Hof Amsterdam, 19-01-2021, nr. 200.272.851/01
ECLI:NL:GHAMS:2021:166
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
19-01-2021
- Zaaknummer
200.272.851/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:166, Uitspraak, Hof Amsterdam, 19‑01‑2021; (Hoger beroep, Beschikking)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:870, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 19‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Verzoek om ondercuratelestelling in hoger beroep niet ontvankelijk. Hof kan ondercuratelestelling niet ambtshalve uitspreken. Hof volgt beslissing rechtbank over de persoon van de bewindvoerder ook al heeft deze niet de voorkeur van rechthebbende.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.272.851/01
zaaknummer rechtbank: 8110836 BM VERZ 19-2451 MVH
beschikking van de meervoudige kamer van 19 januari 2021 inzake
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: rechthebbende,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te Den Haag.
Als (overige) belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- de dochter van rechthebbende, [A] (hierna: [dochter van rechthebbende] ), advocaat mr. M. Amrani te Amsterdam;
- de huidige bewindvoerder van rechthebbende, [B] , h.o.d.n. [X] Bewind (hierna ook: de bewindvoerder of de huidige bewindvoerder);
- de beoogd bewindvoerder, [C] (hierna: [de beoogd bewindvoerder] );
- het Openbaar Ministerie.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) (hierna: de kantonrechter) van 25 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Rechthebbende is op 23 januari 2020 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 25 oktober 2019.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van 2 maart 2020 van de zijde van de bewindvoerder, ingekomen op 3 maart 2020;
- een journaalbericht van 8 mei 2020 met bijlagen van de zijde van rechthebbende, ingekomen op dezelfde datum.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 12 oktober 2020 plaatsgevonden.
Ter zitting zijn verschenen:
- -
rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- -
[dochter van rechthebbende] , bijgestaan door haar advocaat;
- -
de bewindvoerder.
Het Openbaar Ministerie en [de beoogd bewindvoerder] zijn, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3. De feiten
3.1
Rechthebbende is geboren [in] 1947.
3.2
Bij beschikking van 14 maart 2016 heeft de kantonrechter bewind ingesteld over de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming van [B] h.o.d.n. [X] Bewind tot bewindvoerder. Vanaf 2012 is, met onderbrekingen, eveneens sprake geweest van een bewindvoering over de goederen van rechthebbende.
3.3
Bij beschikking van 25 januari 2019 heeft de kantonrechter [B] h.o.d.n. [X] Bewind ontslagen als bewindvoerder en [dochter van rechthebbende] benoemd tot bewindvoerder.
3.4
Bij brief van 13 oktober 2019, ingekomen op 17 oktober 2019, heeft [dochter van rechthebbende] een spoedverzoek ingediend bij de kantonrechter om haar te ontslaan uit de functie van bewindvoerder, een andere bewindvoerder te benoemen en het bewind om te zetten in een zwaardere maatregel, te weten een ondercuratelestelling.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [dochter van rechthebbende] op haar eigen verzoek ontslagen als bewindvoerder en met ingang van de datum van de beschikking [B] h.o.d.n. [X] Bewind benoemd tot bewindvoerder.
4.2
Rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat [C] , h.o.d.n. [Y] Bewindvoering & Budgetbeheer V.O.F., benoemd wordt tot bewindvoerder.
4.3
De huidige bewindvoerder heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
[dochter van rechthebbende] heeft ter zitting in hoger beroep laten weten zich ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder te refereren aan het oordeel van het hof. Voorts heeft zij ter zitting verzocht de onderbewindstelling om te zetten in een ondercuratelestelling.
5. De motivering van de beslissing
Verzoek tot ondercuratelestelling
5.1
Zoals onder 4.4 is vermeld is ter zitting in hoger beroep door [dochter van rechthebbende] verzocht de onderbewindstelling om te zetten in een ondercuratelestelling van rechthebbende. Zij voert daartoe aan dat de goederen van de rechthebbende al geruime tijd onder bewind staan, maar dat haar schulden toenemen in plaats van afnemen. Zij vreest dat rechthebbende haar huis wordt uitgezet. [dochter van rechthebbende] heeft reeds in eerste aanleg verzocht om rechthebbende onder curatele te stellen, maar dit verzoek is, naar zij meent, afgewezen door de kantonrechter. Indien haar verzoek thans, in deze fase van de procedure, niet toewijsbaar is, verzoekt zij het hof te onderzoeken of ambtshalve een ondercuratelestelling uitgesproken kan worden.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.4 reeds is overwogen, is [dochter van rechthebbende] bij de bestreden beschikking ontslagen als bewindvoerder en is [B] h.o.d.n. [X] Bewind benoemd tot bewindvoerder. Uit de bestreden beschikking valt niet af te leiden dat op het verzoek van [dochter van rechthebbende] tot ondercuratelestelling van rechthebbende door de kantonrechter een beslissing is genomen. Door [dochter van rechthebbende] is in de onderhavige procedure geen incidenteel hoger beroep ingesteld. Eerst ter zitting in hoger beroep heeft zij (wederom) een verzoek tot een ondercuratelestelling gedaan dat als incidenteel beroep zou kunnen worden beschouwd. Het hof overweegt dat dit verzoek in deze fase van de procedure in strijd is met de goede procesorde, omdat rechthebbende zich hiertegen onvoldoende heeft kunnen verweren. Dit geldt temeer nu niet is gesteld noch is onderbouwd waarom dit verzoek niet op een eerder moment in de thans aanhangige procedure is gedaan. Het hof overweegt dan ook dat dit verzoek niet-ontvankelijk is.
