HR, 16-04-2002, nr. 00937/01
ECLI:NL:HR:2002:AE0118
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-04-2002
- Zaaknummer
00937/01
- Conclusie
Mr Wortel
- LJN
AE0118
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2002:AE0118, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2002
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE0118
ECLI:NL:HR:2002:AE0118, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2002; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE0118
Conclusie 16‑04‑2002
Mr Wortel
Partij(en)
Nr. 00937/01
Mr Wortel
Zitting: 5 maart 2002
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]
1.
Verzoeker is door de Arrondissementsrechtbank te Utrecht wegens "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van f 915,=, subsidiair 18 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden.
2.
Verzoeker heeft het cassatieberoep ingesteld, maar door of namens hem zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Ambtshalve werp ik de vraag op of de bewezenverklaring genoegzaam met redenen omkleed is.
4.
Ten laste van verzoeker is bewezenverklaard dat:
"hij op 19 januari 1997 te Nieuwegein als bestuurder van een motorrijtuig, gekentekend [AA-00-AA], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nijverheidseweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden."
5.
De aantekening mondeling vonnis, vervat in het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 maart 2000, houdt als bewijsmiddelen in: (1) een ambtsedig proces-verbaal, inhoudende als relaas van de verbalisant dat hij verzoeker op 19 januari 1997 op de Nijverheidseweg te Nieuwegein heeft staande gehouden als bestuurder van een motorrijtuig met kenteken [AA-00-AA], zonder dat voor de auto waarmee werd gereden een verzekering was afgesloten en in stand gehouden, en (2) een fotokopie van - kennelijk - een computeruitdraai van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarin wordt vermeld dat de startdatum voor de verzekering van genoemd voertuig 27 januari 1997 is geweest.
6.
Verzoeker heeft bij gelegenheid van zijn staandehouding verklaard dat de auto, die op naam van een ander stond, wel verzekerd was, en nadien in dat standpunt volhard.
In dat verband wijs ik er op dat verzoeker ter terechtzitting van de Kantonrechter van 6 november 1997 is verschenen en aldaar heeft verklaard:
"De auto is van familie. Ik heb hier een brief van [assurantiekantoor B] waarin staat dat de premie van september 1996 door hen ik [lees: in, JW] oktober 1996 is ontvangen. Het probleem was dat ik te laat had betaald. Ik kan aantonen dat de auto in januari 1997 wel verzekerd was."
7.
Daarop is het onderzoek geschorst teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen een verklaring van het Assurantiekantoor over te leggen waaruit kon blijken dat het motorrijtuig op 19 januari 1997 was verzekerd. Overigens is ook de oproeping van een tolk voor de nadere terechtzitting bevolen. Daaruit kan men afleiden dat de Kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de Nederlandse taal onvoldoende machtig is (er blijkt niet van optreden van een tolk ter terechtzitting van 6 november 1997).
8.
Op de terechtzitting van 18 februari 1999 is verzoeker wederom verschenen. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft verzoeker met bijstand van een tolk (overigens is niet vermeld wie dat was en dat die tolk de eed of belofte heeft afgelegd) opgemerkt dat hij de vorige keer al papieren had laten zien en die aan de rechter had gegeven, en dat verzoeker toen niet gezegd was dat hij nu (op de latere zitting) papieren mee moest brengen.
9.
Bij de stukken bevindt zich een uit twee bladen bestaand schrijven van Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V., gedateerd 23 januari 1997, waarin [assurantiekantoor B] als assurantieadviseur is genoemd. Over de tekst ervan is het woord 'kopie' afgedrukt. Het schrijven vermeldt een polisnummer, en als reden voor afgifte: "prolongatie". Als verzekerd object is een Mazda met het kenteken [AA-00-AA] vermeld. Voorts zijn als ingangsdatum en einddatum genoemd: 23-12-1996, respectievelijk 23-12-1997.
10.
In hoger beroep is de zaak behandeld ter terechtzitting van 23 september 1999 en ter terechtzitting van 2 maart 2000. Bij de eerste gelegenheid is de behandeling terstond geschorst teneinde een tolk te laten oproepen. Op de nadere terechtzitting in hoger beroep is verzoeker niet verschenen.
Nergens blijkt uit dat verzoeker op (of met het oog op) één van die terechtzittingen in hoger beroep nog stukken heeft overgelegd. Daarom, en gelet op hetgeen verzoeker op de beide terechtzittingen van de Kantonrechter heeft verklaard, zal het er, dunkt mij, voor gehouden moeten worden dat het schrijven van Zwolsche Algemeene Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. in dit dossier terecht is gekomen doordat verzoeker het ter terechtzitting van 6 november 1997 heeft overgelegd.
11.
In dit schrijven is als verzekeringnemer [betrokkene 1] vermeld. Opmerking verdient dat naast het in de bestreden uitspraak als "een fotokopie van - kennelijk - een computeruitdraai van de Rijksdienst voor het Wegverkeer" aangemerkte stuk (waarop geen datum is vermeld) aan het door de opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal nog een ander stuk is gehecht, met opschrift "Informatieverstrekking aan autoriteiten". Dat is gedateerd 4 april 1997, maakt melding van de peildatum 19 januari 1997, en vermeldt met betrekking tot de Mazda met kenteken [AA-00-AA] [betrokkene 1] als geregistreerde van 19 september 1996 tot 27 januari 1997.
