HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, rov. 3.5.3.
HR, 12-07-2011, nr. 09/02057
ECLI:NL:HR:2011:BQ3977
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-07-2011
- Zaaknummer
09/02057
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BQ3977
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ3977, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑07‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ3977
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3977, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ3977
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 359.3 Sv. Het Hof heeft verzuimd de door hem redengevend geachte inhoud van het als bewijsmiddel 1 genoemde proces-verbaal van politie in de bewijsvoering op te nemen. Dat verzuim leidt tot nietigheid.
12 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/02057
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 mei 2009, nummer 22/005222-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 10 september 2002 tot en met 13 februari 2003 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik gemaakt heeft van een vals geschrift, te weten
I een koopovereenkomst (met betrekking tot het pand [a-straat 1-2-3] te Rotterdam), gedateerd 6 januari 2003 - als ware dat geschrift echt en onvervalst - bestaande de valsheid hierin dat in bovengenoemd geschrift - zakelijk weergegeven - ad I een koopprijs van 1.450.000,= euro is vermeld en bestaande het gebruik hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die koopovereenkomst heeft doen toekomen aan Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. ten behoeve van de hypotheekverstrekking voor het pand [a-straat 1-2-3] te Rotterdam."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Het proces-verbaal van de Regiopolitie Rotterdam Rijnmond, nr. 155/2004, d.d. 29 juni 2005, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
2.
Een geschrift, zijnde een aangifte ter zake van valsheid in geschrift en oplichting artikel 225 en 326 Wetboek van Strafrecht, referentienummer: E200312-0274, d.d. 16 februari 2004, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2]. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Op 13 februari 2003 heeft de Fortis Bank een hypotheek verstrekt aan [verdachte], ten behoeve van de panden [a-straat 1-2-3] te Rotterdam. Uit de op 6 januari 2003 gesloten en ondertekende koopovereenkomst blijken de partijen [A] Holding verkoper en [verdachte] en [betrokkene 1] als koper, met een verkoopwaarde van € 1.450.000.
3.
Een geschrift, zijnde een koopovereenkomst, d.d. 6 januari 2003, opgemaakt en ondertekend door [A] Holding B.V, [verdachte] en [betrokkene 1]. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- :
De ondergetekenden hebben op 6 januari 2003 een koopovereenkomst gesloten. De totale koopprijs van het verkochte bedraagt € 1.450.000 k.k.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0411301039.V02, d.d. 30 november 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Als de op 30 november 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte]:
Natuurlijk wist ik dat het niet goed zat. In de zomer van 2002 kwam ik [betrokkene 2] tegen. Hij vertelde mij dat hij de verhuurde panden aan de [a-straat 1-2-3] te Rotterdam te koop had. Ik zou deze panden kunnen kopen voor 1,2 miljoen euro. Ik had geen eigen vermogen om te investeren. [Betrokkene 2] vertelde mij dat wij daarom op papier een hogere koopsom zouden vaststellen, waardoor de hypotheekverstrekker een hogere hypotheek zou verstrekken. Het kwam erop neer dat ik de panden daadwerkelijk kocht voor 1,2 miljoen euro maar dat ik op papier een bedrag moest betalen van 1,45 miljoen euro kosten koper. Aan de hypotheekverstrekker, Fortis Bank, hebben wij opgegeven dat ik de panden kocht voor
1,45 miljoen euro. U vraagt mij of Fortis hiermee bekend was. Ik neem aan dat zij hier niet van op de hoogte was omdat ze anders waarschijnlijk niet akkoord zou zijn gegaan met het verstrekken van een hypotheek.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0412021832.V02, d.d. 2 december 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Als de op 2 december 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte]:
Om een financiering van 100% te krijgen werd door [betrokkene 2] een constructie voorgesteld, waarbij onder andere de koopprijs van € 1.200.000,- op papier verhoogd werd naar € 1.540.000,- (het hof begrijpt € 1.450.000,-).