5.3
Ten aanzien van het verzoek van [dochter van rechthebbende] aan het hof om ambtshalve te beslissen tot ondercuratelestelling van rechthebbende, overweegt het hof als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:379 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan om een ondercuratelestelling worden verzocht ‘door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 en zijn mentor als bedoeld in titel 20,’ alsmede door de in lid 2 van dat artikel genoemde instelling of het openbaar ministerie.
Nog daargelaten de vraag of aanleiding is voor een dergelijke maatregel, is derhalve geen rechtsgrond aanwezig om rechthebbende ambtshalve onder curatele te stellen. Het hof wijst dit verzoek dan ook af.
Bewind
5.4
Ter beoordeling aan het hof ligt thans nog voor het verzoek van rechthebbende om de persoon van de bewindvoerder te wijzigen in die zin dat, in plaats van de huidige bewindvoerder, [C] , h.o.d.n. [Y] Bewindvoering & Budgetbeheer V.O.F. het bewind voortaan zal uitvoeren.
5.5
Rechthebbende voert aan bezwaar te hebben tegen de door de kantonrechter benoemde bewindvoerder. Deze bewindvoerder is eerder haar bewindvoerder geweest. De kantonrechter heeft in de beschikking van 25 januari 2019 deze bewindvoerder ontslagen, omdat de relatie tussen rechthebbende en deze bewindvoerder destijds dusdanig was verstoord dat samenwerking tussen hen niet langer zinvol was. Deze situatie is thans onveranderd. Rechthebbende heeft geen inzage in haar financiële positie. Ook heeft zij degene die het bewind feitelijk uitvoert (een kantoorgenoot van [B] ) nooit fysiek ontmoet en is de bewindvoerder slecht bereikbaar. Voorts heeft zij een uitdrukkelijke voorkeur voor de benoeming van [C] , h.o.d.n. [Y] Bewindvoering & Budgetbeheer V.O.F. Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW dient deze voorkeur gevolgd te worden, aldus rechthebbende.
5.6
De huidige bewindvoerder betoogt dat rechthebbende niet is gebaat bij (wederom) een wijziging in de persoon van de bewindvoerder. Rechthebbende staat sinds 2012 onder bewind. Zij heeft in de periode van 2012 tot aan 2016, toen [X] Bewind tot bewindvoerder benoemd werd, vijf verschillende professionele bewindvoerders gehad die allen hebben verzocht om ontslag, omdat de samenwerking met rechthebbende moeilijk verliep. De huidige bewindvoerder heeft kennis van het dossier en kan redelijk goed met rechthebbende omgaan. Haar financiële belangen zijn derhalve gebaat bij voortzetting van het bewind onder de huidige bewindvoerder, zodat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
5.7
[dochter van rechthebbende] refereert zich ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder, zoals vermeld, aan het oordeel van het hof.
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich hiertegen verzetten. Het hof is in de onderhavige kwestie van oordeel dat sprake is van gegronde redenen om af te wijken van deze voorkeur.
5.9
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof duidelijk geworden dat sinds 2012, in verschillende periodes van onderbewindstelling, vijf verschillende (professionele) bewindvoerders zijn benoemd waarmee de samenwerking telkens is beëindigd. Rechthebbende heeft ter zitting bevestigd dat de communicatie met de voorgaande bewindvoerders niet goed verliep. Bij beschikking van 25 januari 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat de verstandhouding tussen de huidige bewindvoerder en rechthebbende dusdanig was verstoord dat geen zinvolle samenwerking meer mogelijk was en daarom aan het bewind geen juiste invulling meer kon worden gegeven. Om die reden is de dochter van rechthebbende, op hun beider verzoek, benoemd tot bewindvoerder. Nadien is gebleken dat ook deze samenwerking niet goed is verlopen.
5.10
Het hof overweegt dat uit het voorgaande en uit de ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting van de huidige bewindvoerder is gebleken dat de continuïteit in de bewindvoering in de afgelopen jaren grotendeels ontbrak, omdat telkens nieuwe bewindvoerders elkaar hebben opgevolgd. Ook is gebleken dat rechthebbende nog altijd problematische schulden heeft en haar (schulden)positie steeds meer verslechtert, omdat zij, zoals ter zitting is gebleken, nieuwe financiële verplichtingen aangaat. Het hof acht het dan ook van belang dat thans een bewindvoerder het bewind uitvoert die de situatie van rechthebbende kent en met haar kan communiceren, zodat de schulden van rechthebbende op een juiste manier gesaneerd kunnen worden. Hoewel de verstandhouding tussen de huidige bewindvoerder en rechthebbende voorheen niet goed was, zoals de kantonrechter ook in de beschikking van 25 januari 2019 concludeert, is ter zitting in hoger beroep gebleken dat in het afgelopen jaar een manier is gevonden waarop partijen (redelijk) met elkaar kunnen communiceren. Rechthebbende heeft inmiddels binnen het kantoor van de huidige bewindvoerder een ander contactpersoon gekregen die het bewind uitvoert, te weten mevrouw [D] . Op vragen van het hof heeft rechthebbende ter zitting bevestigd dat zij met mevrouw [D] kan communiceren. Ook is gebleken dat de huidige bewindvoerder het dossier kent en weet hoe zij met rechthebbende kan omgaan. Dit acht het hof in het belang van rechthebbende. Het hof heeft dan ook gegronde redenen om in dit geval af te wijken van de door rechthebbende uitgesproken voorkeur tot de benoeming van de door haar voorgedragen bewindvoerder. Het verzoek van rechthebbende zal dan ook worden afgewezen en de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
verklaart [dochter van rechthebbende] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot ondercuratelestelling;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland enmr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier, en is op 19 januari 2021 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.