Ik houdt het ervoor dat ook dit stuk een uitdraai is van gegevens uit bestanden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, en dat de verbalisanten de beide stukken in verband met het bepaalde in art. 3, derde lid, Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Besluit van 4 juni 1996, Stb 308) op 4 april 1997 - tenminste vier weken na constateren van het feit - heeft opgevraagd
12.
Uit de beide aan het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar gehechte stukken, tezamen genomen, kan worden opgemaakt dat de auto met het kenteken [AA-00-AA] van 19 september 1996 tot 27 januari 1997 ten name van [betrokkene 1] te [woonplaats 2] geregistreerd is geweest, en vanaf de laatste datum ten name van [betrokkene 2] te [woonplaats 3] (vergelijk de datum waarop een deel 2 van het kentekenbewijs is afgegeven), die de auto vanaf die dag heeft verzekerd.
13.
Daarom komt het mij voor dat de rechter in hoger beroep niet zonder meer voorbij had mogen gaan aan de omstandigheid dat verzoeker, blijkens de stukken, heeft betoogd dat de auto op 19 januari 1997 verzekerd was, en dat betoog kracht heeft bijgezet door het schrijven van Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V., waaruit blijkt dat ten name van [betrokkene 1] als verzekeringnemer met ingang van 23 december 1996 en voor de duur van een jaar een (geprolongeerde) verzekering voor de desbetreffende auto was afgesloten.
14.
Daaraan doet naar mijn inzicht niet af dat in een niet tot bewijs gebezigd deel van het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar is gerelateerd: "auto sinds 261196 niet meer verzekerd", aangezien niet blijkt hoe de verbalisant aan deze wetenschap is gekomen. Ik meen dat daaraan evenmin kan afdoen dat verzoeker ter terechtzitting van de Kantonrechter van 6 november 1997 heeft verklaard dat hij te laat had betaald, en uit het door hem getoonde stuk zou blijken dat de premie in oktober 1996 was voldaan. Het laatste is in het schrijven van Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V. niet te vinden, maar dat laat onverlet dat dit stuk op 23 januari 1997, derhalve na het bewezenverklaarde feit, is opgesteld. Voorts zal er rekening mee gehouden moeten worden dat de Kantonrechter verzoekers taalbeheersing kennelijk zo gebrekkig vond dat hij het niet verantwoord achtte om de behandeling zonder tolk voort te zetten, terwijl, gelet op de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep, niet goed valt in te zien hoe dit stuk in het dossier terecht gekomen kan zijn anders dan doordat verzoeker het ter terechtzitting van 6 november 1997 heeft overgelegd.
15.
Gelet op het vorenstaande meen ik dat in de gebezigde bewijsmiddelen niet een afdoende weerlegging is te vinden in het onderbouwde betoog dat er op 19 januari 1997 een verzekering voor de desbetreffende auto van kracht was.
Daarom zal de bestreden uitspraak niet in stand kunnen blijven, en een nieuwe feitelijke behandeling dienen plaats te vinden.
16.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar de Arrondissementsrechtbank te Utrecht teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 16‑04‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
16 april 2002
Strafkamer
nr. 00937/01
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 2 maart 2000, nummer 16/154344-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Somalia) op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats 1].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter te Utrecht van 18 februari 1999 - de verdachte ter zake van "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van ƒ. 915,--, subsidiair achttien dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Door of namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Utrecht teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard "dat hij op 19 januari 1997 te Nieuwegein als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [AA-00-AA], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nijverheidseweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden."
3.1.2.
Ten aanzien van de bewijsvoering houdt het bestreden vonnis, voorzover hier van belang, het volgende in:
"1.
Een ambtsedig proces-verbaal van de politie Regio Utrecht (...) d.d. 25 maart 1997, opgemaakt door F.J. Boersma, Brigadier van politie (...), voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant:
Op 19 januari 1997 zag ik dat op de Nijverheidseweg te Nieuwegein een bestuurder, die na staandehouding bleek te zijn: [verdachte], van een personenauto, gekentekend [AA-00-AA], zonder dat er voor dat voertuig [een verzekering] overeenkomstig de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen was afgesloten of instand was gehouden, met deze auto op een weg heeft gereden.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van - kennelijk - een computeruitdraai van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarin wordt vermeld dat de startdatum van de verzekering van de auto met kenteken [AA-00-AA] is: 27-01-1997."
3.2.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een klaarblijkelijk ter terechtzitting in eerste aanleg door de verdachte overgelegde kopie van een schriftelijke verklaring van Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V. van 23 januari 1997. Deze verklaring houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:
"Pakketpolis autoverzekering
(...)
Reden afgifteProlongatie
Ingangsdatum23-12-1996
Einddatum23-12-1997
(...)
Verzekerd objectMerkMazda
(...)
Kenteken[AA-00-AA]
(...)
Verzekerd risico Wettelijke aansprakelijkheid."
3.3.
In beginsel is het voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare bewijsmateriaal datgene tot het bewijs te bezigen wat hem uit een oogpunt van betrouwbaarheid dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht.
Deze beslissing behoeft geen motivering, behoudens in bijzondere gevallen.
3.4.
De inhoud van het hiervoren onder 3.2 weergegeven geschrift geeft grond aan het ernstige vermoeden dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit voor het onderhavige motorrijtuig een verzekering als bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was afgesloten. Daarom had de Rechtbank in bedoelde verklaring aanleiding moeten zien de bewezenverklaring nader te motiveren. De bestreden uitspraak is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4. Slotsom
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Utrecht opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 16 april 2002.