Mijn vrouw [betrokkene 1] en ik hebben samen met [betrokkene 2] een door hem opgesteld koopcontract ondertekend. Ik weet niet meer of [betrokkene 1] of ik de voor de hypotheek benodigde stukken aan [betrokkene 3] van de Fortis heb gegeven.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0411301125.V04, d.d. 2 december 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
Als de op 30 november 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 1]:
[Betrokkene 2] heeft met mijn man [verdachte] een afspraak gemaakt om de koopovereenkomst te tekenen. Als ik het goed heb is de koopovereenkomst die u mij toont (0402161006.DOC) de koopovereenkomst die [verdachte] en ik bij [B] van [betrokkene 2] heb getekend. Ik zie dat mijn paraaf en die van [verdachte] eronder staan."
2.2.3. Voorts heeft het Hof in de aanvulling op het verkorte arrest omtrent de bewijsvoering nog het volgende overwogen:
"Anders dan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld, heeft het hof geen twijfel over de juistheid van de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring. Die verklaring is helder, niet aannemelijk is geworden dat zij onder druk is afgelegd, terwijl de verklaring ter terechtzitting dat een bedrag van de verkoper zou zijn geleend, niet geloofwaardig wordt geacht."
2.3. Het Hof heeft verzuimd de door hem redengevend geachte inhoud van het als bewijsmiddel 1 genoemde proces-verbaal van politie in de bewijsvoering op te nemen. Dat leidt gelet op art. 359, derde en achtste lid, Sv tot nietigheid van de bestreden uitspraak.
2.4. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 12 juli 2011.
Conclusie 19‑04‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Gravenhage wegens ‘medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’ (feit 1 subsidiair) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren.
2.
Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, drie middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 10 september 2002 tot en met 13 februari 2003 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik gemaakt heeft van een vals geschrift, te weten
- I.
een koopovereenkomst (met betrekking tot het pand [a-straat 1-2-3] te Rotterdam), gedateerd 6 januari 2003 — als ware dat geschrift echt en onvervalst — bestaande de valsheid hierin dat in bovengenoemd geschrift — zakelijk weergegeven —
- ad I.
een koopprijs van 1.450.000,= euro is vermeld en bestaande het gebruik hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die koopovereenkomst heeft doen toekomen aan Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. ten behoeve van de hypotheekverstrekking voor het pand [a-straat 1-2-3] te Rotterdam.’
4.
Het Hof heeft daartoe de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- ‘1.
Het proces-verbaal van de Regiopolitie Rotterdam Rijnmond, nr. 155/2004, d.d. 29 juni 2005, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
- 2.
Een geschrift, zijnde een aangifte ter zake van valsheid in geschrift en oplichting artikel 225 en 326 Wetboek van Strafrecht, referentienummer: E200312-0274, d.d. 16 februari 2004, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2].
Het houdt onder meer in —zakelijk weergegeven—:
‘Op 13 februari 2003 heeft de Fortis Bank een hypotheek verstrekt aan [verdachte], ten behoeve van de panden [a-straat 1-2-3] te Rotterdam. Uit de op 6 januari 2003 gesloten en ondertekende koopovereenkomst blijken de partijen [A] Holding verkoper en [verdachte] en [betrokkene 1] als koper, met een verkoopwaarde van € 1.450.000.’
- 3.
Een geschrift, zijnde een koopovereenkomst, d.d. 6 januari 2003, opgemaakt en ondertekend door [A] Holding B.V, [verdachte] en [betrokkene 1]. Het houdt onder meer in —zakelijk weergegeven—:
‘De ondergetekenden hebben op 6 januari 2003 een koopovereenkomst gesloten. De totale koopprijs van het verkochte bedraagt € 1.450.000 k.k.’
- 4.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0411301039.V02, d.d. 30 november 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal — zakelijk weergegeven — onder meer inhoudt:
Als de op 30 november 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte]:
‘Natuurlijk wist ik dat het niet goed zat. In de zomer van 2002 kwam ik [betrokkene 2] tegen. Hij vertelde mij dat hij de verhuurde panden aan de [a-straat 1-2-3] te Rotterdam te koop had. Ik zou deze panden kunnen kopen voor 1,2 miljoen euro. Ik had geen eigen vermogen om te investeren. [Betrokkene 2] vertelde mij dat wij daarom op papier een hogere koopsom zouden vaststellen, waardoor de hypotheekverstrekker een hogere hypotheek zou verstrekken. Het kwam erop neer dat ik de panden daadwerkelijk kocht voor 1,2 miljoen euro maar dat ik op papier een bedrag moest betalen van 1,45 miljoen euro kosten koper. Aan de hypotheekverstrekker, Fortis Bank, hebben wij opgegeven dat ik de panden kocht voor 1,45 miljoen euro. U vraagt mij of Fortis hiermee bekend was. Ik neem aan dat zij hier niet van op de hoogte was omdat ze anders waarschijnlijk niet akkoord zou zijn gegaan met het verstrekken van een hypotheek.’
- 5.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0412021832.V02, d.d. 2 december 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal — zakelijk weergegeven — onder meer inhoudt:
Als de op 2 december 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte]:
‘Om een financiering van 100% te krijgen werd door [betrokkene 2] een constructie voorgesteld, waarbij onder andere de koopprijs van € 1.200.000,- op papier verhoogd werd naar € 1.540.000,- (het hof begrijpt € 1.450.000,-). Mijn vrouw [betrokkene 1] en ik hebben samen met [betrokkene 2] een door hem opgesteld koopcontract ondertekend. Ik weet niet meer of [betrokkene 1] of ik de voor de hypotheek benodigde stukken aan [betrokkene 3] van de Fortis heb gegeven.’
- 6.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 155/2004, documentcode 0411301125. V04, d.d. 2 december 2004, opgemaakt en ondertekend door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4], welk proces-verbaal — zakelijk weergegeven — onder meer inhoudt:
Als de op 30 november 2004 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 1]:
‘[Betrokkene 2] heeft met mijn man [verdachte] een afspraak gemaakt om de koopovereenkomst te tekenen. Als ik het goed heb is de koopovereenkomst die u mij toont (0402161006.DOC) de koopovereenkomst die [verdachte] en ik bij [B] van [betrokkene 2] heb getekend. Ik zie dat mijn paraaf en die van [verdachte] eronder staan.’
Bewijsoverweging
Anders dan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld, heeft het hof geen twijfel over de juistheid van de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring. Die verklaring is helder, niet aannemelijk is geworden dat zij onder druk is afgelegd, terwijl de verklaring ter terechtzitting dat een bedrag van de verkoper zou zijn geleend, niet geloofwaardig wordt geacht.
De geschriften zijn in samenhang met de overige bewijsmiddelen gebruikt.’
5.
In aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft ontkend het hem tenlastegelegde te hebben gepleegd klaagt het eerste middel, gelet op het bepaalde in art. 359 lid 3 Sv, terecht dat het Hof heeft verzuimd de inhoud van het als bewijsmiddel 1 gebezigde proces-verbaal van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond van 29 juni 2005 in de aanvulling op zijn arrest op te nemen. Het arrest van het Hof lijdt derhalve aan nietigheid (art. 359, lid 3 jo. lid 8, Sv).
6.
Het middel slaagt.
7.
Het tweede middel klaagt dat de als bewijsmiddel 5 gebezigde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
‘[…]
Ik weet niet meer of [betrokkene 1] of ik de voor de hypotheek benodigde stukken aan [betrokkene 3] van de Fortis heb gegeven.’
niet redengevend is voor het bewezenverklaarde.
8.
Het Hof heeft — kort gezegd — bewezenverklaard dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een valselijk opgemaakte koopovereenkomst heeft doen toekomen aan Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. met het doel een hypotheek te verkrijgen voor het pand [a-straat 1-2-3] te Rotterdam. Aangezien uit de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte blijkt dat hij of één der andere medeplegers, en dus niet iemand anders, de in bewuste en nauwe samenwerking valselijk ingevulde, voor de hypotheek benodigde stukken overeenkomstig hun gezamenlijke bedoeling (zo blijkt uit bewijsmiddel 4) aan Fortis heeft doen toekomen, is de aangehaalde zinsnede, anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, redengevend voor de bewezenverklaring.
9.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
10.
Het derde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden.
11.
Het cassatieberoep is ingesteld op 13 mei 2009. De stukken van het geding zijn blijkens een daarop gezet stempel op 5 maart 2010 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Het middel is dan ook terecht voorgesteld. Tot vernietiging van het bestreden arrest behoeft dit niet te leiden. Gelet op de aard van de opgelegde straf kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
12.
Het middel kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen of verwezen.1.
13.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
14.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑04‑2011