NJ 1952/4
Ontvankelijkheid van het hoger beroep nu het telkens subsidiair telastgelegde feit een misdrijf betreft.
HR 23-10-1951, ECLI:NL:HR:1951:299, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 oktober 1951
- Magistraten
Mrs Fick, Sinninghe Damsté, Feber, Vrij, Westerouen van Meeteren
- Zaaknummer
[23101951/NJ_1952-4]
- Conclusie
Jhr. Mr. Dr. Van Asch van Wijck
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166584:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:299, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑1951
- Wetingang
(RO art. 56.)
Essentie
Ontvankelijkheid van het hoger beroep nu het telkens subsidiair telastgelegde feit een misdrijf betreft.
Samenvatting
Naar haar kennelijke strekking beoogt de t.l.l. niet om het subs. telastegelegde slechts in aanmerking te doen komen, indien het primaire telastegelegde feitelijk niet gestaald werd bevonden, doch om in alle gevallen waarin het primair telastegelegde niet tot een veroordeling mocht leiden den rechter het subs. telastegelegde te doen berechten.
Derhalve had de Bijz. Pol.rechter, na terzake van het primair telastegelegde req. sub 2 te hebben ontslagen van rechtsvervolging, van het subs. telastegelegde behoren kennis te nemen.
Het Hof met zijn oordeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.