Rb. Amsterdam, 21-09-2021, nr. C/13/21/150 F
ECLI:NL:RBAMS:2021:5549
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
21-09-2021
- Zaaknummer
C/13/21/150 F
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:5549, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 21‑09‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:4478
- Vindplaatsen
INS-Updates.nl 2021-0282
Uitspraak 21‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Faillissementswet
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
faillissementsnummer: C/13/21/150 F
Ter griffie van deze rechtbank zijn op 17 augustus 2021 ingekomen een verzoekschrift met rekestnummer C/13/706920 / FT RK 21/758 van:
SOCIEDADE NACIONAL DE COMBUSTİVEIS DE ANGOLA, SONANGOL – E.P.,
gevestigd te Luanda, Angola,
verzoekster sub 1,
advocaat mr. M.J. Drop
en op 7 september 2021 een verzoekschrift met rekestnummer C/13/706920 / FT RK 21/758 van:
ESPERAZA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster sub 2,
advocaat mr. L. Heide-Jørgensen.
De verzoeken strekken tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap
Exem Energy B.V.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
statutair gevestigd Amsterdam,
vestigingsadres [vestigingsadres] .
Beide verzoeken zijn gelijktijdig behandeld ter terechtzitting van 21 september 2021. Namens verzoekster sub 1, Sociedade Nacional de Combustíveis de Angola Sonangol – E.P. (“Sonangol”) zijn verschenen en gehoord: mrs. M.J. Drop en C. Boersma. Namens verzoekster sub 2, Esperaza Holding B.V. (“Esperaza”) zijn verschenen en gehoord: mr. L. Heide-Jørgensen alsmede de door de Ondernemingskamer (“OK”) benoemde bestuurder, [naam bestuurder] . Namens gerekestreerde is de bestuurder van Exem Energy B.V. (“Exem”), de heer [naam 1] , is met behulp van beëdigd tolk mw. Van den Berg, telefonisch gehoord.
Mr. Boersma heeft op 17 september 2021 per post aanvullende producties (producties 9 t/m 13) ingezonden.
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge Artikel 6 lid 3 Fw is allereerst vereist dat summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat er een vorderingsrecht is van verzoeker(s).
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verklaard volgt dat Sonangol een vordering van bijna € 3.000.000,- heeft op Exem. Deze vordering volgt uit een arbitraal vonnis, gewezen op 23 juli 2021 door een scheidsgerecht in een tussen Exem en Sonangol gevoerde NAI-arbitrage (´het arbitrale vonnis”), dat niet vatbaar is voor hoger beroep. Bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, gegeven op 6 augustus 2021, is verlof verleend tot de tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis. Hiermee is de vordering opeisbaar geworden.
De vordering van Esperaza volgt tevens (impliciet) uit het arbitrale vonnis, alsmede uit het onderzoek van de door de OK benoemde bestuurder, [naam bestuurder] . In 2006 heeft Exem een aandelenbelang van 40% verkregen in Esperaza. Uit het onderzoek van de benoemde bestuurder volgt dat de aandelenoverdracht nietig is. Het scheidsgerecht is in het arbitrale vonnis tot hetzelfde oordeel gekomen. Nu zowel de door de OK benoemde bestuurder alsmede het scheidsgerecht tot het oordeel zijn gekomen dat de aandelenoverdracht onrechtmatig was, neemt de rechtbank dit oordeel als vaststaand aan. De nietigheid van de verkrijging van het aandelenbelang brengt met zich mee dat de dividenduitkering van
€ 52.600.000 die Esperaza aan Exem heeft gedaan, onverschuldigd is betaald en derhalve terugbetaald moet worden. Dit betekent dat Esperaza eveneens een vordering heeft op Exem.
Uit bovenstaand volgt dat sprake is van een pluraliteit van schuldeisers. Exem verkeert in een toestand waarin zij haar schulden niet meer kan of wilt betalen. Het door de bestuurder gevoerde verweer dat het arbitrale vonnis onjuist is, kan Exem niet baten. Exem heeft, zoals verklaard door de bestuurder ter zitting, tot op heden geen stappen genomen om het arbitraal vonnis aan te vechten, waardoor de vorderingen op dit moment vaststaan. Het oordeel is daarnaast summierlijk getoetst door de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Uit de verlofverlening blijkt (summierlijk) dat er geen gronden zijn om tot het oordeel te komen dat het arbitraal vonnis zal worden vernietigd op een van de gronden van artikel 1065, eerste lid Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) of herroepen op een van de gronden genoemd in artikel 1068 Rv.
Nu gebleken is van een vorderingsrecht van verzoeksters, alsmede van feiten en omstandigheden, die aantonen dat gerekestreerde in de toestand verkeert, dat zij heeft opgehouden te betalen, moet als na te melden worden beslist.
De rechtbank heeft acht geslagen op de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van verordening (EU) 2015/848 van het Europees parlement en de raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen, nu het centrum van de voornaamste belangen van gerekestreerde in Nederland ligt.
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart Exem Energy B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.H. Rombouts, rechter in deze rechtbank,en tot curator mr. R.P.A. de Wit, 1008 AC Amsterdam, Postbus 7925;
- geeft aan de curator last tot het openen van de aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op
21 september 2021 te 16:00 uur.