Rb. Limburg, 28-08-2013, nr. C-04-118985 - HA RK 12-147
ECLI:NL:RBLIM:2013:5018
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
28-08-2013
- Zaaknummer
C-04-118985 - HA RK 12-147
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2013:5018, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 28‑08‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2014:5221, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 28‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Wet Bescherming Persoonsgegevens
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummers / rekestnummers:C/04/118985 / HA RK 12-147 en C/04/118986 / HA RK 12-148
Beschikking van 28 augustus 2013
in de zaken van
1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
verzoekers, hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: “ [eisers] ”,
advocaat mr. W.M.J. Saes te Roermond,
tegen
1. De COÓPERATIEVE RABOBANK WEERTERLAND EN CRANENDONK U.A.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Weert,verweerster sub 1,
2. de coöperatie COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en (mede) kantoorhoudende te Utrecht,
verweerster sub 2,
advocaat mr. S. Brenninkmeijer te Utrecht.
verweersters zullen in het navolgende gezamenlijk worden genoemd: “de bank”.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift door de rechtbank ontvangen op 17 oktober 2012;
- -
het verweerschrift van 24 mei 2013;
- -
de mondelinge behandeling op 24 juli 2013;- de pleitnota van de bank;- de pleitnota van [eisers] .
- 1.2.
1.2. Op verzoek van verweerster sub 2 zijn de beide rekesten gezamenlijk behandeld. Tenslotte is de uitspraak van de (gevoegde) beschikking bepaald op heden.
2. Het verzoek
2.1.
[eisers] verzoekt, bij verzoekschriften als bedoeld in artikel 46 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: “Wbp”), de rechtbank om de bank, uitvoerbaar bij voorraad:A. te veroordelen om aan [eisers] , binnen 14 dagen na betekening van de beschikking, te verschaffen een volledig overzicht van de persoonsgegevens (een lijst van alle informatiedragers zoals niet limitatief brieven, rapporten, overzichten, notities, deskundigenberichten, telefoonnotities, e-mailberichten enzovoorts), een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens kenbaar te maken in een schriftelijke mededeling;
B. te veroordelen om aan [eisers] , binnen 14 dagen na betekening van de beschikking, kopieën en/of afschriften en/of uittreksels te verstrekken van alle bescheiden waarop de persoonsgegevens van [eisers] en/of hun vennootschappen voorkomen, waaronder in elk geval (niet limitatief) begrepen:- de complete dossiers van [eisers] ;
- kopieën van bankovereenkomsten;- cliëntenprofielen;- inventarisatie van kredietwaardigheid;- bandopnamen van met [eisers] gevoerde telefoongesprekken;- transcripties van met [eisers] gevoerde telefoongesprekken;- interne fiatteringsstukken, waaronder ook te verstaan fiatteringen door de kredietcommissie en/of andere personen binnen de bank, en dergelijke;- bankafschriften en bankoverzichten;- stukken die betrekking hebben op interne gedachtenvorming;- persoonsgegevens van strafrechtelijke aard;- de bijlagen die in de diverse Krediet commissie verslagen worden genoemd maar niet waren bijgesloten;- de contacten tussen de Rabobank Weerterland en Cranendonck en de AID en/of het Openbaar Ministerie (waaronder mr. [X] ), waaraan in de ontvangen gegevens wordt gerefereerd, maar niet zijn bijgesloten;- de besluitvorming alsmede aanverwante gegevens omtrent de verhoging van de CDD status, de daartoe gebruikte informatie, de eventuele verlaging van de status en de in dat kader toegepaste overwegingen en besluitvormingen;- verslaglegging in interne (waaronder het incidentenregister) en externe registers (waaronder EVA);- verslaglegging van de afwerking van de in december 2007 gesloten overeenkomst inzake de verhoging van de financiering naar € 20.000.000,--, de verslaglegging van het bezoek van de bank aan Polen etc.;- e-mailverkeer: intern en extern;
C. te veroordelen om aan [eisers] binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking schriftelijk mede te delen of [eisers] en/of hun vennootschappen betreffende persoonsgegevens uit het bestand aan derden zijn verstrekt, en zo ja aan wie;
D. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, voor iedere dag of deel daarvan dat de bank met de gehele of gedeeltelijke nakoming van de onder A tot en met C verzochte bevelen in gebreke blijft;
E. te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure.
2.2.
De bank voert – zakelijk weergegeven – als verweer:- dat interne stukken bedoeld ter interne gedachtenvorming niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen;- dat zij een beroep doet op de uitzondering als bedoeld in artikel 43 onder e Wbp, nu er sprake is van een door [eisers] geëntameerde bodemprocedure tegen de bank in welk kader [eisers] een vordering ex artikel 843a Rv heeft ingesteld;- de aantekeningen van de bank niet in een bestand als bedoeld in de Wbp zijn opgeslagen en daardoor uitgesloten zijn van het inzagerecht;- de gegevens op basis waarvan de bank heeft gewogen (jaarcijfers e.d.) wel onder het inzagerecht vallen, maar dat [eisers] deze reeds heeft ontvangen;- [eisers] voor het overige verzoekt om stukken die niet bestaan;- [eisers] nooit in EVR (lijst van personen die frauderen tegen de bank) en IVR is geregistreerd;- dat zij, buiten hetgeen in het strafvonnis en strafarrest (heeft [eisers] ) staat, geen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard bezit;- dat in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd dat zij alle gespreksbanden gaat beluisteren op zoek naar telefoongesprekken met [eisers] , nu [eisers] geen data noemt en dus onvoldoende duidelijk maakt waar zij ongeveer moet zoeken;- alle jegens [eisers] genomen besluiten met [eisers] zijn gecommuniceerd en aan [eisers] zijn de desbetreffende stukken verstrekt. Daaronder bevinden zich ook kredietcommissieverslagen, voorzover er besluiten in stonden;- dat artikel 126bb van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) haar verplicht te zwijgen over eventuele contacten die er al dan niet zijn geweest met de AID of het OM;- dat [X] voor de bank werkt en niet voor het OM;- dat zij onzeker is of artikel 126bb Sv nog geldt en het risico niet wenst te lopen;- dat [eisers] eventuele missende bankafschriften kan krijgen (punt 19 – 20 verweerschrift)- dat [eisers] de overige stukken waaronder aktes, cliëntprofiel (productie 6) externe mails en overige correspondentie etc. hebben gekregen, goeddeels al voor aanvang van deze procedure.Met betrekking tot het verzoek om gegevens met betrekking tot contacten van de bank met derden voert de bank het verweer dat zij geen persoonsgegevens van haar klanten verstrekt aan derden op commerciële gronden, dus ook niet van [eisers] . Voor zover er wel contacten zijn geweest was dit alleen met adviseurs van verweerster sub 2 ten behoeve van [eisers] en met de accountant van [eisers] . Andere derden kan de bank niet bedenken.Met betrekking tot de dwangsom werpt de bank tegen dat zij ook zonder dwangsom rechterlijke veroordelingen nakomt. Bovendien acht zij de gevraagde dwangsom disproportioneel en dient deze verlaagd en gemaximeerd te worden.
3. De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 35 Wbp heeft iedere betrokkene van wie persoonsgegevens worden verwerkt het recht daarvan een overzicht te krijgen van de instelling die verantwoordelijk is voor de verwerking. Dit kennisnemingsrecht vloeit voort uit richtlijn 1995/46/EG (Pb.EG L 281). Een inzageverzoek is krachtens de Wbp alleen bedoeld om de betrokkene in staat te stellen te controleren of de persoonsgegevens rechtmatig zijn verwerkt. Artikel 36 Wbp voorziet vervolgens in de mogelijkheid om eventuele correcties te doen verwerken.Voornoemd inzagerecht geldt evenwel niet onbeperkt. Zo volgt uit de jurisprudentie (HR 29 juni 2007, LJN AZ4663; HR 29 juni 2007 LJN AZ4664; HR 29 juni 2007 LJN BA3529; HR 24 januari 2003, LJN AF0148) dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke instelling bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Een uiteindelijk op grond van bedoelde interne notities opgemaakt definitief rapport valt wel onder het inzagerecht.In artikel 43 sub e Wbp is voorzien in een uitzondering op dit kennisnemingsrecht, namelijk voor zover een uitzondering noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van rechten of vrijheden van anderen; onder “anderen” valt ook degene die verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens zelf (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 892, nr. 3, p. 157).
