Blijkens rov. 3.1 van zijn arrest van 14 juni 2011 is het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, uitgegaan van de feiten die de rechtbank te Utrecht heeft vastgesteld in rov. 2.1 t/m 2.4 van het vonnis van 25 november 2009, met uitzondering van de in appel bestreden eerste volzin van rov 2.4. In aanvulling daarop heeft het hof in rov. 3.3 en 3.4 nog feiten vastgesteld.
HR, 07-12-2012, nr. 11/04829
ECLI:NL:HR:2012:BX9790
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
07-12-2012
- Zaaknummer
11/04829
- Conclusie
Mr M.H. Wissink
- LJN
BX9790
- Roepnaam
Eugelink/Dekoriet
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX9790, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX9790
ECLI:NL:HR:2012:BX9790, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX9790
- Vindplaatsen
Conclusie 07‑12‑2012
Mr M.H. Wissink
Partij(en)
Zaaknummer:11/04829
Mr M.H. Wissink
Zitting: 5 oktober 2012
conclusie inzake:
[Eiseres]
tegen
Dekoriet B.V.
(hierna: Dekoriet)
Deze zaak ziet op de toepasselijkheid en uitleg van garantiebepalingen en algemene voorwaarden.
1. Feiten en procesverloop
1.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten.1.
- (i)
Dekoriet heeft in maart 2004 224 gevelplaten verkocht aan [eiseres] voor een totaalprijs van EUR 27.487,54. De koopovereenkomst is tot stand gekomen op basis van een op 10 maart 2004 gedateerde offerte van Dekoriet. Op de offerte staat onder meer vermeld: "garantie: 10 jaar volgens voorschriften".
- (ii)
De garantiebepalingen van Dekoriet ten tijde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst luiden als volgt:
"• EXTORIET IS GEGARANDEERD OP KLEUR EN GEBRUIKSEIGENSCHAPPEN VOOR EEN PERIODE VAN 10 JAAR, MET INACHTNEMING VAN DE HIERONDER OMSCHREVEN VOORWAARDEN. ONDER INVLOED VAN WEERS-, EN MILIEUOMSTANDIGHEDEN KUNNEN GERINGE KLEURVERANDERINGEN OPTREDEN, HETGEEN NIET STOREND IS, AANGEZIEN DEZE EGAAL EN NIET VLEKKERIG ZIJN.
• DE GARANTIE HOUDT IN DAT NA AFKEURING DOOR DEKORIET DE MEERN BV DE KOSTEN VOOR VERVANGING DOOR DEKORIET DE MEERN BV ZULLEN WORDEN VERGOED, NA GOEDKEURING VAN EEN DOOR U AAN DEKORIET DE MEERN BV TE OVERHANDIGEN SCHRIFTELIJKE OFFERTE. DEZE KOSTEN BEVATTEN HET TRANSPORT VAN DE OUDE EN NIEUWE PLATEN, ALSWEL DEMONTAGE VAN OUDE PLATEN EN MONTAGE VAN NIEUWE PLATEN, TOT EEN MAXIMUM VAN 5 X DE INKOOPWAARDE VAN DE TE VERVANGEN PLATEN.
• DEZE GARANTIE IS NIET VAN TOEPASSING OP SCHADE ONTSTAAN DOOR ONOORDEELKUNDIG GEBRUIK, MECHANISCHE BESCHADIGINGEN, VERKEERD ONDERHOUD, GEBREKKIGE MONTAGE EN ANDERE INVLOEDEN DIE BUITEN HET BEREIK VAN DEKORIET DE MEERN BV LIGGEN.
• DEKORIET DE MEERN BV IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR ANDERE SCHADE DAN BOVEN OMSCHREVEN. DE AANSPRAKELIJKHEID GELDT DAN OOK NIET VOOR DIRECTE OF INDIRECTE SCHADE AAN DE BETROKKENEN, ALS GEVOLG VAN ENIG GEBREK VAN HET DOOR DEKORIET DE MEERN BV GELEVERDE PRODUCT.
• GARANTIE KAN ALLEEN VERSTREKT WORDEN INDIEN EEN AANVRAAGFORMULIER VOLLEDIG EN NAAR WAARHEID WORDT INGEVULD EN MET BIJBEHORENDE CONSTRUCTIE- EN BOUWTEKENINGEN, WORDT GEZONDEN NAAR DEKORIET DE MEERN BV. DE GARANTIE IS VAN KRACHT NA SCHRIFTELIJKE BEVESTIGING DOOR DEKORIET DE MEERN BV.
• GEBREKEN KUNNEN PER AANGETEKEND SCHRIJVEN WORDEN VERZONDEN NAAR: DEKORIET DE MEERN BV, STRIJKVIERTEL 35E 3454 PJ DE MEERN.
• DEZE GARANTIE WORDT VERLEEND DOOR LIRI INDUSTRIALE EN IS VERZEKERD DOOR GENERALI SPA PRODUCTVERZEKERINGSCONTRACT [001]. DE BEHANDELING WORDT UITGEVOERD DOOR DEKORIET DE MEERN BV EN/OF HAAR JURIDISCHE PLAATSVERVANGER.
DEKORIET DE MEERN BV DE MEERN, D.D.
HANDTEKENING:"
- (iii)
De bij de koopovereenkomst behorende algemene voorwaarden van Dekoriet bevatten de volgende bepalingen:
"(...)
7-5 Aan de bezwaren wegens gebreken in de hoedanigheid der goederen - zoals kwaliteit, afmetingen of stukstal per handelseenheid - kan de koper echter slechts aanspraken jegens de verkoper ontlenen voor zover de goederen niet zijn verwerkt en mits de koper het bestaan van zulke bezwaren meldt:
- a.
in geval van levering franco op het werk/afleveradres: binnen 5 werkdagen na ontvangst van de goederen (...).
(...)
8-1 De aansprakelijkheid van de verkoper, als in het vorige artikel bedoeld, alsook iedere andere aansprakelijkheid, voortvloeiende uit andere feiten of omstandigheden, gaat nimmer verder dan vergoeding van de factuurwaarde danwel herlevering van goederen (...). Verwerking door koper of derden van de geleverde goederen brengt mee dat elke vorm van aansprakelijkheid aan de zijde van de verkoper vervalt.
(...)
8-4 Eventuele garanties van de fabrikant zullen integraal worden doorgegeven aan de koper; de aanspraken van de koper vinden hierin tevens hun begrenzing."
- (iv)
Dekoriet heeft de gevelplaten in april en mei 2004 geleverd. Een derde heeft de gevelplaten aangebracht aan het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats], in welk pand [eiseres] een meubelzaak exploiteert.
- (v)
De kosten van vervanging worden door [eiseres] voorlopig begroot op EUR 99.475,04.
1.2
[Eiseres]2. heeft bij inleidende dagvaarding van 23 maart 2009 gevorderd, voor zover thans van belang, een verklaring voor recht dat Dekoriet ter zake van de levering van de extorietplaten toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de met [eiseres] gesloten koopovereenkomst, alsmede een veroordeling van Dekoriet tot schadevergoeding aan [eiseres], nader op te maken bij staat. Dekoriet heeft verweer gevoerd. Na eerst een comparitie te hebben bevolen (vonnis van 8 juli 2009) heeft de rechtbank te Utrecht in zijn eindvonnis van 25 november 2009 de vorderingen van [eiseres] toegewezen.
1.3
Dekoriet is in hoger beroep gekomen bij exploot van 21 december 2009, waartegen [eiseres] zich heeft verweerd. Bij arrest van 14 juni 2001 heeft het hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, het bestreden vonnis vernietigd en de vorderingen van [eiseres] alsnog afgewezen.
1.4
[Eiseres] heeft beroep in cassatie ingesteld bij dagvaarding van 14 september 2011. Namens Dekoriet is verweer gevoerd. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten en op elkaars standpunten gereageerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
De cassatiedagvaarding bevat drie middelen, waarvan het derde middel verschillende onderdelen omvat.
2.2.1
Alvorens de klachten te bespreken lijkt het nuttig een kort resumé te geven van het geschil en de relevante overwegingen van het hof. De vorderingen van [eiseres] zijn gebaseerd op de stelling, dat Dekoriet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen doordat de geleverde gevelplaten na drie jaar zijn gaan verkleuren, in welk verband [eiseres] zich op de garantiebepalingen heeft beroepen. Dekoriet heeft zich onder meer verweerd met een beroep op haar algemene voorwaarden. [eiseres] heeft dat verweer bestreden door erop te wijzen dat Dekoriet tien jaar garantie heeft gegeven. Dekoriet heeft ontkend dat zij tien jaar garantie heeft gegeven (vgl. rov. 4.4 van het vonnis van 25 november 2009).
2.2.2
Het hof heeft in de eerste plaats in de rov. 4.2 t/m 4.6 aan de hand van de Haviltex-maatstaf onderzocht of Dekoriet de bij 1.1 onder (ii) bedoelde garantie aan [eiseres] heeft gegeven en deze vraag ontkennend beantwoord. In dit verband heeft het hof het volgende overwogen.
- (i)
[Eiseres] moest op basis van de offerte erop bedacht zijn dat de garantie afhankelijk was van de voorschriften en wel de bij 1.1 onder (ii) bedoelde garantiebepalingen (rov. 4.3).
- (ii)
[Eiseres] kan zich niet op de garantie beroepen, omdat de garantievoorwaarden ondubbelzinnig bepalen dat de verstrekking ervan afhankelijk is van een door de koper in te vullen formulier, waarna de garantie pas van kracht is na bevestiging door Dekoriet, en omdat de garantie verstrekt wordt door de Italiaanse producent van de platen terwijl Dekoriet slechts de behandeling daarvan uitvoert; dit spoort met art. 8-4 van de algemene voorwaarden van Dekoriet (rov. 4.4).
- (iii)
De garantievoorwaarden kunnen niet anders begrepen worden dan wat uit de letterlijke bewoordingen daarvan volgt, en niet kan worden aangenomen dat [eiseres] uit de enkele vermelding 'garantie: 10 jaar volgens voorschriften' kon en mocht afleiden dat de garantie onafhankelijk van de voornoemde vereisten zou gelden; in dat verband is van belang dat Dekoriet erop mocht vertrouwen dat zij met die vermelding in de offerte aan haar wederpartijen duidelijk maakte dat de garantie afhankelijk was van nadere voorwaarden (rov. 4.5).
- (iv)
Hierbij komt dat geen feiten of omstandigheden zijn genoemd die, anders dan uit de letterlijke tekst van de overeenkomst lijkt voort te vloeien, meebrengen dat Dekoriet (en niet Liri Industriale) de partij is die jegens [eiseres] een garantieverplichting op zich zou nemen (rov. 4.5).3.
- (v)
Daarmee staat vast dat Dekoriet aan [eiseres] niet de bij 1.1 onder (ii) bedoelde garantie heeft gegeven. Dat Dekoriet in 2004 in verband met delaminatie tot vervanging van een aantal platen is overgegaan, impliceert niet een garantieverplichting, omdat de bereidheid om tot herstel over te gaan op zichzelf nog geen contractuele gebondenheid tot garantieverlening in andere gevallen voortvloeit (rov. 4.6).
2.2.3
Aan het oordeel dat Dekoriet de bij 1.1 onder (ii) bedoelde garantie niet aan [eiseres] heeft gegeven, verbindt het hof de conclusie dat deze garantiebepalingen niet in de weg kunnen staan aan het beroep van Dekoriet op de uitsluiting van aansprakelijkheid in de artikelen 7.5 en 8.1 van haar algemene voorwaarden (rov. 4.7). Gelet ook op de aanbieding van de garantie door Dekoriet (in het kader waarvan kennelijk mede aan de hand van constructie- en bouwtekeningen bezien kan worden hoe de platen verwerkt worden), kan de beperking van de aansprakelijkheid van Dekoriet voor die gevallen waarin de platen worden verwerkt zonder dat de garantie is aangevraagd en verleend, niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt (rov. 4.8). Dekoriet niet worden aangesproken tot schadevergoeding en de vorderingen van [eiseres] zijn niet toewijsbaar (rov. 4.9).
2.3
Er is reden eerst middel 2 te bespreken.
2.4
Middel 2 verbindt aan de derde volzin van rov. 4.3 - waarin het hof overweegt dat ook uit de stellingen van [eiseres] blijkt dat zij bij de offerte een exemplaar ontving van de voornoemde garantiebepalingen - de klacht dat dit een kennelijke vergissing is en niet naar behoren is gemotiveerd, om de reden dat [eiseres] in feitelijke instanties (met name MvA nr. 86) juist het tegendeel heeft gesteld.
2.5
In de nrs. 4 en 10 van de inleidende dagvaarding heeft [eiseres] een beroep gedaan op de garantiebepalingen. Volgens Dekoriet waren de garantiebepalingen bij de offerte gevoegd (CvA nr. 6; MvG nr. 45; pleitaantekeningen d.d. 15 maart 2011 van mr. Bos nr. 11). [Betrokkene 1] lijkt in zijn verklaring ter comparitie een onderscheid te maken tussen de garantiebepalingen en het aanvraagformulier (zie het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg van 9 oktober 2009, p. 2 onder 2). [eiseres] heeft bij MvA nr. 86 aangevoerd dat zij beschikte over de offerte en de bevestiging van Dekoriet bij fax van 12 maart 2012. Zij stelde verder:
"Van die fax maakten geen deel uit de Garantieregeling respectievelijk het aanvraagformulier (...). De Garantieregeling (...) heeft [eiseres] pas later van Dekoriet ontvangen. Wanneer weet [eiseres] niet meer."
2.6
Dekoriet betoogt in cassatie dat uit de stellingen van [eiseres] in eerste aanleg volgt dat zij de garantiebepalingen bij de offerte heeft ontvangen (s.t. nr. 3.9). Hoe dat ook zij, het stond [eiseres] in beginsel vrij om in appel te betogen dat zij de garantiebepalingen pas later van Dekoriet heeft ontvangen.
2.7
In dit licht bezien, kan in ieder geval niet zonder meer worden gezegd, dat uit de stellingen van [eiseres] blijkt dat zij bij de offerte een exemplaar ontving van de voornoemde garantiebepalingen. Hierop wijst het middel terecht. De vraag is of dit tot cassatie moet leiden.
2.8
Zie ik het goed, dan heeft het hof als vaststaand aangenomen dat de garantiebepalingen (ter onderscheiding van het aanvraagformulier) bij de offerte waren gevoegd.
Blijkens de formulering van rov. 4.3 heeft het hof dit gebaseerd op de stellingen van [eiseres]. Mogelijk heeft het hof daarbij (vooral) de stellingen in eerste aanleg voor ogen gehad. Een dergelijke lezing van die stellingen is, als feitelijk van aard, aan het hof voorbehouden en niet onbegrijpelijk. Het middel klaagt ook niet dat het hof de stellingen van [eiseres] in eerste aanleg heeft miskend. Het hof heeft echter niet de aangegeven hoe het de stelling van [eiseres] bij MvA nr. 86 heeft gewaardeerd. Ik lees de door het middel aangevallen passage van rov. 4.3 niet aldus, dat het hof alle stellingen van [eiseres] in dit opzicht (dus ook die bij MvA) heeft gewogen. Ik lees in het arrest evenmin het oordeel, dat alles afwegende feitelijk is komen vast te staan dat de garantiebepalingen bij de offerte waren gevoegd (zodat het hof zich alleen wat minder gelukkig zou hebben uitgedrukt door te verwijzen naar de stellingen van [eiseres]).
2.9
Mijn zojuist bedoelde lezing van het arrest hangt samen met het gewicht dat het hof aan de garantiebepalingen heeft toegekend. Deze bepalingen zijn (anders dan het aanvraagformulier; zie rov. 4.5, eerste volzin) voor het oordeel van het hof om twee reden belangrijk.
2.10
Ten eerste vanwege de daarin duidelijk opgenomen totstandkomingseis (van aanvraag en bevestiging), waaraan het hof [eiseres] blijkens rov. 4.5 houdt. Juist met het oog op deze eis is van belang het verband dat het hof legt met de in de offerte genoemde voorschriften (zie rov. 4.3, slotzin, en in rov. 4.5, tweede (en vierde) volzin).
