Rb. Rotterdam, 21-02-2020, nr. C/10/590461 / FA RK 20-508
ECLI:NL:RBROT:2020:1547
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
21-02-2020
- Zaaknummer
C/10/590461 / FA RK 20-508
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:1547, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 21‑02‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0077
Uitspraak 21‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Beroep tegen een crisismaatregel op grond van artikel 7:6 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Beroep ongegrond. Het nemen van een crisismaatregel was niet onrechtmatig. De verplichtingen van de burgemeester na het nemen van de crisismaatregel leiden niet tot onrechtmatigheid van de eerder genomen crisismaatregel.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590461 / FA RK 20-508
Beschikking van 21 februari 2020 betreffende een beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
ten aanzien van:
[naam betrokkene] , hierna: betrokkene,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Kaapverdië,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman.
t e g e n
de burgemeester van gemeente Rotterdam, hierna: de burgemeester,
ing. A. Aboutaleb,
zetelende te Coolsingel 40, 3011 AD Rotterdam,
advocaat mr. S. de Wit.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 28 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in Antes, locatie Bouman op
30 januari 2020. Daarbij zijn verschenen:
- -
mr. Hooijman namens betrokkene;
- -
mr. De Wit namens de burgemeester.
1.3.
Betrokkene is niet gehoord tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek. Voorafgaand aan de behandeling van deze zaak is betrokkene gehoord in een zaak met betrekking tot het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel. De behandeling van een schadevergoedingszaak daaropvolgend en de behandeling van onderhavig verzoek werd als te belastend beschouwd. Betrokkene is daarom gaan lunchen en zijn advocaat heeft namens hem het woord gevoerd.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Op 17 januari 2020 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. De officier van justitie heeft op 20 januari 2020 de rechtbank verzocht om voortzetting van deze crisismaatregel. De rechtbank heeft dit verzoek op 20 januari 2020 toegewezen tot en met 12 februari 2020.
2.2.
Op 23 januari 2020 is door de burgemeester opnieuw een crisismaatregel genomen. De officier van justitie heeft op 24 januari 2020 de rechtbank verzocht om voortzetting van deze crisismaatregel. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen op 27 januari 2020.
2.3.
Betrokkene heeft op 28 januari 2020 beroep ingesteld tegen de crisismaatregel van 23 januari 2020.
2.4.
Op 28 januari 2020 is door de burgemeester opnieuw een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. De officier van justitie heeft op 29 januari 2020 de rechtbank verzocht om voortzetting van deze crisismaatregel. De rechtbank heeft dit verzoek op 30 januari 2020 toegewezen tot en met 20 februari 2020.
3. De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
3.2.
Betrokkene verzoekt de rechtbank te bepalen dat de genomen crisismaatregel jegens hem onrechtmatig is. Het beroep van verzoekster is gebaseerd op een viertal gronden die hierna worden behandeld.
3.3.
Beroepsgrond 1, de crisismaatregel was in strijd met het wettelijk systeem
3.3.1.
Betrokkene stelt dat Wvggz-maatregelen niet kunnen overlappen. Het verlenen van een crisismaatregel terwijl er sprake was van een voortgezette crisismaatregel is daarom in strijd met het wettelijk systeem en derhalve onrechtmatig.
3.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat een tenuitvoerlegging van een nieuwe crisismaatregel een lopende voortzetting van een eerdere datum doet laten vervallen. Wanneer een voortgezette crisismaatregel niet voorziet in de verplichte zorg om het onmiddellijk dreigende ernstig nadeel weg te nemen, moet het mogelijk zijn om aanvullende verplichte zorg te verlenen indien sprake is van een crisissituatie. Tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties als bedoeld in artikel 8:11 en 8:12 Wvggz biedt geen oplossing voor zorg die langer dan drie dagen moet worden verleend. Bovendien dient artikel 8:18 Wvggz dient zó te worden uitgelegd dat de geneesheer-directeur een lopende voortzetting crisismaatregel slechts op twee gronden kan beëindigen, namelijk indien het doel van verplichte zorg is bereikt of indien niet langer wordt voldaan aan het criterium voor verplichte zorg. Van geen van deze gronden was sprake en daarom kon de geneesheer-directeur de voortzetting crisismaatregel niet beëindigen. Daardoor resteert slechts de systematische uitleg van de wet dat een nieuwe crisismaatregel een vorige (voortgezette) crisismaatregel doet laten vervallen. Aangesloten wordt bij artikel 1:1 lid 3 Wvggz (een zorgmachtiging schorst een eerder afgegeven Wzd-maatregel zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie), artikel 1:1 lid 4 Wvggz (een zorgmachtiging schorst een eerder afgegeven machtiging op grond van de Jeugdwet zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie), artikel 6:6 onder d Wvggz (de zorgmachtiging vervalt indien een nieuwe zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd) en artikel 1 lid 6 Wzd (wanneer een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd wordt afgegeven, vervalt een zorgmachtiging op grond van de Wvggz).
