Einde inhoudsopgave
Wetboek van Koophandel BES
Artikel 231
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Koophandel, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
14-09-2010, Stb. 2010, 495 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Indien de aanbieding van de wisselbrief of het opmaken van het protest binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.
2.
De houder is verplicht, van de overmacht onverwijld aan zijn endossant kennis te geven, en deze kennisgeving gedagtekend en ondertekend op de wisselbrief of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige zijn de bepalingen van artikel 221 toepasselijk.
3.
Na het ophouden van de overmacht moet de houder onverwijld de wisselbrief ter acceptatie of ter betaling aanbieden en, indien daartoe aanleiding bestaat, protest doen opmaken.
4.
Indien de overmacht meer dan dertig dagen, gerekend van de vervaldag, aanhoudt, mag het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding of het opmaken van protest nodig is.
5.
Voor wisselbrieven, getrokken op zicht of op zekere tijd na zicht, loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de houder, al ware het vóór het einde van de aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijn endossant heeft kennis gegeven; voor wisselbrieven, getrokken op zekere tijd na zicht, wordt de termijn van dertig dagen verlengd met de zichttermijn, in de wisselbrief aangegeven.
6.
Feiten, welke voor de houder, of voor degene, die hij met de aanbieding van de wisselbrief of met het opmaken van het protest belastte, van zuiver persoonlijke aard zijn, worden niet beschouwd als gevallen van overmacht.