Denkt men de garantiebepalingen (en de daarin opgenomen totstandkomingseis) weg, dan blijft staan het oordeel, kort gezegd, dat de offerte verwijst naar voorschriften zodat hetgeen in de offerte wordt vermeld niet geïsoleerd kan worden beschouwd (zie rov. 4.3 en rov. 4.5, derde volzin). Dat het bij dergelijke voorschriften ook gaat om een (nader) totstandkomingsvereiste, blijkt in casu echter juist uit de garantiebepalingen. De vraag of een klant als [eiseres], ook zonder die garantiebepalingen, gezien de verwijzing naar 'voorschriften' in de offerte bedacht zou moeten zijn op een nadere totstandkomingseis, heeft het hof m.i. niet beantwoord.
2.11
De garantiebepalingen zijn in de tweede plaats belangrijk, omdat daaruit blijkt dat het alleen gaat om een fabrieksgarantie. Het hof legt ook ik dit opzicht een verband tussen de offerte en de garantiebepalingen (zie rov. 4.3, 4.4, derde volzin, en 4.5, laatste volzin). Anders dan bij de totstandskomingseis m.i. het geval was, berust het oordeel dat de in de offerte genoemde garantie niet door Dekoriet wordt gegeven niet alleen op de garantiebepalingen. Dit volgt immers ook uit artikel 8-4 van de algemene voorwaarden van Dekoriet, waarin sprake is van het doorgeven van garanties van de fabrikant (rov. 4.4, laatste volzin).4.
2.12
Het hof heeft m.i. hiermee tot uitdrukking gebracht dat ook uit de algemene voorwaarden van Dekoriet blijkt dat een garantie een fabrieksgarantie is die wordt doorgegeven aan de koper en waarin de aanspraken van de koper hun begrenzing vinden. Tegen die uitleg van de algemene voorwaarden keert het middel zich niet dan wel vergeefs (zie de bespreking van middel 3). De conclusie van het hof dat Dekoriet niet de in de garantiebepalingen bedoelde garantie heeft gegeven (rov. 4.6, eerste volzin), wordt zelfstandig gedragen door het bij 2.11 bedoelde oordeel. [eiseres] mist daarom belang bij de klacht van middel 2, zodat dit middel niet tot cassatie kan leiden.
2.13
Ik bespreek hieronder ook de middelen 1 en 3. Voor het geval Uw Raad zou oordelen dat middel 2 wel slaagt, is deze bespreking ten overvloede.
2.14
Middel 1 berust op de veronderstelling dat het hof, blijkens de feitelijke vaststellingen in rov. 3.3, ervan is uitgegaan dat de garantiebepalingen onderdeel uitmaken van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst althans dat Dekoriet zich op die bepalingen mocht beroepen. Op grond daarvan klaagt het onderdeel dat het hof een onjuiste en onbegrijpelijke beslissing heeft genomen over de toepasselijkheid van de door het hof aangehaalde garantiebepalingen en het antwoord op de vraag of Dekoriet zich in dit geval daarop mocht beroepen. Het hof zou ten onrechte essentiële stellingen van [eiseres] hebben gepasseerd en zijn oordelen niet deugdelijk hebben gemotiveerd.
2.15
Ik stel voorop dat het hof in rov. 3.3 niet meer heeft gedaan dan de aanhaling van de garantiebepalingen van Dekoriet in het vonnis van de rechtbank aan te vullen. Hierin kan geen inhoudelijk oordeel worden ontwaard over de vraag of de onder 1.1 sub (ii) bedoelde garantiebepalingen deel zijn gaan uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst en wat deze inhouden. Deze vragen behandelt het hof in rov. 4.2 e.v. Het middel richt zich dus ten onrechte op rov. 3.3. Die bezwaren die het middel aanvoert, bespreek ik hieronder.
