HR, 15-01-2013, nr. 11/00359
ECLI:NL:HR:2013:BY5605
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-01-2013
- Zaaknummer
11/00359
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BY5605
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY5605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY5605
ECLI:NL:HR:2013:BY5605, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY5605
- Vindplaatsen
Conclusie 15‑01‑2013
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 11/00359
Mr. Vellinga
Zitting: 13 november 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens 1. subsidiair "Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden", 2. "Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Voorts bevat het arrest enige bijkomende beslissingen, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 11/00359, 10/05109 en 11/00493. In al deze zaken zal in vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4.
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden, nu deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Met betrekking tot het tweede middel merk ik nog op dat anders dan in de samenhangende zaak 10/05109 kan worden volstaan met verbeterde lezing van de kwalificatie.
5.
De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 15‑01‑2013
Inhoudsindicatie
HR: art. 81 RO.
Partij(en)
15 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/00359
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 november 2010, nummer 22/002559-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 23 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 januari 2013.