NJ 2009, 552
HR respondeert op A-G; cassatietechniek feitenonderzoek HR; niet ter ontzenuwing vermoeden cassatiemiddel.
HR 10-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6182, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 april 2007
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03108/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AZ6182
- JCDI
JCDI:ADS161041:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6182, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ6182, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑04‑2006
- Wetingang
Svart. 434 lid 1, art. 440 lid 2, art. 588 lid 1 onder 3
Essentie
Het impliciete oordeel dat de appeldagvaarding geldig is betekend is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk wegens kort samengevat het ontbrekende GBA- en detentie-onderzoek dat in casu had dienen plaats te vinden op grond van de uitreiking van die dagvaarding aan de griffier ex art. 588 lid 1 sub 3 Sv (HR 12 maart 2002, NJ 2002, 317, rov. 3.23 en 3.24). Dit moet (anders dan de A-G concludeert op grond van het feitenonderzoek door het parket HR) tot cassatie leiden. Hierbij merkt HR het volgende op. De cassatieprocedure leent zich wel voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.