing van de bevestiging van die tenlastegelegde feiten ten aanzien waarvan hij heeft vastgesteld dat onvoldoende bewijs aanwezig is;
- c.
verdaging van de hoorzitting en een verzoek aan de Aanklager om te overwegen:
- i.
nader bewijs te verstrekken of nader onderzoek uit te voeren met betrekking tot een bepaald tenlastegelegd feit; of
- ii.
een tenlastegelegd feit te wijzigen omdat de overgelegde bewijsmiddelen een ander misdrijf blijken op te leveren waarover het Hof rechtsmacht bezit.
8.
Wanneer de Kamer van vooronderzoek weigert een tenlastegelegd feit te bevestigen, belet dit de Aanklager niet een nader verzoek om bevestiging te doen indien het verzoek wordt onderbouwd met aanvullende bewijsmiddelen.
9.
Nadat de tenlastegelegde feiten zijn bevestigd en voordat de terechtzitting is begonnen, is de Aanklager bevoegd met toestemming van de Kamer van vooronderzoek en na kennisgeving aan de beschuldigde, de tenlastegelegde feiten te wijzigen. Indien de Aanklager aanvullende punten aan de tenlastegelegde feiten wenst toe te voegen of ernstiger tenlastegelegde feiten daarvoor in de plaats te stellen, dient een hoorzitting te worden gehouden ingevolge dit artikel om die tenlastegelegde feiten te bevestigen. Na aanvang van de terechtzitting is de Aanklager bevoegd met toestemming van de Kamer van berechting de tenlastegelegde feiten in te trekken.
10.
Een bevel tot aanhouding dat voordien is uitgevaardigd, houdt op van kracht te zijn voorzover het tenlastegelegde feiten betreft die niet door de Kamer van vooronderzoek zijn bevestigd of die door de Aanklager zijn ingetrokken.
11.
Wanneer de tenlastegelegde feiten eenmaal zijn bevestigd overeenkomstig dit artikel, stelt het Presidium een Kamer van berechting samen die ingevolge het achtste lid en artikel 64, vierde lid, verantwoordelijk is voor de daaropvolgende procesvoering en die bevoegd is alle taken van de Kamer van vooronderzoek te vervullen voorzover die in die fase relevant en toepasselijk zijn.