3.2.
Het bovenstaande in aanmerking genomen is hetgeen [eisers] onder A verzoekt alleen toewijsbaar voor zover het overzicht geen interne notities en persoonlijke gedachten van medewerkers en verantwoordelijken betreft die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg, beraad en besluitvorming. Nu [eisers] een volledig overzicht vraagt van alle informatiedragers terwijl voornoemde beperking geldt acht de rechtbank alleen toewijsbaar een overzicht van persoonsgegevens voor zover die duidelijk niet onder de genoemde beperking vallen. Dienovereenkomstig zal het verzochte worden toegewezen zoals hierna in het dictum is bepaald.
3.3.
Gelet op hetgeen onder 3.1. is overwogen vallen de volgende door [eisers] onder B verzochte kopieën/afschriften of uittreksels van gegevensdragers niet onder het inzagerecht: - de complete dossiers van [eisers] , nu daarvan ook interne notities deel uitmaken die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad en daardoor niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen; - inventarisatie van kredietwaardigheid, nu het betreft een interne afweging en Rabobank Nederland wordt gevolgd in haar betoog dat zij vrijelijk de gelegenheid moet hebben om over financiële verzoeken van klanten na te denken alvorens een besluit te nemen; - interne fiatteringsstukken, waaronder ook te verstaan fiatteringen door de kredietcommissie en/of andere personen binnen de bank en dergelijke, nu deze niet vallen onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek; - stukken die betrekking hebben op interne gedachtenvorming, nu deze niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen; - de bijlagen die in de diverse Krediet commissie verslagen worden genoemd maar niet waren bijgesloten, nu dat ook stukken ten behoeve van interne besluitvorming betreffen en daardoor niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen; - de besluitvorming alsmede aanverwante gegevens omtrent de verhoging van de CDD status, de daartoe gebruikte informatie, de eventuele verlaging van de status en de in dat kader toegepaste overwegingen en besluitvormingen, nu deze ook interne besluitvorming betreffen en daarmee niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen. De verzoeken onder B onder de bullets: 1,4,7,9,11 en 13 liggen derhalve voor afwijzing gereed.
Met betrekking tot de overige onder B verzochte (kopieën/afschriften/uittreksels van) gegevensdragers overweegt de rechtbank als volgt:- kopieën van bankovereenkomsten, daaronder verstaat de rechtbank kopieën van bankovereenkomsten tussen de bank en [eisers] . Deze zijn toewijsbaar voor zover deze identificeerbaar zijn als betrekking hebbende op [eisers] en [eisers] deze niets reeds onder zich heeft;- cliëntenprofielen, deze zijn toewijsbaar voor zover deze identificeerbaar zijn als profielen van [eisers] ;- bandopnamen en transcripties van met [eisers] gevoerde telefoongesprekken. Deze worden afgewezen, nu de bank terecht tegenwerpt dat gelet op de huidige Gedragscode, waaruit volgt dat de verzoeker moet aangeven waar op geluidsbanden door de verantwoordelijke instelling ongeveer gezocht moet worden, ook de oude Gedragscode zo moet worden uitgelegd dat de verantwoordelijke door de verzoeker moet worden gefaciliteerd in het vinden van de gevraagde gegevens. Nu [eisers] geen data noemt van de gesprekken waarvan zij bandopnamen verzoekt, kan in de geest van de Gedragscode in redelijkheid niet van de bank worden gevergd dat zij al haar banden afluistert op zoek naar gesprekken met of over [eisers] . Het beroep van de bank op de redelijkheid en billijkheid leidt in deze tot toepassing van de exceptie van artikel 43 onder e Wbp;- bankafschriften en –overzichten: de bank heeft ter zitting toegezegd zorg te dragen voor de gevraagde af- en overzichten, zodat bij gebrek aan belang dit verzoek wordt afgewezen;- persoonsgegevens van strafrechtelijke aard: tegenover de gemotiveerde betwisting door door de bank heeft [eisers] onvoldoende gesteld dat de bank over meer persoonsgegevens van strafrechtelijke aard beschikt dan die welke