HR, 07-02-2012, nr. S 09/03558
ECLI:NL:HR:2012:BU6787
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-02-2012
- Zaaknummer
S 09/03558
- LJN
BU6787
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU6787, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑02‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU6787
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 63 Sr. In aanmerking genomen dat bij eerdere veroordelingen geldboetes zijn opgelegd, moet - gelet op de in de onderhavige zaak opgelegde gevangenisstraf en het bepaalde in art. 63 jo. art. 58 Sr - worden aangenomen dat de verdachte niet is geschaad door het verzuim van het Hof te hebben doen blijken op de voet van art. 63 Sr rekening te hebben gehouden met die veroordelingen. De Hoge Raad herstelt met toepassing van art. 441 Sv het verzuim van het Hof artt. 63 en 420bis Sr te vermelden als toepasselijke wettelijke voorschriften.
7 februari 2012
Strafkamer
nr. S 09/03558
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 juni 2009, nummer 21/004926-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt primair dat het Hof niet heeft doen blijken op de voet van art. 63 Sr rekening te hebben gehouden met eerdere veroordelingen, en subsidiair dat het Hof heeft verzuimd art. 63 en art. 420bis Sr te vermelden als toepasselijke wettelijke voorschriften.
3.2. In aanmerking genomen dat bij de in het middel bedoelde uitspraken geldboetes zijn opgelegd, moet - gelet op de in de onderhavige zaak opgelegde gevangenisstraf en in aanmerking genomen het bepaalde in art. 63 in verbinding met art. 58 Sr - worden aangenomen dat de verdachte niet is geschaad door het in de primaire klacht aangevallen verzuim, zodat deze reeds daarom faalt. De subsidiaire klacht is gegrond. De Hoge Raad zal het verzuim met toepassing van art. 441 Sv herstellen.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vermindert de duur van de gevangenisstraf in die zin dat deze 32 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 februari 2012.