Einde inhoudsopgave
Leidraad Invordering 2008
22.5 Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement
Geldend
Geldend vanaf 03-07-2012. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2012
- Bronpublicatie:
27-06-2012, Stcrt. 2012, 13576 (uitgifte: 03-07-2012, regelingnummer: BLKB2012/1062M)
- Inwerkingtreding
03-07-2012, terugwerkend tot: 01-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2012, Stcrt. 2012, 13576 (uitgifte: 03-07-2012, regelingnummer: BLKB2012/1062M)
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
In een faillissementssituatie heft de ontvanger het met toepassing van het bodemrecht gelegd beslag ex artikel 22, derde lid, van de wet op, als mocht blijken dat het vrije boedelactief tezamen met de te verwachten verkoopopbrengst van de verpande bodemzaken ex artikel 21, tweede lid, van de wet van zodanige omvang is, dat daaruit de belastingschuld zal worden voldaan.
In andere gevallen kan de ontvanger in overleg met de derde-eigenaar besluiten om het beslag ex artikel 22, derde lid, van de wet op te heffen tegen zekerheidsstelling. Als de derde daartoe niet bereid is, kan de ontvanger tot verkoop van de bodemzaken overgaan.
De ontvanger boekt de verkoopopbrengst af op de belastingaanslagen waarvoor — met toepassing van het bodemrecht — beslag is gelegd. Als de ontvanger voor deze aanslagen nog geen vordering bij de curator heeft ingediend, doet hij dat alsnog voor het bedrag dat resteert na afboeking van de opbrengst van de verkochte bodemzaken. Hij beroept zich daarbij op voorrang.