HR, 28-01-2014, nr. 13/00663
ECLI:NL:HR:2014:183
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-01-2014
- Zaaknummer
13/00663
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:183, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:26, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:26, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑01‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:183, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑01‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
28 januari 2014
Strafkamer
nr. 13/00663
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 december 2012, nummer 21/004055-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2014.
Conclusie 07‑01‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 13/00663
Mr. Machielse
Zitting 7 januari 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte veroordeeld voor het medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.
Mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, klaagt over de beide bewezenverklaringen. Het bewijs van het opzet zou ontoereikend zijn omdat verdachte telkens kopieën heeft laten maken van zijn rijbewijs, waaruit is af te leiden dat verdachte erop vertrouwde dat de auto's uiteindelijk weer naar de rechthebbenden zouden terugkeren.
Het hof heeft overwogen dat verdachte de auto's telkens heeft meegekregen voor een proefrit maar dat verdachte de auto telkens heeft afgegeven aan [betrokkene], waarna deze spoorloos verdwenen. Volgens verdachte was [betrokkene] van plan de digitale identiteit van de meegekregen auto's over te zetten op andere, reeds in Hertogs bezit zijnde auto's. Verdachte heeft zich volgens het hof willens en wetens aan de aanmerkelijke kans blootgesteld dat [betrokkene] de auto's niet zou terugbrengen. Verdachte heeft gehandeld op het verzoek van [betrokkene] om auto's mee te nemen en verdachte was op de hoogte van de onbetrouwbaarheid en criminele achtergrond van [betrokkene].
Reeds het feit dat verdachte ervan op de hoogte was dat [betrokkene] de digitale identiteit van de auto's zou stelen, is voldoende om aan te nemen dat verdachte als heer en meester heeft beschikt over de auto's en daarmee zich deze auto's heeft toegeëigend.
Het middel heeft evident geen kans van slagen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden