Rb. Alkmaar, 01-02-2006, nr. 182106 CV EXPL 05-1121 (NB)
ECLI:NL:RBALK:2006:AX4282
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
01-02-2006
- Zaaknummer
182106 CV EXPL 05-1121 (NB)
- LJN
AX4282
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2006:AX4282, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 01‑02‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 01‑02‑2006
Inhoudsindicatie
De kantonrechter is met eiseres van oordeel dat de schade aan een boom in het onderhavige geval kan worden berekend op basis van de door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen opgestelde ‘Methode Raad’.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 182106 CV EXPL 05-1121 (NB)
Uitspraakdatum: 1 februari 2006
Vonnis in de zaak van:
de openbare rechtspersoon Provincie Noord-Brabant
zetelende te 's-Hertogenbosch
eisende partij
verder ook te noemen: de Provincie
gemachtigde: R.P.F.M. van der Vlies, gerechtsdeurwaarder te 's-Hertogenbosch
tegen
1. de commanditaire vennootschap
Turien & Co. Assuradeuren C.V.
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.J. Schneider Beheer B.V.
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E.F. Schneider Beheer B.V.
allen gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar
gedaagde partijen
verder ook gezamenlijk te noemen: Turien
gemachtigde: mr. J. Streefkerk, advocaat te Voorburg.
Het procesverloop
De Provincie heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 21 februari 2005.
Turien heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad is gediend van repliek en dupliek.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De feiten
Als niet of onvoldoende weersproken wordt van het volgende uitgegaan:
- 1.
Op 12 mei 2002 is door handelen van F.H.J.M. van Boxtel, die een aansprakelijkheidsverzekering had gesloten bij Alpina Versicherungs AG waarvoor Turien als gevolmachtigde optreedt, schade toegebracht aan een eikenboom en bermplank toebehorende aan de Provincie.
Ter zake heeft Turien een bedrag van € 328,87 aan de Provincie voldaan als 'de daadwerkelijke kosten'.
Het geschil
- 2.
De Provincie vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van Turien tot betaling van een bedrag ad € 1.079,50, rente en kosten rechtens.
De Provincie stelt hiertoe, zakelijk samengevat, dat Van Boxtel, aansprakelijk is voor de schade die hij met zijn motorvoertuig heeft toegebracht aan een eikenboom en een bermplank. Ingevolge het bepaalde in art. 6 lid 1 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen heeft de Provincie een eigen recht op schadevergoeding jegens Turien. Conform de methode Raad is de schade aan de eikenboom vastgesteld op een bedrag van € 1.122,31. De kosten van een bermplank bedragen € 9,38 en de Provincie maakt voorts aanspraak op 10% overheadkosten ad € 113,17. Turien heeft een bedrag van € 328,87 in mindering betaald, zodat zij nog een bedrag van € 915,99 aan de Provincie verschuldigd is. Ondanks aanmaningen bleef Turien in gebreke met betaling hiervan, zodat de Provincie genoodzaakt was haar vordering ter incassering uit handen te geven aan haar gemachtigde. Zij maakt derhalve tevens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten ad € 163,51 (inclusief BTW). Daarmee beloopt de vordering een bedrag van € 1.079,50, waarvoor Turien ingevolge art. 18 van het Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk zijn.
- 3.
Turien voert verweer. Volgens haar komt 'ander nadeel' als bedoeld in art. 6:95 BW slechts voor vergoeding in aanmerking in de in art. 6:106 lid 1 onder a,b en c BW genoemde situaties, die in dit geval niet aan de orde zijn. De schade dient - gezien het bepaalde in art. 6:97 BW - zo concreet mogelijk te worden berekend, zodat slechts de vervangingswaarde - die Turien reeds aan de Provincie heeft voldaan - voor vergoeding in aanmerking komt. De door de Provincie gehanteerde methode Raad is in strijd met dit uitgangspunt, aangezien deze wijze van schadebegroting in belangrijke mate afhankelijk is van subjectieve in plaats van objectieve aspecten. Turien meent dat bij boomschade eerst gekeken zal moeten worden naar de 'reparatiekosten' in de vorm van extra verzorgings- en onderhoudskosten en dat wanneer die extra kosten de vervangingswaarde overstijgen, het meerdere niet voor vergoeding in aanmerking zal kunnen komen. Turien verwijst voorts naar rechtspraak en literatuur waarin de toepassing van de methode Raad wordt verworpen.
De beoordeling
De kantonrechter overweegt als volgt.
- 4.
De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen vermeldt o.m. in haar Richtlijnen 2001:
"Deze Richtlijnen 2001 willen een ieder meer duidelijkheid en eenheid bieden over de actuele stand van de huidige kennis en techniek van het taxeren van bomen. Het is de samenvatting van de taxatiemethode die de beëdigde en geregistreerde taxateurs van bomen voor 2001 hebben afgesproken te gebruiken."
"Keuze taxatiemethodiek
Voor het bepalen van de monetaire waarde van bomen bestaan in Nederland in beginsel drie taxatiemethoden, te weten:
- -
marktwaarde c.q. handelswaarde;
- -
vervangingswaarde;
- -
abstracte rekenmethode (methode Raad).
Taxatietechnisch dienen de waardebepalingen in de genoemde hiërarchische volgorde te worden toegepast.
Bij elke waarde bepaling dient dus eerst gekeken te worden of de waarde van de boom kan worden bepaald door middel van de handelswaarde. Is de toepassing van deze methode gezien de feitelijke omstandigheden niet mogelijk, dan wordt gekeken of het toepassen van de vervangingswaarde mogelijk is. Blijkt de vervangingswaarde niet toepasbaar, dan kan uiteindelijk worden overgegaan tot het gebruik van de zogenaamde abstracte rekenmethode (methode Raad)."
- 1.
Uit de door de Provincie overgelegde, niet bestreden, berekening van de schade blijkt dat de beschadigde boom (op een hoogte van 130 cm) een omtrek had van 128 cm. De aanschafprijs van een vervangende boom - een jonge boom met een omtrek van 15 cm - bedroeg € 289,59. Met de Provincie is de kantonrechter van oordeel dat een dergelijke vervangende boom niet gelijkwaardig/vergelijkbaar is met de beschadigde boom; met de enkele betaling van die kosten is de door de Provincie geleden schade derhalve niet (volledig) vergoed.
6. Het vorenstaande brengt met zich mee dat de omvang van de schade op een andere wijze dient te worden bepaald. Niet bestreden is dat de markt- c.q. handelswaarde ten deze niet als uitgangspunt kan dienen, terwijl, zoals uit het hier overwogene blijkt, de vervangingswaarde evenmin een juist uitgangspunt kan zijn. Derhalve zal, nu de vereniging van taxateurs richtlijnen voor een dergelijke waardebepaling heeft opgesteld voor de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding daarbij in beginsel aansluiting worden gezocht, te meer nu - naar uit de overgelegde producties blijkt - van de zijde van Turien geen andere taxatie is overgelegd, ja zelfs niet is ingestemd met door de Provincie gedane voorstellen tot een taxatie door een deskundige.
Nu onvoldoende is gebleken waarom in het onderhavige geval de door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen opgestelde 'methode Raad' niet zou kunnen worden gehanteerd is de op die methode gehanteerde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar. Dat het in dit geval om een publieke zaak gaat doet hier niet aan af.
7. Uit hetgeen de Provincie heeft aangevoerd is niet duidelijk geworden waarom zij tevens aanspraak maakt op 10% overheadkosten. Dit onderdeel van de vordering wordt derhalve afgewezen.
- 1.
Gelet op het vorenoverwogene is de gevorderde hoofdsom toewijsbaar tot een bedrag van € 802,82. Turien heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet bestreden zodat deze conform de richtlijnen van het rapport 'Voorwerk II' toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 161,84 (inclusief BTW).
9. Turien dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt Turien hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan de Provincie tegen kwijting te betalen € 964,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 802,82 vanaf 31 juli 2002 tot de dag van betaling, een en ander een bedrag van € 5.000,00 niet te bovengaand.
Veroordeelt Turien, hoofdelijk als voormeld, in de proceskosten, die tot heden voor de Provincie worden vastgesteld op een bedrag van € 414,57 [inclusief BTW indien en voorzover door Turien verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 180,00 voor salaris van de gemachtigde van de Provincie [waarover Turien geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. Polak, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op
- 1.
februari 2006 door mr. E.C. Smits, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter