NJB 2019/276
Boete op grond van meststoffenwetgeving. Uitspraak na conclusie van A-G Wattel. Het College overweegt dat het boetesysteem op zichzelf in overeenstemming is met in internationale verdragen verankerde grondrechten, waaronder de onschuldpresumptie en het lex certa-beginsel. Veehouders moeten echter wel een redelijke mogelijkheid hebben zich te verweren tegen het aan hun niet-sluitende mestboekhouding ontleende bewijsvermoeden dat zij de Meststoffenwet hebben overtreden. Dat kan alleen als de minister de door hem gebruikte correctiefactoren en marges op tijd – in het voornemen tot boeteoplegging – onthult
CBb 18-12-2018, ECLI:NL:CBB:2018:652
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
18 december 2018
- Magistraten
Mrs. Winter, Stam, Van der Beek
- Zaaknummer
15/382
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bijzonder strafrecht / Milieustrafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2018:652, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Boete op grond van meststoffenwetgeving. Uitspraak na conclusie van A-G Wattel. Het College overweegt dat het boetesysteem op zichzelf in overeenstemming is met in internationale verdragen verankerde grondrechten, waaronder de onschuldpresumptie en het lex certa-beginsel. Veehouders moeten echter wel een redelijke mogelijkheid hebben zich te verweren tegen het aan hun niet-sluitende mestboekhouding ontleende bewijsvermoeden dat zij de Meststoffenwet hebben overtreden. Dat kan alleen als de minister de door hem gebruikte correctiefactoren en marges op tijd – in het voornemen tot boeteoplegging – onthult
Uitspraak
De staatssecretaris van Economische Zaken (staatssecretaris) heeft appellante die een, nagenoeg grondloos, agrarisch bedrijf met fokzeugen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.