opgetekend staan in het strafvonnis en het strafarrest. Nu [eisers] niet heeft betwist dat hij over zowel het strafvonnis als het strafarrest beschikt, zal het verzochte worden afgewezen;- de contacten tussen de Rabobank Weerterland en Cranendonck en de AID en/of het Openbaar Ministerie (waaronder mr. [X] ), waaraan in de ontvangen gegevens wordt gerefereerd, maar niet zijn bijgesloten kunnen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op T&C Strafvordering bij artikel 126bb Sv (Blom) alleen worden verstrekt indien niet langer sprake is van beletselen in het belang van het strafrechtelijk onderzoek. Een definitief oordeel daaromtrent kan de rechtbank thans niet vellen. Het is zoals de bank ter zitting terecht opmerkt aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of het strafrechtelijk onderzoek definitief is afgerond. Alleen in dat geval bestaat er voor de bank geen aanleiding meer om te veronderstellen dat zij met het verstrekken van kopieën van de gevraagde gegevensdragers artikel 126bb Sv schendt;- verslaglegging in interne (waaronder het incidentenregister) en externe registers (waaronder EVA): tegenover de gemotiveerde betwisting door de bank, dat [eisers] nooit is geregistreerd in de door hem genoemde registers, heeft [eisers] onvoldoende gesteld en onderbouwd dat er wel sprake is van een dergelijke registratie;- verslaglegging van de afwerking van de in december 2007 gesloten overeenkomst inzake de verhoging van de financiering naar € 20.000.000,--, de verslaglegging van het bezoek van de bank aan Polen etc.: de bank betwist dat een dergelijke overeenkomst bestaat. Bovendien is er volgens de bank geen verslag gemaakt van het bezoek van de bank aan Polen. Zo er al sprake zou zijn van deze beide door [eisers] gevraagde gegevensdragers, dan geldt dat het interne verslaglegging betreft en deze valt niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek;- e-mailverkeer: intern en extern: [eisers] heeft niet betwist dat hij afschriften van e-mailverkeer heeft ontvangen, zodat dit verzoek voor afwijzing gereed ligt.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de verzoeken onder de bullets 2 en 3 kunnen worden toegewezen voor zover het identificeerbare gegevens betreft met betrekking tot [eisers] . Het overige onder de bullets 5,6,8,10,12,14,15 en 16 verzochte ligt voor afwijzing gereed.
3.4.
Met betrekking tot het verzochte onder C overweegt de rechtbank dat de bank onder punt 29 van het verweerschrift voldoende heeft onderbouwd dat zij alleen met haar adviseur: verweerster sub 2, de advocaat van [eisers] en de accountant van [eisers] in (derden)contact is geweest. De toezichthouders Afm/DNB en dergelijke hebben de bank nooit om persoonsgegevens van [eisers] gevraagd. Nu andere relevante derden door [eisers] niet zijn gesteld noch onderbouwd wordt dit verzoek afgewezen.
3.5.
Nu de verzoeken slechts op enkele punten zijn toegewezen en de bank heeft verklaard ook zonder financiële prikkels aan een gerechtelijk oordeel te voldoen, ziet de rechtbank vooralsnog geen termen aanwezig om aan de veroordelingen een dwangsom te verbinden.
3.6.
Nu beide partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld compenseert de rechtbank de kosten van de procedure aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
veroordeelt de bank om aan [eisers] binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking een overzicht van persoonsgegevens (een lijst van informatiedragers) te verstrekken, een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens kenbaar te maken in een schriftelijke mededeling, voor zover het géén persoonsgegevens en informatiedragers betreft die dienen te worden aangemerkt als interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad;
4.2.
veroordeelt de bank om aan [eisers] binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking kopieën te verstrekken van de bankovereenkomsten en de cliëntenprofielen voor zover die betrekking hebben op [eisers] ;
4.3.
compenseert de kosten van de procedure aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.