Dat geldt uiteraard niet voor het instellen van het cassatieberoep, omdat in cassatie niet een terechtzitting plaats vindt waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld. Aldaar is derhalve geen ruimte voor het afleggen van een dergelijke verklaring.
HR, 16-04-2013, nr. 11/02580
ECLI:NL:HR:2013:BZ7148
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-04-2013
- Zaaknummer
11/02580
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BZ7148
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BZ7148, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ7148
ECLI:NL:HR:2013:BZ7148, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ7148
- Wetingang
art. 450 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0186
NbSr 2013/198
Conclusie 16‑04‑2013
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/02580
Mr. Machielse
Zitting 19 februari 2013
Conclusie inzake:
[`Verdachte]
1.
Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft bij arrest van 22 april 2011 verdachte niet in zijn hoger beroep ontvangen. In eerste aanleg is verdachte wegens driemaal diefstal, waarvan eenmaal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
2.
Namens verdachte heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, beroep in cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt dat het Hof verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep, althans dat het die beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2.
Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage ondertekende akte instellen hoger beroep, inhoudende:
"Op 26 november 2010 kwam ter griffie van deze rechtbank [betrokkene 1], ambtenaar ter voormelde griffie, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[Verdachte]
Geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]
Vertrokken, onbekend waarheen
Thans gedetineerd te PI Zuid West - De Dordtse Poorten
Postbus 638
- 3300.
AP Dordrecht
UAH
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis door de politierechter in deze rechtbank op 16 december 2009 gewezen, alsmede tegen alle eventuele tussenbeslissingen."
3.3.
De aan de appèlakte gehechte volmacht/brief houdt het volgende in:
"Edelachtbare Heer/Vrouwe,
Bij deze verzoek ik, mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, u om namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, in bovengenoemde zaak hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter van 16 december 2009.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar door mijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te (laten) stellen.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar dat mijn cliënt er mee instemt dat u, als medewerker van de griffie, de oproeping voor de zitting in hoger beroep aanstonds in ontvangst neemt.
Cliënt is momenteel gedetineerd in de PI Dordrecht.
Graag ontvang ik ook een afschrift van de appèldagvaarding.
Hoogachtend,
R.P. Snorn"
3.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep zijn de verdachte en zijn raadsman aldaar verschenen. Het proces-verbaal houdt het volgende in:
"De voorzitter stelt de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep aan de orde en deelt mede dat in het faxbericht van de raadsman van 26 november 2010 gericht aan de rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht, geen melding wordt gemaakt van een bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen.
De raadsman deelt mede dat dit inderdaad niet in zijn faxbericht staat vermeld, maar dat de daarin opgenomen tekst op zijn kantoor als standaardverzoek wordt gebruikt om hoger beroep in te stellen. Naar het oordeel van de raadsman moet zijn schrijven van 26 november 2010 worden gelezen als een schriftelijke volmacht aan de griffiemedewerker om namens de verdachte hoger beroep in te stellen."
3.5.
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Ontvankelijkheid in het hoger beroep
Het hoger beroep is door de raadsman van de verdachte niet ingesteld overeenkomstig de eisen, zoals vermeld in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien het faxbericht van deze raadsman van 26 november 2010 aan de rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht, geen melding maakt van een bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."
3.6.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de brief van de raadsman waarmee beoogd is hoger beroep te doen instellen niet heeft aangemerkt als een bijzondere volmacht. Strikt genomen had de brief weliswaar moeten aanvangen met "Hierbij machtig ik", maar inhoudelijk bezien kan er geen enkele twijfel bestaan over de bedoeling van de brief. Bovendien voldoet de brief aan de daaraan in HR 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. M.J. Borgers gestelde eisen, nu deze in het licht moeten worden bezien van een voorspoedige betekening van de appèldagvaarding, aldus de steller van het middel.
3.7.
Ten aanzien van de schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om namens verdachte hoger beroep in te stellen geldt het volgende. In HR 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad de volgende eisen geformuleerd waaraan een dergelijke schriftelijke volmacht moet voldoen:
- (i)
de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
- (ii)
de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
- (iii)
het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appèldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Deze eisen moeten worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep, zo is in HR 20 maart 2012, LJN BV6999, NJ 2012/426 m.nt. F.W. Bleichrodt nader uiteengezet. Die aanscherping had (inderdaad) tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appèldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen en met het oog daarop is voorzien in de uitreiking van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep aan zijn gemachtigde. In zaken waarin geen verdachte is verschenen en ook geen gemachtigde raadsman, zal in de regel een volmacht die niet aan alle drie de voorwaarden voldoet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van verdachte in zijn hoger beroep. Dat is evenwel anders indien verdachte of een gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep verschijnt en aldaar verklaart - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - dat aan de verlening van de onvolkomen volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om hoger beroep te doen instellen. Aan de aanscherping van de volmachteisen lag immers de vermindering van betekeningsproblemen ten grondslag. Is de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep verschenen en wordt aldaar verklaard dat de verdachte (rechtsgeldig) wenste te appelleren, dan wordt een verzuim in de volmacht derhalve voor gedekt gehouden, zo is bij voormeld arrest van 20 maart 2012 door de Hoge Raad geoordeeld.1.
