HR, 13-02-2018, nr. 16/05281
ECLI:NL:HR:2018:190
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-02-2018
- Zaaknummer
16/05281
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑02‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1524
ECLI:NL:PHR:2017:1524, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:190
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0088
Uitspraak 13‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Art. 359.3 en 359.8 Sv Ontbrekende b.m. Het bestreden arrest bevat niet de op straffe van nietigheid voorgeschreven b.m. houdende voor de bewezenverklaring redengevende f&o. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
13 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/05281
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 oktober 2006, nummer 22/006536-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.A. Lucardie, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het vijfde middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd het verkorte arrest aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het bestreden arrest, hetwelk niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich niet een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdende de gebezigde bewijsmiddelen.
2.3.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft op de voet van art. 4.8.2. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van bedoelde aanvulling. Het Gerechtshof heeft aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.4.
Volgens art. 359, derde en achtste lid, Sv moet een arrest op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het bestreden arrest voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2018.
Conclusie 19‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Art. 359.3 en 359.8 Sv Ontbrekende b.m. Het bestreden arrest bevat niet de op straffe van nietigheid voorgeschreven b.m. houdende voor de bewezenverklaring redengevende f&o. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/05281 Zitting: 19 december 2017 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 27 oktober 2006 door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens 1 eerste cumulatief/alternatief “medeplegen van een reisdocument vervalsen, meermalen gepleegd”, 2 eerste cumulatief/alternatief “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” en 3 “deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, een geldboete van € 2.500,00 subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis en verbeurdverklaring respectievelijk onttrekking aan het verkeer van enige goederen als in het arrest vermeld.
Namens de verdachte heeft mr. C.A. Lucardie, advocaat te 's-Gravenhage, vijf middelen van cassatie voorgesteld.
Doelmatigheidshalve bespreek ik eerst het vijfde middel.
Het vijfde middel houdt in dat de aanvulling bewijsmiddelen ontbreekt en daarom het arrest niet in stand kan blijven.
Bij brief van 14 juli 2017 heeft verdachtes raadsvrouw zich overeenkomstig art. 4.8.2. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden 2017 gericht tot de rolraadsheer met het verzoek de processtukken te doen aanvullen met de bij de processtukken ontbrekende Aanvulling bewijsmiddelen.
In het onderhavige geval heeft het hof een verkort arrest gewezen in de in art. 138b Sv bedoelde zin. Ingevolge het bepaalde in art. 415 lid 1 Sv wordt een verkort arrest in geval van beroep in cassatie aangevuld met bewijsmiddelen, in afwijking van het bepaalde in art. 365a lid 2 Sv ook wanneer het rechtsmiddel is aangewend meer dan drie maanden na de uitspraak.
Bij brief van 18 mei 2017 heeft [betrokkene 1], senior secretaris bij het Gerechtshof Den Haag, in een begeleidende brief bij het procesdossier aan de strafgriffie van de Hoge Raad laten weten dat het strafdossier in de onderhavige zaak, voor zover de inhoud daarvan zich bevond in zes verhuisdozen, blijkens een aantekening van een (voormalig) medewerker van het Openbaar Ministerie, [betrokkene 2], in het digitale zaaksysteem NIAS, inmiddels is vernietigd, alsmede dat navraag bij het Openbaar Ministerie geen andere conclusie opleverde. Gelet daarop, aldus [betrokkene 1], is het niet meer mogelijk een bewijsmiddelenbijlage bij het onderhavige arrest te maken.
Kennelijk heeft men bij de vernietiging van de zich in de dozen bevindende processtukken niet onder ogen gezien dat het arrest in de onderhavige zaak nog niet onherroepelijk was geworden.
Het middel slaagt.
Het voorgaande betekent dat de overige middelen buiten bespreking kunnen blijven.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
Omdat niet op voorhand valt uit te sluiten dat alsnog bewijsstukken boven water komen, lijkt het mij niet aangewezen dat de Hoge Raad de zaak zelf afdoet.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG