Richtlijn (EU) 2021/2167 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2021
- Bronpublicatie:
24-11-2021, PbEU 2021, L 438 (uitgifte: 08-12-2021, regelingnummer: 2021/2167)
- Inwerkingtreding
28-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2021, PbEU 2021, L 438 (uitgifte: 08-12-2021, regelingnummer: 2021/2167)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 53 en 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De uitwerking van een alomvattende strategie voor het aanpakken van niet-renderende leningen (non-performing loans, NPL's) is een prioriteit voor de Unie. Hoewel het aanpakken van NPL's in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kredietinstellingen en lidstaten is, heeft de vermindering van de huidige NPL-volumes ook een duidelijke Uniedimensie, en dat geldt ook voor de preventie van buitensporige opeenhoping van NPL's in de toekomst. Gezien de onderlinge verwevenheid van de bancaire en financiële stelsels in de Unie, waar kredietinstellingen in verschillende rechtsgebieden en lidstaten actief zijn, is er aanzienlijk potentieel voor overloopeffecten tussen de lidstaten en de Unie als geheel qua economische groei en financiële stabiliteit.
- (2)
Een geïntegreerd financieel stelsel zal de economische en monetaire unie beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om die doelstellingen te bereiken, moet de Unie de bankenunie voltooien en de kapitaalmarktenunie (KMU) verder ontwikkelen. Het aanpakken van de hoge niveaus van NPL's en de mogelijke toekomstige opeenhoping ervan is essentieel voor de versterking van de bankenunie, aangezien het onontbeerlijk is voor de waarborging van de concurrentie in de banksector, het behoud van de financiële stabiliteit en het stimuleren van kredietverlening met het oog op het scheppen van banen en groei in de Unie.
- (3)
In de conclusies van de Raad van 11 juli 2017 over het ‘Actieplan inzake niet-renderende leningen in Europa’ (het ‘actieplan’) werden diverse instellingen opgeroepen passende maatregelen te nemen om het grote aantal NPL's in de Unie verder aan te pakken en de mogelijke opeenhoping ervan in de toekomst te voorkomen. Het actieplan ontvouwt een brede aanpak die gericht is op een combinatie van elkaar aanvullende beleidsmaatregelen op vier gebieden: i) bankentoezicht en -regulering, ii) hervorming van de kaders voor herstructurering, insolventie en schuldinvordering, iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa, en iv) bevordering van de herstructurering van het bankstelsel. Maatregelen op die gebieden moeten worden genomen op nationaal niveau en, waar passend, op het niveau van de Unie. De Commissie heeft een soortgelijk voornemen aangekondigd in haar ‘Mededeling over de voltooiing van de bankenunie’ van 11 oktober 2017, waarin werd gepleit voor een uitgebreid pakket maatregelen om NPL's in de Unie aan te pakken.
- (4)
Deze richtlijn zal, in combinatie met andere maatregelen die de Commissie voorstelt en de maatregelen van de Europese Centrale Bank (ECB) in de context van het bankentoezicht via het gemeenschappelijk toezichtmechanisme en van de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Bankautoriteit) (EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), de juiste omgeving voor kredietinstellingen creëren om de NPL's op hun balans aan te pakken, en zal het risico van opeenhoping van NPL's in de toekomst verminderen.
- (5)
Bij de ontwikkeling van macroprudentiële benaderingen ter voorkoming van het ontstaan van systeembrede risico's die samenhangen met NPL's, is het vereist dat het Europees Comité voor systeemrisico's, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), waar passend, macroprudentiële waarschuwingen en aanbevelingen geeft met betrekking tot de secundaire markt voor NPL's.
- (6)
Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad (6) voerde in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) nieuwe regels in die kredietinstellingen verplichten voldoende middelen te reserveren wanneer nieuwe leningen niet-renderend worden, waarmee passende stimulansen moeten worden gecreëerd om NPL's vroegtijdig aan te pakken en een te grote opeenhoping van NPL's te vermijden. Wanneer leningen niet-renderend worden, zouden efficiëntere uitwinningsmechanismen voor gedekte leningen kredietinstellingen in staat stellen een holistische strategie toe te passen om de naleving van NPL's af te dwingen, met inachtneming van sterke en doeltreffende waarborgen voor kredietnemers. Mochten de NPL-volumes desondanks te hoog worden, moeten kredietinstellingen ze op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten aan andere marktdeelnemers kunnen verkopen. De bevoegde autoriteiten van kredietinstellingen begeleiden hen daarbij op basis van hun bestaande bankspecifieke, zogenaamde pijler 2-bevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013. Wanneer NPL's een aanzienlijk en algemeen probleem worden, zijn de lidstaten in staat nationale vermogensbeheerders in te stellen of andere alternatieve maatregelen te treffen in het kader van de huidige staatssteun- en bankafwikkelingsregels.
- (7)
Deze richtlijn moet kredietinstellingen in staat stellen leningen die niet-renderend worden beter aan te pakken, door de voorwaarden te verbeteren voor het verkopen van het krediet aan derden. Wanneer kredietinstellingen worden geconfronteerd met een grote opeenhoping van NPL's en niet over het personeel of de deskundigheid beschikken om die naar behoren te servicen, moeten zij in staat zijn de servicing van die leningen aan een gespecialiseerde kredietservicer uit te besteden of de kredietovereenkomst over te dragen aan een kredietkoper met de nodige risicobereidheid en deskundigheid om die te beheren.
- (8)
Hoewel in het openbare debat in sommige lidstaten gewoonlijk de termen ‘leningen’ en ‘banken’ worden gebruikt, worden hierna de termen ‘krediet’ of ‘kredietovereenkomst’ en ‘kredietinstelling’ gebruikt. Bovendien heeft de richtlijn betrekking op zowel de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst als de niet-renderende kredietovereenkomst zelf.
- (9)
Deze richtlijn moet bijdragen aan de ontwikkeling van secundaire markten voor NPL's in de Unie door belemmeringen weg te nemen, en waarborgen vast te stellen, voor de overdracht van NPL's door kredietinstellingen aan kredietkopers en tegelijkertijd de rechten van kredietnemers te beschermen. Vastgestelde maatregelen moeten de vergunningsvereisten voor kredietservicers harmoniseren. Deze richtlijn moet derhalve een Uniebreed kader tot stand brengen voor zowel kopers als servicers van niet-renderende, door kredietinstellingen afgesloten kredietovereenkomsten, waarbij kredietservicers een vergunning moeten aanvragen bij en onder het toezicht vallen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.
- (10)
Momenteel kunnen kredietkopers en kredietservicers niet van de voordelen van de interne markt profiteren als gevolg van barrières die zijn opgeworpen door uiteenlopende nationale regimes door het ontbreken van een specifiek en coherent regelgevings- en toezichtstelsel. Momenteel zijn er geen gemeenschappelijke Unienormen voor de regulering van kredietservicers. Er zijn met name geen gemeenschappelijke normen vastgesteld voor de regulering van schuldinvordering. De lidstaten hebben zeer uiteenlopende regels voor de wijze waarop kredietkopers kredietovereenkomsten van kredietinstellingen mogen verwerven. Kredietkopers die door kredietinstellingen verleend krediet kopen, zijn in sommige lidstaten niet gereguleerd, terwijl zij in andere lidstaten aan verschillende eisen moeten voldoen, die soms neerkomen op het verkrijgen van een volledige vergunning als kredietinstelling. Die verschillen in regelgevingsvereisten hebben geleid tot aanzienlijke belemmeringen voor de legale grensoverschrijdende aankoop van krediet in de Unie, vooral door de hogere nalevingskosten wanneer wordt getracht kredietportefeuilles te kopen. Als gevolg daarvan zijn kredietkopers in een beperkt aantal lidstaten actief, wat heeft geresulteerd in zwakke concurrentie op de interne markt, aangezien het aantal geïnteresseerde kredietkopers gering blijft. Dat heeft vervolgens geleid tot een inefficiënte secundaire markt voor NPL's. Voorts blijven de voornamelijk nationale markten voor NPL's qua omvang beperkt.
- (11)
De beperkte deelname van kredietkopers heeft geleid tot geringe vraag, zwakke concurrentie en lage biedprijzen voor portefeuilles van kredietovereenkomsten op secundaire markten, hetgeen kredietinstellingen ontmoedigt om niet-renderende kredietovereenkomsten te verkopen. De ontwikkeling van markten voor door kredietinstellingen verleende kredieten die aan kredietkopers worden verkocht, heeft dus een duidelijke Uniedimensie. Enerzijds moet het mogelijk zijn voor kredietinstellingen om niet-renderende kredietovereenkomsten in de gehele Unie op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten te verkopen. Anderzijds maken de voltooiing van de bankenunie en de KMU het noodzakelijk op te treden om de opeenhoping van niet-renderende kredietovereenkomsten op de balans van kredietinstellingen te voorkomen, zodat zij hun rol bij de financiering van de economie kunnen blijven vervullen. Daarom vallen kredietkopers die in het kader van de uitoefening van hun handels-, bedrijfs-, of beroepsactiviteiten een kredietovereenkomst verwerven alleen dan onder deze richtlijn wanneer er sprake is van een niet-renderende kredietovereenkomst.
- (12)
Niet-renderend krediet dat oorspronkelijk door kredietinstellingen is verleend, kan tijdens de servicing van het krediet renderend worden. In dat geval moeten kredietservicers hun activiteiten op grond van hun kredietservicingvergunning overeenkomstig deze richtlijn kunnen voortzetten.
- (13)
Sommige lidstaten reguleren kredietservicingactiviteiten, maar in verschillende mate. Ten eerste reguleren slechts enkele lidstaten die activiteiten, en zij hanteren daarbij zeer verschillende definities. De hogere kosten voor naleving van de regelgeving vormen een barrière voor de ontwikkeling van groeistrategieën via secundaire vestiging of grensoverschrijdende dienstverlening. Ten tweede zijn in een aanzienlijk aantal lidstaten vergunningen vereist voor sommige van de activiteiten die die kredietservicers verrichten. Voor die vergunningen moet aan verschillende vereisten worden voldaan, en zij voorzien niet in de mogelijkheid van grensoverschrijdende opschaling, wat weer een belemmering vormt voor grensoverschrijdende dienstverlening. Ten slotte is in sommige gevallen een plaatselijke vestiging wettelijk verplicht, hetgeen de uitoefening van de vrijheid van het verrichten van grensoverschrijdende diensten bemoeilijkt.
- (14)
Hoewel kredietservicers hun diensten kunnen verlenen aan kredietinstellingen en kredietkopers die geen kredietinstelling zijn, houdt een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietservicers verband met de ontwikkeling van een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietkopers. Kredietkopers besluiten vaak kredietservicingactiviteiten aan andere entiteiten uit te besteden, aangezien zij niet de capaciteit hebben om zelf krediet te servicen, en zijn bijgevolg wellicht niet geneigd krediet van kredietinstellingen te kopen als zij bepaalde diensten niet kunnen uitbesteden.
- (15)
Het gebrek aan concurrentiedruk op de markt voor kredietkopen en voor kredietservicingactiviteiten leidt ertoe dat kredietservicingfirma's kredietkopers hoge vergoedingen vragen voor hun diensten en dat de prijzen op secundaire markten voor krediet laag zijn. Dat vermindert de prikkels voor kredietinstellingen om hun NPL's van de hand te doen.
- (16)
Optreden op Unieniveau is dus noodzakelijk om de positie van kredietkopers en kredietservicers met betrekking tot oorspronkelijk door kredietinstellingen verleend niet-renderend krediet te regelen. Deze richtlijn laat de regels van het Unierecht en het nationale recht inzake de initiëring van krediet echter onverlet, ook in gevallen waarin kan worden geoordeeld dat kredietservicers zich bezighouden met kredietbemiddeling. Deze richtlijn laat ook de nationale regels onverlet die bijkomende vereisten opleggen ten aanzien van een kredietkoper of een kredietservicer wat betreft de heronderhandeling van de voorwaarden van een kredietovereenkomst.
- (17)
Het staat de lidstaten vrij om kredietservicingactiviteiten te reguleren die niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zoals diensten die worden aangeboden voor kredietovereenkomsten die worden verleend door niet-kredietinstellingen of kredietservicingactiviteiten die worden verricht door natuurlijke personen, onder meer door vereisten op te leggen die gelijkwaardig zijn aan de vereisten uit hoofde van deze richtlijn. Die entiteiten en natuurlijke personen kunnen echter geen gebruikmaken van paspoortrechten om dergelijke diensten in andere lidstaten aan te bieden.
- (18)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de beperkingen uit hoofde van het nationale recht met betrekking tot de overdracht van de rechten van kredietgevers krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of een overdracht van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die niet is beëindigd overeenkomstig het nationale burgerlijk recht, met als gevolg dat alle bedragen die krachtens de kredietovereenkomst verschuldigd zijn, onmiddellijk opeisbaar worden, wanneer dat vereist is voor de overdracht aan een entiteit buiten het bankstelsel. Daardoor zullen er lidstaten zijn waarin de overname door niet-gereguleerde kredietgevers van niet-renderende kredietovereenkomsten die niet achterstallig zijn of minder dan 90 dagen achterstallig zijn of niet zijn beëindigd overeenkomstig het nationaal burgerlijk recht, gezien de nationale regels beperkt blijft. De lidstaten mogen zelf beslissen of ze de overdracht van renderende kredietovereenkomsten willen reguleren, onder meer door eisen op te leggen die vergelijkbaar zijn met de eisen uit hoofde van deze richtlijn.
- (19)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en met name de bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, met inbegrip van de toepassing van dat recht en die bepalingen in individuele gevallen krachtens Verordeningen (EG) nr. 593/2008(8) en (EU) nr. 1215/2012(9) van het Europees Parlement en de Raad. Alle kredietgevers en personen die hen vertegenwoordigen, zijn in hun contacten met consumenten en nationale autoriteiten gebonden aan de inachtneming van dat Unierecht om de bescherming van de consumentenrechten te waarborgen.
- (20)
Kredietservicers en kredietkopers moeten altijd te goeder trouw handelen, kredietnemers eerlijk behandelen en hun privacy eerbiedigen. Ze mogen geen misleidende informatie verstrekken aan kredietnemers of hen intimideren. Voorafgaand aan de eerste schuldinvordering en wanneer kredietnemers daarom verzoeken, moeten zij kredietnemers informatie verstrekken over onder meer de overdracht die heeft plaatsgevonden, de identificatie en de contactgegevens van de kredietkoper en van de kredietservicer, indien er één is aangewezen, alsmede informatie over de door de kredietnemer verschuldigde bedragen en een verklaring dat al het relevante Unierecht en nationale recht van toepassing blijft.
- (21)
Voorts houdt deze richtlijn geen beperking in van het toepassingsgebied van de Unieregels inzake consumentenbescherming en, voor zover kredietkopers als kredietgever in de zin van Richtlijnen 2008/48/EG(10) en 2014/17/EU(11) van het Europees Parlement en de Raad kunnen worden aangemerkt, moeten voor hen de specifieke verplichtingen van artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG respectievelijk artikel 35 van Richtlijn 2014/17/EU gelden. Bovendien doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bescherming van de consument die wordt gegarandeerd op grond van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), waarin oneerlijke handelspraktijken worden verboden, onder meer die welke worden toegepast tijdens het afdwingen van de naleving van een overeenkomst waarbij een consument wordt misleid met betrekking tot de consumentenrechten of -plichten, of te maken krijgt met intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding, onder meer als gevolg van de timing, locatie, aard of opdringerigheid van de handelingen om naleving af te dwingen, door dreigend of beledigend taalgebruik of gedrag, of door dreigementen met betrekking tot het nemen van maatregelen die wettelijk niet kunnen worden genomen.
- (22)
Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgt het recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht en de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen door een advocaat. Dat kan van bijzonder belang zijn voor het begrip van alle aan de orde zijnde kwesties en naar voren gebrachte juridische argumenten en waarborgt dat in het desbetreffende geschil de vertegenwoordiging in rechte grondig wordt voorbereid. Kredietnemers die niet over voldoende middelen beschikken, moeten een beroep kunnen doen op rechtsbijstand, indien dat nodig is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in het toepasselijke nationale recht.
- (23)
Kredietinstellingen in de Unie verrichten kredietservicingactiviteiten als onderdeel van hun normale werkzaamheden. Zij hebben dezelfde verplichtingen ten aanzien van kredietovereenkomsten die zij zelf hebben verleend als ten aanzien van kredietovereenkomsten die zij van een andere kredietinstelling hebben gekocht. Aangezien zij reeds aan regulering en toezicht onderworpen zijn, zou toepassing van deze richtlijn op hun kredietservicing- of kredietkoopactiviteiten onnodige duplicatie van vergunningverlening en nalevingskosten meebrengen; zij vallen dan ook niet onder deze richtlijn. Daarnaast valt de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten door kredietinstellingen, met betrekking tot zowel renderende als niet-renderende kredietovereenkomsten, aan kredietservicers of andere derden, buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn omdat de kredietinstellingen zich al moeten houden aan de toepasselijke uitbestedingsregels. Bovendien heeft deze richtlijn geen betrekking op kredietgevers die geen kredietinstellingen zijn maar die toch onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat in overeenstemming met Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU en die als onderdeel van hun normale werkzaamheden kredietservicingactiviteiten verrichten voor kredieten aan consumenten, wanneer zij in die lidstaat kredietservicingactiviteiten verrichten. Voorts mogen beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, beheermaatschappijen en beleggingsmaatschappijen (mits een beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij heeft aangewezen) waaraan een vergunning of erkenning is verleend krachtens Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) of Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) ook niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Ten slotte zijn er ook enkele beroepen die als onderdeel van hun beroep nevenactiviteiten verrichten die vergelijkbaar zijn met kredietservicingactiviteiten, namelijk notarissen, advocaten en deurwaarders die hun beroepsactiviteiten uitoefenen uit hoofde van nationaal recht en toezien op de handhaving van bindende maatregelen; om die redenen moeten lidstaten de mogelijkheid hebben om die beroepen uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn.
- (24)
Om bestaande kredietkopers en kredietservicers in staat te stellen zich aan te passen aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en met name kredietservicers in staat te stellen een vergunning te verkrijgen, is het uit hoofde van deze richtlijn mogelijk dat entiteiten die momenteel volgens nationaal recht kredietservicingactiviteiten verrichten die activiteiten gedurende zes maanden na de omzettingstermijn van deze richtlijn blijven verrichten in hun lidstaat van herkomst. Na het verstrijken van die periode van zes maanden moet het uitsluitend aan kredietservicers die een vergunning hebben op grond van het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn, toegestaan zijn op de markt te opereren.
- (25)
De lidstaten die al regels voor kredietservicingactiviteiten hebben ingevoerd die gelijkwaardig aan of strikter zijn dan de in deze richtlijn vastgestelde regels, moeten in hun nationale recht tot omzetting van deze richtlijn in de mogelijkheid kunnen voorzien dat bestaande entiteiten die kredietservicingactiviteiten verrichten automatisch worden erkend als kredietservicer met een vergunning.
- (26)
De verlening van een vergunning aan een kredietservicer om in de gehele Unie kredietservicingactiviteiten te verrichten moet onderworpen zijn aan een uniforme en geharmoniseerde reeks voorwaarden die op evenredige wijze door de bevoegde autoriteiten worden toegepast.
- (27)
Om een vermindering van de bescherming van kredietnemers te vermijden en het vertrouwen te bevorderen, moeten de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een vergunning als kredietservicer waarborgen dat kredietservicers, personen die een gekwalificeerde deelneming in de kredietservicer hebben en leden van het leidinggevende of bestuursorgaan een blanco strafblad hebben ten aanzien van relevante strafbare feiten in verband met onder meer vermogensdelicten, met financiële activiteiten verband houdende delicten, witwassen van geld, fraude en delicten tegen de lichamelijke integriteit, alsmede niet aan een insolventieprocedure onderworpen zijn of voorheen failliet zijn verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd. In hoeverre wordt voldaan aan het vereiste dat leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van kredietservicers in hun vroegere zakelijke betrekkingen met toezichthoudende en regulerende instanties transparant, open en coöperatief zijn geweest, moet worden beoordeeld op basis van de informatie die de bevoegde autoriteit ter beschikking staat, of die haar bekend is, op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Aan het vereiste wordt geacht te zijn voldaan indien er geen informatie beschikbaar of bekend is, of indien er tot dat tijdstip geen interactie met toezichthoudende en regelgevende autoriteiten heeft plaatsgevonden.
- (28)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het leidinggevende orgaan van een kredietservicer als geheel over voldoende kennis en ervaring beschikt om het bedrijf op competente en verantwoorde wijze te leiden, in overeenstemming met de activiteit die moet worden verricht. Het is aan de lidstaten zelf de vereisten inzake de goede naam, voldoende kennis en ervaring vast te stellen, maar die vereisten mogen het vrije verkeer van kredietservicers met een vergunning binnen de Unie niet belemmeren. Daartoe moet de EBA richtsnoeren ontwikkelen om het risico op uiteenlopende interpretaties van de vereisten wat betreft voldoende kennis en ervaring te voorkomen. Voorts moeten, om de naleving van de regels inzake bescherming van schuldenaren en persoonsgegevens te waarborgen, passende governanceregelingen, internecontrolemechanismen alsook passende procedures voor de registratie en afhandeling van klachten worden vastgesteld die aan toezicht worden onderworpen. Voorts moeten kredietservicers over adequate procedures tegen het witwassen van geld en terrorismefinanciering beschikken wanneer in nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (15) kredietservicers worden aangewezen als meldingsplichtige entiteiten voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Bovendien moeten kredietservicers verplicht zijn eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van kredietnemers te handelen. Wanneer op nationaal niveau schuldadviesdiensten beschikbaar zijn die de terugbetaling van schuld vergemakkelijken, moeten kredietservicers overwegen om kredietnemers naar dergelijke diensten te verwijzen.
- (29)
De lidstaten moeten in hun nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn bepalen of het kredietservicers op hun grondgebied toegestaan is al dan niet gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden bij het verrichten van kredietservicingactiviteiten. In gevallen waarin het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers in een lidstaat is toegestaan en kredietservicers voornemens zijn dat te doen als onderdeel van hun bedrijfsmodel, moeten voor die kredietservicers aanvullende vereisten gelden om het hoofd te bieden aan de risico's die zich kunnen voordoen in geval van insolventie, namelijk scheiding van rekeningen en gelden, alsook in gevallen van kwijting van de kredietnemer. Wanneer de lidstaat van herkomst van een kredietservicer kredietservicers verbiedt gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden, kan een kredietservicer die activiteit noch in zijn lidstaat van herkomst noch in een lidstaat van ontvangst verrichten, zelfs niet wanneer een lidstaat van ontvangst het ontvangen en aanhouden van gelden toestaat, juist omdat de kredietservicer daarvoor geen vergunning door zijn lidstaat van herkomst was verleend. Wanneer daarentegen een lidstaat van herkomst kredietservicers wel toestaat gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden en de relevante vereisten in zijn nationale recht heeft opgenomen, moet een kredietservicer in zijn lidstaat van herkomst, alsmede in elke lidstaat van ontvangst die het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers ook toestaat, de mogelijkheid hebben gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden.
- (30)
Om langdurige procedures en onzekerheid te voorkomen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de informatie die aanvragers van een vergunning voor kredietservicing moeten indienen, alsmede redelijke termijnen voor de afgifte van een vergunning en omstandigheden voor de intrekking daarvan. Wanneer bevoegde autoriteiten een vergunning intrekken van een kredietservicer die kredietservicingactiviteiten in andere lidstaten verricht, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en ook van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaten van herkomst en ontvangst, daarvan in kennis worden gesteld. In de lidstaten van herkomst en ontvangst moeten voorts bijgewerkte openbare registers of lijsten worden samengesteld en openbaar worden gemaakt op de websites van de bevoegde autoriteiten om te zorgen voor transparantie met betrekking tot het aantal en de identiteit van kredietservicers met een vergunning.
- (31)
De contractuele verhouding tussen de kredietservicer en de kredietkoper en de verplichtingen van de kredietservicer tegenover de kredietkoper mogen niet worden gewijzigd door de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten aan kredietservicingaanbieders. Kredietservicers moeten ervoor verantwoordelijk zijn dat de uitbesteding van hun kredietservicingactiviteiten aan kredietservicingaanbieders niet leidt tot overmatig operationeel risico, niet-naleving door de kredietservicingaanbieder van voorschriften van Unierecht of nationaal recht, of beperking van het vermogen van een toezichthouder om zijn taak uit te voeren en de rechten van kredietnemers te beschermen.
- (32)
Wanneer een kredietkoper het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst aan een kredietservicer toevertrouwt, delegeert de kredietkoper zijn rechten en verplichtingen en zijn directe contacten met de kredietnemer aan de kredietservicer maar blijft hij uiteindelijk wel verantwoordelijk. Bijgevolg moet de relatie tussen kredietkoper en kredietservicer duidelijk in een schriftelijke kredietservicingovereenkomst worden vastgelegd en moet het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn de aard van de relatie te verifiëren. Bovendien moeten kredietservicers eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van kredietnemers handelen. Voor zover een kredietkoper de servicing van de verworven kredietovereenkomsten niet zelf uitvoert, moeten de lidstaten in staat zijn om ervoor te zorgen dat de kredietservicer en de kredietkoper verplicht zijn om in de kredietservicingovereenkomst overeen te komen dat de kredietservicer de kredietkoper van de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten vooraf in kennis stelt.
- (33)
Om het recht van een kredietservicer om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien te waarborgen en te voorzien in toezicht daarop, stelt deze richtlijn een procedure vast voor de uitoefening van het recht van een kredietservicer met een vergunning om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. De communicatie tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst en met een kredietservicer moet binnen redelijke termijnen plaatsvinden. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend, moeten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst ook informatie over grensoverschrijdende activiteiten ontvangen.
- (34)
Een kredietservicer die activiteiten verricht in een lidstaat van ontvangst, moet onderworpen zijn aan de beperkingen en vereisten die in het nationale recht van die lidstaat van ontvangst zijn vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn, met inbegrip van, indien van toepassing, het verbod op het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers, en die geen verband houden met andere vergunningsvereisten voor kredietservicers. Indien krachtens de nationale bepalingen van een lidstaat van ontvangst tot omzetting van deze richtlijn aanvullende vereisten voor verlening van een kredietservicingvergunning worden opgelegd, mogen dergelijke aanvullende vereisten niet van toepassing te zijn op kredietservicers die in die lidstaat van ontvangst grensoverschrijdende kredietservicingactiviteiten verrichten.
- (35)
Ten einde een doeltreffend en doelmatig toezicht op grensoverschrijdende kredietservicers te waarborgen moet een specifiek kader worden gecreëerd voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst en, waar passend, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend. Dat kader moet de uitwisseling van informatie, met behoud van de vertrouwelijkheid ervan, het beroepsgeheim, de bescherming van individuele en zakelijke rechten, inspecties al dan niet ter plaatse, het verlenen van bijstand en de kennisgeving van de resultaten van controles en inspecties en van genomen maatregelen mogelijk maken.
- (36)
Een belangrijke voorwaarde voor het verrichten van de werkzaamheden van kredietkopers en kredietservicers moet zijn dat zij de mogelijkheid hebben toegang te krijgen tot alle relevante informatie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit mogelijk is, met inachtneming van de Unieregels en nationale regels inzake gegevensbescherming. In dat verband is het van essentieel belang dat kredietinstellingen gedetailleerde informatie verstrekken aan potentiële kredietkopers om hen in staat te stellen hun eigen beoordeling te verrichten van de waarde van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf. Kredietinstellingen moeten die informatie slechts eenmaal tijdens het proces verstrekken, hetzij tijdens de initiële fase, hetzij tijdens de daaropvolgende fasen, maar in elk geval vóór de sluiting van de overeenkomst tot overdracht. Die informatieplicht is noodzakelijk en gerechtvaardigd om potentiële kredietkopers in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken voordat zij een transactie aangaan en daarom is het legitiem dat kredietinstellingen de persoonsgegevens van kredietnemers delen met potentiële kredietkopers. Dergelijke informatie moet strikt beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is om potentiële kredietkopers in staat te stellen de waarde te beoordelen van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, en de kans op inning van de waarde van die overeenkomst. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het verstrekken van informatie aan potentiële kredietkopers en het daaropvolgende gebruik ervan in overeenstemming zijn met het toepasselijke gegevensbeschermingskader van de Unie.
- (37)
Wanneer een kredietinstelling een niet-renderende kredietovereenkomst overdraagt, moet het voor haar verplicht zijn haar bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst halfjaarlijks in kennis te stellen van ten minste het totale uitstaande saldo van de overgedragen kredietportefeuilles, evenals van het aantal en het volume van de daarin opgenomen kredieten, en of er kredietovereenkomsten met consumenten in zijn opgenomen. Voor elke kredietportefeuille die in één enkele transactie wordt overgedragen moet de informatie de identificatiecode voor juridische entiteiten (legal entity identifier, LEI) van de kredietkoper omvatten, of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger, of, wanneer die niet beschikbaar is, de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen eisen dat de informatie op kwartaalbasis wordt verstrekt wanneer zij dat nodig achten, onder meer vanwege het grote aantal transacties tijdens een crisisperiode. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst moeten verplicht zijn om die informatie door te geven aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietkoper. Dergelijke transparantievereisten zorgen voor een geharmoniseerde en doeltreffende monitoring van de overdracht van kredietovereenkomsten binnen de Unie. Om aan het evenredigheidsbeginsel te voldoen, moeten de bevoegde autoriteiten, teneinde duplicatie te voorkomen, rekening houden met de informatie waarover zij reeds langs andere kanalen kunnen beschikken, met name wat betreft kredietinstellingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kredietservicer verantwoordelijk blijft voor de kennisgeving aan de bevoegde nationale autoriteiten nadat een kredietportefeuille aan een kredietkoper is overgedragen.
- (38)
In het actieplan wordt vastgesteld dat de data-infrastructuur van kredietinstellingen wordt versterkt door uniforme en gestandaardiseerde gegevens voor niet-renderende kredietovereenkomsten in te voeren. De EBA heeft gegevenstemplates ontwikkeld die informatie verstrekken over kredietblootstellingen in de bankportefeuille en die potentiële kopers in staat stellen de waarde van de kredietovereenkomsten te beoordelen en hun boekenonderzoek (due diligence) uit te voeren. Enerzijds zou de toepassing van zulke gegevenstemplates op kredietovereenkomsten de informatieasymmetrieën tussen potentiële kopers en verkopers van kredietovereenkomsten verminderen en zo bijdragen tot de ontwikkeling van een goed werkende secundaire markt in de Unie. Anderzijds kunnen dergelijke gegevenstemplates, wanneer zij te gedetailleerd zijn, voor kredietinstellingen een buitensporige last vormen zonder dat er sprake is van aanzienlijke informatievoordelen. Daarom moet de EBA een evaluatie van de gegevenstemplates uitvoeren met het oog op de verdere ontwikkeling van de gegevenstemplates tot technische uitvoeringsnormen voor kredietinstellingen. Kredietinstellingen moeten worden verplicht de gegevenstemplates te gebruiken voor overdrachten van niet-renderende kredietovereenkomsten, met inbegrip van overdrachten aan andere kredietinstellingen. Die verplichting moet alleen van toepassing zijn op overdrachten van niet-renderende kredietovereenkomsten en heeft geen betrekking op complexe transacties waarbij niet-renderende kredietovereenkomsten deel uitmaken van een dergelijke transactie, met inbegrip van verkopen van bijkantoren, verkopen van bedrijfsonderdelen of verkopen van portefeuilles van cliënten die niet beperkt zijn tot niet-renderende kredietovereenkomsten en overdrachten als onderdeel van een lopende herstructureringsoperatie van de verkopende kredietinstelling in insolventie-, afwikkelings- of liquidatieprocedures. Om aan het evenredigheidsbeginsel te voldoen, moeten die informatievereisten op kredietinstellingen worden toegepast op een manier die in verhouding staat tot de aard en de omvang van de kredieten. Tegelijkertijd moet bij het bepalen van de omvang van de verplichting van kredietinstellingen om te voldoen aan gegevenstemplates rekening worden gehouden met de datum van sluiting van de niet-renderende kredietovereenkomsten. Andere verkopers van kredietovereenkomsten moeten de mogelijkheid hebben die normen te gebruiken om de waardebepaling van kredietovereenkomsten voor verkoop te vergemakkelijken. Bovendien moet in het geval van securitisatietransacties, waarbij voorzien wordt in verplichte transparantietemplates, dubbele rapportage als gevolg van deze richtlijn worden vermeden.
- (39)
De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door de EBA ontwikkelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen om te specificeren welke templates kredietinstellingen moeten gebruiken voor het verstrekken van krachtens deze richtlijn vereiste informatie. De Commissie dient die technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen op grond van artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en volgens artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
- (40)
Aangezien kredietkopers geen nieuw krediet creëren, maar, zoals is bepaald in deze richtlijn, slechts voor eigen risico bestaande niet-renderende kredietovereenkomsten kopen, geven zij geen aanleiding tot prudentiële bezwaren en is hun potentiële bijdrage aan het systeemrisico verwaarloosbaar. Het is derhalve niet gerechtvaardigd kredietkopers te verplichten een vergunning aan te vragen, maar het is belangrijk dat de consumentenbeschermingsregels van de Unie en de lidstaten van toepassing blijven en dat de uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst voortvloeiende rechten van kredietnemers onverlet blijven.
- (41)
Kredietkopers uit derde landen maken het misschien moeilijker voor kredietnemers uit de Unie om hun rechten krachtens het Unierecht te doen gelden en voor de nationale autoriteiten om het toezicht op de naleving van niet-renderende kredietovereenkomsten uit te oefenen. Kredietinstellingen kunnen ook worden ontmoedigd dergelijke niet-renderende kredietovereenkomsten aan kredietkopers uit derde landen over te dragen door de reputatieschade die dat kan meebrengen. Voor zover de vertegenwoordiger van een koper uit een derde land van kredieten die aan natuurlijke personen, met inbegrip van consumenten en zelfstandigen, of aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's) zijn verleend, geen kredietinstelling is, of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, of een kredietservicer waaraan in de Unie een vergunning is verleend, dient die vertegenwoordiger een dergelijke entiteit aan te wijzen om ervoor te zorgen dat na de overdracht van de niet-renderende kredietovereenkomst dezelfde normen inzake de rechten van kredietnemers gewaarborgd blijven.
- (42)
Om er bovendien beter voor te zorgen dat na de overdracht van een niet-renderende kredietovereenkomst dezelfde normen inzake consumentenrechten worden gewaarborgd, moet van een kredietkoper die in de Unie woont, of die zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, ook worden vereist dat hij een kredietinstelling, of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, dan wel een kredietservicer aanwijst om kredietservicingactiviteiten uit te voeren met betrekking tot niet-renderende kredietovereenkomsten die met consumenten zijn gesloten.
- (43)
Lidstaten van ontvangst moeten de verplichting tot aanwijzing van een kredietservicer kunnen uitbreiden tot andere kredietovereenkomsten. In gevallen waarin de overdracht van een kredietportefeuille zowel kredietovereenkomsten met consumenten, andere natuurlijke personen of kmo's omvat waarvoor de aanwijzing van een kredietinstelling, of van een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, dan wel van een kredietservicer vereist is en tegelijkertijd ook andere kredietovereenkomsten omvat waarvoor een dergelijke aanwijzing niet vereist is, moet de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger voldoen aan de aanwijzingsverplichting met betrekking tot kredietovereenkomsten met consumenten, andere natuurlijke personen of kmo's. De kredietservicer en de kredietkoper moeten voldoen aan het toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de nationale autoriteiten in de afzonderlijke lidstaten moeten de nodige bevoegdheden krijgen om doeltreffend toezicht te kunnen houden op hun activiteiten.
- (44)
Wanneer een kredietkoper, of zijn overeenkomstig deze richtlijn aangewezen vertegenwoordiger, verplicht is een kredietservicer, een kredietinstelling of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, aan te wijzen en ervoor kiest de rechten en verplichtingen in verband met de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of met de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, te beheren en de nakoming ervan af te dwingen, wordt de kredietkoper, of zijn overeenkomstig deze richtlijn aangewezen vertegenwoordiger, beschouwd als kredietservicer en moet hij daarom krachtens deze richtlijn een vergunning hebben.
- (45)
Kredietkopers die gebruikmaken van de diensten van kredietservicers, van kredietinstellingen, of van niet-kredietinstellingen die onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, moeten de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst daarvan in kennis stellen, zodat de relevante bevoegde autoriteiten hun toezichtbevoegdheden kunnen uitoefenen ten aanzien van het gedrag van de kredietservicer, de kredietinstelling, of de niet-kredietinstelling die overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, jegens de kredietnemer. Kredietkopers moeten ook hun bevoegde toezichthoudende autoriteiten tijdig in kennis stellen wanneer zij een beroep doen op een andere kredietservicer, kredietinstelling, of niet-kredietinstelling die onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU.
- (46)
Kredietkopers die de naleving van de gekochte kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen, moeten daarbij het op de kredietovereenkomst toepasselijke recht in acht nemen, inclusief de voor de kredietnemer geldende consumentenbeschermingsregels. Nationale regels inzake met name de afdwinging van de naleving van overeenkomsten, het consumentenbeschermings- en het strafrecht blijven van toepassing, en de bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat die regels op het grondgebied van de lidstaten door die kredietkopers worden nageleefd.
- (47)
Om de afdwinging van de nakoming van de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te vergemakkelijken, indien een kredietkoper niet in de Unie woont, of zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor niet in de Unie heeft, moet het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn bepalen dat een kredietkoper uit een derde land bij de overdracht van een kredietovereenkomst een vertegenwoordiger die in de Unie woont, of die wel zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, aanwijst die naast of in plaats van de kredietkoper door de bevoegde autoriteiten kan worden aangesproken. Die vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die deze richtlijn aan kredietkopers oplegt, onverminderd de aan kredietservicers opgelegde verplichtingen. Kredietkopers die niet-renderende kredietovereenkomsten overdragen, moeten de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst elk half jaar en op geaggregeerd niveau in kennis stellen van ten minste het totale uitstaande saldo van de overgedragen kredietportefeuilles, evenals van het aantal en het volume van de daarin opgenomen kredieten, en of er kredietovereenkomsten met consumenten in zijn opgenomen. Voor elke portefeuille die in één enkele transactie wordt overgedragen moet de informatie de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de kredietkoper omvatten, of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie, of, wanneer die niet beschikbaar is, de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen vereisen dat de informatie op kwartaalbasis wordt verstrekt wanneer zij dat nodig achten, onder meer vanwege het grote aantal transacties tijdens een crisisperiode.
- (48)
Momenteel zijn verschillende autoriteiten belast met de vergunningverlening aan en het toezicht op kredietservicers en kredietkopers in de lidstaten, en daarom is het van essentieel belang dat de lidstaten de rol van dergelijke autoriteiten verduidelijken en hun voldoende bevoegdheden verlenen, te meer daar zij wellicht toezicht moeten houden op entiteiten die diensten in andere lidstaten verrichten. Om te zorgen voor efficiënt en evenredig toezicht in de hele Unie, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden verlenen om hun taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren, inclusief de bevoegdheid om de nodige informatie te verkrijgen, mogelijke inbreuken op deze richtlijn te onderzoeken, klachten van kredietnemers te behandelen en administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen, inclusief intrekking van vergunningen. Wanneer dergelijke administratieve sancties en corrigerende maatregelen worden opgelegd, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten dat op evenredige wijze doen en hun besluiten met redenen omkleden, en dat die besluiten bovendien door de rechter kunnen worden getoetst, ook in gevallen waarin de bevoegde autoriteiten de gestelde termijnen niet in acht nemen.
- (49)
De bepalingen met betrekking tot inbreuken op deze richtlijn laten het recht van de lidstaten om op te treden in gevallen van inbreuken op het nationale recht, met betrekking tot bijvoorbeeld consumentenbescherming, rechten van kredietnemers of criminele activiteiten, onverlet. In dergelijke gevallen zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de lidstaat waar het krediet is verleend, bevoegd om te besluiten of er sprake is van een schending van het nationale recht en zijn hun bevoegdheden dus niet beperkt door deze richtlijn.
- (50)
Omdat de prestaties van secundaire markten voor krediet grotendeels afhankelijk zullen zijn van de goede reputatie van de betrokken entiteiten, moeten kredietservicers een efficiënt mechanisme voor de behandeling van klachten van kredietnemers invoeren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de voor het toezicht op kredietkopers en kredietservicers bevoegde autoriteiten doeltreffende en toegankelijke procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers hebben.
- (51)
Zowel Verordening (EU) 2016/679(16) als Verordening (EU) 2018/1725(17) van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn. Met name is het noodzakelijk, wanneer voor de toepassing van deze richtlijn persoonsgegevens worden verwerkt, dat het precieze doel wordt aangegeven, dat de desbetreffende rechtsgrondslag wordt vermeld, dat de relevante beveiligingsvoorschriften van Verordening (EU) 2016/679 worden nageleefd, en dat de beginselen noodzaak, evenredigheid, doelbinding, en een transparante en niet-buitensporige gegevensbewaarperiode in acht worden genomen. Daartoe wordt de voorkeur gegeven aan een sectorbrede gedragscode overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) 2016/679. Ook moeten in alle gegevensverwerkingssystemen die in het kader van deze richtlijn worden ontwikkeld en gebruikt, de beginselen persoonsgegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen in acht worden genomen. Evenzo moet administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verenigbaar zijn met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens zoals neergelegd in Verordening (EU) 2016/679 en in overeenstemming zijn met de nationale gegevensbeschermingsregels waarmee het Unierecht ten uitvoer wordt gelegd.
- (52)
Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, voorzien het Unierecht en het nationale recht in een aantal rechten en waarborgen met betrekking tot aan een consument toegekende kredietovereenkomsten. Die rechten en waarborgen betreffen met name de onderhandeling over en sluiting van de kredietovereenkomst, het gebruik van oneerlijke handelspraktijken door ondernemingen jegens consumenten als bedoeld in Richtlijn 2005/29/EG en de naleving of niet-naleving van de kredietovereenkomst. Dat geldt met name voor langetermijnovereenkomsten voor consumentenkrediet die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/17/EU vallen met betrekking tot het recht van de consument om zich vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst volledig of gedeeltelijk van de daaruit voortvloeiende consumentenverplichtingen te kwijten of, in voorkomend geval, door middel van het Europees gestandaardiseerd informatieblad in kennis te worden gesteld van de mogelijke overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper. Rechten van de kredietnemer mogen evenmin worden gewijzigd indien de overdracht van de kredietovereenkomst van een kredietinstelling aan een kredietkoper de vorm van schuldnovatie aanneemt. Als algemene regel moet gewaarborgd worden dat kredietnemers niet slechter af zijn na de overdracht van hun kredietovereenkomst van een kredietinstelling naar een kredietkoper. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten om strengere bepalingen toe te passen ter bescherming van kredietnemers.
- (53)
Onverminderd de andere verplichtingen krachtens Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moeten die richtlijnen worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de consument tijdig en voorafgaand aan eventuele wijzigingen van de voorwaarden van de kredietovereenkomst een duidelijke en volledige lijst van dergelijke wijzigingen, het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan en de nodige details ontvangt, alsmede de naam en het adres van de nationale autoriteit waar de consument een klacht kan indienen.
- (54)
De informatie over de wijziging van de voorwaarden van een kredietovereenkomst krachtens Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, zoals die ingevoerd worden door de in deze richtlijn vermelde wijzigingen, mag geen afbreuk doen aan de in de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU vastgestelde consumentenrechten, met inbegrip van de rechten op informatie.
- (55)
Het belang dat de Uniewetgever hecht aan de bescherming van consumenten in Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (18), en in Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, betekent dat de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, aan een kredietkoper, op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan het door het Unierecht aan consumenten toegekende niveau van bescherming. Kredietkopers en kredietservicers moeten zich derhalve houden aan het op de oorspronkelijke kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de kredietnemer moet hetzelfde niveau van bescherming behouden als bepaald op grond van het toepasselijke Unierecht en nationale recht of door de conflictregels van de Unie of de lidstaten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan de kredietnemer geen andere kosten in verband met de overdracht van de kredietovereenkomst in rekening worden gebracht dan die welke reeds in die kredietovereenkomst zijn opgenomen. Wat de kosten voor consumenten in geval van niet-nakoming betreft, moeten wijzigingen aangebracht worden in Richtlijn 2008/48/EG, op grond waarvan de lidstaten dezelfde regels moeten volgen als in Richtlijn 2014/17/EU betreffende het instellen van bovengrenzen aan vergoedingen en boeten.
- (56)
Ten aanzien van consumenten moeten de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU bij deze richtlijn worden gewijzigd om te bepalen dat de lidstaten van kredietgevers moeten eisen dat zij beschikken over adequaat beleid en procedures, zodat zij zich inspannen om waar passend een redelijke tolerantie te betrachten alvorens een procedure tot gedwongen verkoop in te leiden. De EBA-richtsnoeren van 19 augustus 2015 inzake achterstallige betalingen en gedwongen verkoop, de EBA-richtsnoeren van 31 oktober 2018 inzake het beheer van niet-renderende en respijtblootstellingen en de ECB-leidraad voor banken van maart 2017 inzake niet-renderende leningen moeten in aanmerking worden genomen. Bij de beslissing welke respijtmaatregelen moeten worden genomen, moeten kredietgevers rekening houden met de individuele omstandigheden van de consument, de belangen en rechten van de consument en het vermogen van de consument om het krediet terug te betalen, met name indien de kredietovereenkomst wordt gedekt door een voor bewoning bestemd onroerend goed dat de hoofdverblijfplaats van de consument is. Respijtmaatregelen moeten kunnen bestaan uit bepaalde concessies aan de kredietnemer, zoals een volledige of gedeeltelijke herfinanciering van een kredietovereenkomst, of een wijziging van de geldende voorwaarden van een kredietovereenkomst, zoals onder meer een verlenging van de looptijd van de overeenkomst, een wijziging van het soort kredietovereenkomst, uitstel van betaling van alle of een deel van de aflossingstermijnen voor een bepaalde periode, een wijziging van de rentevoet, het aanbieden van een betalingspauze, gedeeltelijke aflossingen, valutawissel, gedeeltelijke kwijtschelding en schuldconsolidatie. De lidstaten moeten beschikken over passende respijtmaatregelen op nationaal niveau. De lijst van respijtmaatregelen bepaald in deze richtlijn, in de vorm van wijzigingen van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, is niet uitputtend en het staat de lidstaten derhalve vrij om in aanvullende maatregelen te voorzien. Evenzo staat het de lidstaten vrij geen specifieke maatregel vast te stellen als dat op nationaal niveau voorzien is, zolang een redelijk aantal maatregelen beschikbaar blijft. Indien er na de gedwongen verkoop schuld blijft uitstaan, dienen de lidstaten de bescherming van minimale levensomstandigheden te waarborgen en te voorzien in maatregelen om terugbetaling te vergemakkelijken en tegelijk te hoge schulden op lange termijn te voorkomen. Ten minste in de gevallen waarin het door de voor bewoning bestemde onroerende goederen opgeleverde bedrag van invloed is op het door de consument verschuldigde bedrag, dienen de lidstaten er bij de schuldeisers op aan te dringen redelijke stappen te ondernemen opdat, in het licht van de marktomstandigheden, bij de gedwongen verkoop de optimale prijs wordt gehaald voor het voor bewoning bestemde onroerend goed. De lidstaten mogen de partijen bij een kredietovereenkomst niet beletten uitdrukkelijk overeen te komen dat de overdracht van de zekerheid aan de kredietgever volstaat om het krediet af te lossen, met name wanneer het krediet is gedekt door de hoofdwoning van de consument.
- (57)
Om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het niveau van bescherming van de consument in geval van overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een hypotheekkredietovereenkomst of van de kredietovereenkomst zelf aan een derde, moet Richtlijn 2014/17/EU in die zin worden gewijzigd dat de consument bij overdracht van een onder die richtlijn vallend krediet jegens de kredietkoper de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die de consument jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, en dat hij van de overdracht in kennis wordt gesteld.
- (58)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (19) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de Uniewetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
- (59)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 24 januari 2019 een advies uitgebracht.
- (60)
De Commissie moet een evaluatie uitvoeren betreffende de efficiënte werking van deze richtlijn in het licht van de vooruitgang bij de totstandbrenging van de interne secundaire markt van niet-renderende kredietovereenkomsten met een hoog niveau van consumentenbescherming. De Commissie is bij uitstek in staat om de specifieke grensoverschrijdende kwesties te analyseren die door de afzonderlijke lidstaten niet kunnen worden vastgesteld of niet naar behoren kunnen worden aangepakt, zoals de risico's van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die zich kunnen voordoen in verband met kredietservicing en de activiteiten van kredietkopers en de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten. Het is derhalve passend dat de Commissie in het kader van haar herziening van deze richtlijn ook een grondige beoordeling moet verrichten van de risico's van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in verband met de door de kredietservicers en kredietkopers verrichte activiteiten, en van de administratieve samenwerking tussen bevoegde autoriteiten.
- (61)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de bevordering van de ontwikkeling van de secundaire markt voor NPL's in de Unie, en tegelijkertijd het zorgen voor verder versterkte bescherming van kredietnemers, met name van consumenten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 444 van 10.12.2018, blz. 15.
PB C 367 van 10.10.2018, blz. 43.
Standpunt van het Europees Parlement van 19 oktober 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 november 2021.
Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 4).
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).
Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).
Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (‘Richtlijn oneerlijke handelspraktijken’) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).
PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.