Gelet hierop was het nemen van de crisismaatregel op 23 januari 2020 niet onrechtmatig omdat het de eerdere voortgezette crisismaatregel heeft doen laten vervallen.
3.4.
Beroepsgrond 2, de crisismaatregel voldeed niet aan de vereiste criteria
3.4.1.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 onder a Wvggz moet er sprake te zijn van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel ten aanzien van een persoon alvorens de burgemeester een crisismaatregel mag nemen. Artikel 7:1 lid 1 onder d Wvggz bepaalt dat de crisissituatie nadeel zo ernstig moet zijn dat een procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene stelt dat aan deze vereisten niet werd voldaan, hetgeen wordt betwist door de burgemeester.
3.4.2.
De rechtbank dient te beoordelen of de burgemeester een crisismaatregel kon nemen op basis van onder meer bovengenoemde criteria.
Betrokkene verbleef al in de instelling met een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel waarin alleen ‘opnemen in een accommodatie’ als verplichte zorg was opgenomen. Hiermee kon het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel deels worden weggenomen. Evenwel was nog steeds sprake van een psychotisch toestandsbeeld. Een psychotisch toestandsbeeld kan leiden tot ernstige schade in het brein, wat alleen kan worden voorkomen door behandeling met antipsychotica. De rechtbank volgt betrokkene niet in het standpunt dat de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging kon worden afgewacht. Dit blijkt reeds uit het hiervoor overwogene. Er was sprake van een situatie waarin op zeer korte termijn verplichte zorg noodzakelijk was. Een procedure tot een aansluitende zorgmachtiging zou nog meerdere weken in beslag kunnen nemen.
3.5.
Beroepsgrond 3, het niet-toevoegen van een advocaat
3.5.1.
Op grond van artikel 7:2 lid 3 Wvggz draagt de burgemeester ervoor zorg dat betrokkene binnen 24 uur na het nemen van een crisismaatregel wordt bijgestaan door een advocaat indien betrokkene geen advocaat heeft, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Betrokkene stelt onbetwist dat er geen bijstand van een advocaat was binnen 24 uur. De bedenkingen van betrokkene blijken niet uit een verhoor of uit andere stukken. De burgemeester voert aan dat er hier sprake was van onrechtmatig feitelijk handelen, maar niet van een onrechtmatige crisismaatregel.
3.5.2.
De rechtbank dient te beoordelen of niet-naleving van artikel 7:2 lid 3 Wvggz door de burgemeester leidt tot onrechtmatigheid van de eerder genomen crisismaatregel. Dit voorschrift is ervoor bedoeld om betrokkene te laten bijstaan door een advocaat nadat de crisismaatregel al is genomen. De rechtbank is, anders dan de advocaat bepleit, van oordeel dat het niet in acht nemen van dit voorschrift niet kan leiden tot onrechtmatigheid van een eerder besluit. De rechtbank toetst in deze procedure de rechtmatigheid van de crisismaatregel, en niet de handelingen die de burgemeester naderhand moet verrichten.
3.6.
Beroepsgrond 4, het niet-afgeven van een afschrift van de crisismaatregel
3.6.1.
Ingevolge artikel 7:2 lid 2 Wvggz zendt de burgemeester onverwijld een afschrift van de beslissing tot het nemen van een crisismaatregel en de afgegeven medische verklaring aan de betreffende persoon. Betrokkene stelt dat er geen afschrift is uitgereikt. De burgemeester betwist dit niet.
3.6.2.
De rechtbank dient te beoordelen of het niet-afgeven van een afschrift van de crisismaatregel aan betrokkene tot onrechtmatigheid van de crisismaatregel zelf leidt. Naleving van artikel 7:2 lid 2 Wvggz door de burgemeester is van belang, maar kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot onrechtmatigheid van de crisismaatregel. De crisismaatregel is reeds genomen wanneer de verplichting voor de burgemeester ontstaat tot afgifte. Ook hier geldt dat de rechtbank in deze procedure de rechtmatigheid van de crisismaatregel toetst, en niet de handelingen die de burgemeester naderhand moet verrichten.
3.7.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het nemen van een crisismaatregel onrechtmatig was. De rechtbank zal daarom het beroep tegen de crisismaatregel van 23 januari 2020 ongegrond verklaren.
3.8.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1.
verklaart het beroep ongegrond;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is op 21 februari 2020 gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.