3.8.
In de onderhavige zaak voldoet de volmacht van de advocaat wel aan de drie onder 3.7 genoemde eisen (zoals de steller van het middel ook opmerkt), maar stuitte het Hof op de daaraan voorafgaande vraag of het wel een volmacht aan de griffiemedewerker betrof. De brief ving immers aan met een verzoek aan de griffiemedewerker in plaats van een machtiging. De steller van het middel kan evenwel worden toegegeven dat dit een strikte benadering betreft en dat, gezien de gehele inhoud van het schrijven van de raadsman, in het verzoek om namens cliënt hoger beroep in te stellen met de nodige welwillendheid een volmacht kan worden gelezen. In HR 29 mei 2012, NJ 2012/427 m.nt. F.W. Bleichrodt heeft de Hoge Raad zodanige welwillendheid betoond toen een advocaat in de schriftelijke volmacht aan de griffie van de Hoge Raad om cassatie in te stellen had verzuimd helder aan te geven dat de advocaat door verdachte daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd was. In zijn noot noemt Bleichrodt deze beslissing opmerkelijk gezien de doorgaans strikte benadering door de Hoge Raad van de formele eisen aan het instellen van een rechtsmiddel. Hij vermoedt dat de bijzonderheden van het geval de Hoge Raad tot deze stap hebben gebracht en waarschuwt advocaten ervoor er niet te snel op te vertrouwen dat de Hoge Raad een onvolkomenheid in de volmacht wel zal repareren.
3.9.
Hetgeen de advocaat ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd kan in ieder geval bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een uitdrukking van de wens van de opsteller van de brief aan de griffier dat de laatste namens verdachte hoger beroep in zal stellen. In ieder geval had het in de rede gelegen de ter terechtzitting verschenen verdediging alsnog in de gelegenheid te stellen uitdrukkelijk daaromtrent te verklaren (vgl. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, NJ 2012/426). Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑04‑2013
Uitspraak 16‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijkheid in h.b. Art. 450.3 Sv. HR herhaalt toepasselijke overweging uit HR LJN BJ7810. De brief van de raadsman, inhoudende dat hij namens zijn cliënt de griffiemedewerker verzoekt h.b. in te stellen tegen het vonnis van de Pr en dat hij door zijn cliënt bepaaldelijk gevolmachtigd is dit h.b. in te (laten) stellen, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als machtiging van verdachte aan de raadsman om de griffiemedewerker namens hem te machtigen h.b. in te stellen. ’s Hofs oordeel dat de brief geen bijzondere volmacht aan de griffiemedewerker inhoudt is niet begrijpelijk.
16 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02580
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 april 2011, nummer 22/006052-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2. De verdachte is bij vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, ter zake van 1. "diefstal", 2. "diefstal" en 3. "diefstal", gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt". Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.3. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Het hoger beroep is door de raadsman van de verdachte niet ingesteld overeenkomstig de eisen, zoals vermeld in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien het faxbericht van deze raadsman van 26 november 2010 aan de rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht, geen melding maakt van een bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."
2.4.1. Tot de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding behoort een door de griffier van de Rechtbank
's-Gravenhage ondertekende akte instellen hoger beroep, inhoudende:
"Op 26 november 2010 kwam ter griffie van deze rechtbank [betrokkene 1], ambtenaar ter voormelde griffie, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[Verdachte]
Geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]
Vertrokken, onbekend waarheen
Thans gedetineerd te PI Zuid West - De Dordtse Poorten
Postbus 638
3300 AP Dordrecht
UAH
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis door de politierechter in deze rechtbank op 16 december 2009 gewezen, alsmede tegen alle eventuele tussenbeslissingen."
2.4.2. Aan de akte rechtsmiddel is een faxbericht gehecht, gericht aan de "Rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht", inhoudende:
"Edelachtbare Heer/Vrouwe,
Bij deze verzoek ik, mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, u om namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, in bovengenoemde zaak hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter van 16 december 2009.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar door mijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te (laten) stellen.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar dat mijn cliënt er mee instemt dat u, als medewerker van de griffie, de oproeping voor de zitting in hoger beroep aanstonds in ontvangst neemt.
Cliënt is momenteel gedetineerd in de PI Dordrecht.
Graag ontvang ik ook een afschrift van de appèldagvaarding.
Hoogachtend,
R.P. Snorn" .
2.5. In het arrest van 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat op de wijze van art. 450, derde lid, Sv hoger beroep kan instellen. De hiervoor onder 2.4.2. weergegeven brief van mr. R.P. Snorn houdt in dat hij namens zijn cliënt de medewerker ter griffie verzoekt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter van 16 december 2009 en verklaart door zijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te (laten) stellen. Deze brief kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een machtiging van de verdachte aan mr. Snorn om de medewerker ter griffie namens hem (verdachte) te machtigen hoger beroep in te stellen. Het oordeel van het Hof dat die brief geen bijzondere volmacht inhoudt aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen en dat de verdachte derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, is niet begrijpelijk.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 april 2013.