2.16
Het middel veronderstelt dat de garantiebepalingen zijn overeengekomen. Het hof heeft getoetst aan de bij 1.1 sub (ii) bedoelde garantiebepalingen, geconstateerd dat niet is voldaan aan het daarin genoemde totstandkomingsvereiste (dat de garantie wordt verleend door de fabrikant na aanvraag en schriftelijke bevestiging door Dekoriet), zodat Dekoriet de garantie niet heeft afgegeven. In de optiek van het hof is het dus gebleven bij het aanbieden van de garantiebepalingen (vgl. rov. 4.6, laatste volzin, en rov. 4.8, derde volzin). Het middel mist in zoverre feitelijke grondslag. De optiek die het middel kiest, namelijk dat de garantiebepalingen zijn overeengekomen, leidt overigens niet tot een ander resultaat. Ook wanneer de garantiebepalingen zijn overeengekomen, bepaalt hetgeen daarin is opgenomen of er in casu een garantie(verplichting) bestaat. Bovendien zou het, zoals bleek bij de bespreking van middel 2, dan gaan om een garantieverplichting van de fabrikant en niet van Dekoriet.
2.17
Op p. 3 van de cassatiedagvaarding klaagt het middel dat het hof niet is ingegaan op het betoog in MvA nrs. 72-78.
Ik teken aan dat [eiseres] in feitelijke instanties (in ieder geval: ook) heeft betoogd, dat de in de garantiebepalingen bedoelde garantie is gegeven door Dekoriet en dat [eiseres] zich daarop kan beroepen in welk verband zij onder meer heeft aangevoerd dat zijn nimmer een aanvraagformulier heeft ontvangen en dat zij in 2004 garantie kreeg (vgl. Dagvaarding in eerste aanleg nrs. 4 en 10; MvA nrs. 65-67, 70-75, 90, 99-100; pleitnotities d.d. 15 maart 2011 van mr Peeters nrs. 5-7).
De vindplaatsen waarnaar het middel verwijst, bevatten echter ook aanknopingspunten voor de stelling van het middel dat [eiseres] heeft betoogd dat Dekoriet in de offerte een eigen garantie heeft gegeven die moet worden onderscheiden van de fabrieksgarantie (zie MvA nrs. 77-78). Anders dan het middel aanvoert, heeft het hof echter (ook) op dit betoog gereageerd en wel in rov. 4.3 t/m 4.5. De uitleg die het hof aan een en ander heeft gegeven komt aan orde bij de bespreking van middel 3.
2.18
Het middel verwijst op p. 4 en 5 van de cassatiedagvaarding naar de MvA nr. 86, laatste twee volzinnen. Hierin stelt [eiseres] dat zij de garantiebepalingen pas later (na het bevestigen van de offerte bij fax van 12 maart 2004) heeft ontvangen. Deze stelling zelf is onderwerp van middel 2 en is aldaar besproken. De vergaande bedoelingen die middel 1 op p. 6 van de dagvaarding in deze stelling leest, behoefde het hof daarin niet te lezen.
2.19
Het middel klaagt ook dat het hof onjuist of onbegrijpelijk zou hebben geoordeeld dat Dekoriet zich te goeder trouw op de garantiebepalingen mag beroepen. Deze klacht wordt verder niet toegelicht, anders dan op de wijze die hierboven al besproken is. Het middel keert zich niet tegen rov. 4.8, laatste volzin.
2.20
Middel 1 faalt daarom.
2.21
Middel 3 bevat een reeks aan klachten tegen rov. 4.4 t/m 4.7. Zij nemen stelling tegen het oordeel van het hof over de uitleg van de garantiebepalingen en de algemene voorwaarden. Blijkens p. 13 van de schriftelijke toelichting ziet het middel in het bijzonder op de vraag of zowel een leveranciersgarantie bestaat als een garantie onder leiding van de fabrikant.
2.22
In rov. 4.2 e.v. heeft het hof de betekenis van de verklaringen van partijen vastgesteld aan de hand van de Haviltex-maatstaf in verband met de (gestelde) feiten en omstandigheden van het geval, waarbij het hof mede gewicht heeft toegekend aan de duidelijkheid van de bewoordingen van de tekst van de offerte en van de garantiebepalingen en aan het vertrouwen dat partijen te dien aanzien mochten koesteren. De weging door het hof van de aangevoerde feiten en omstandigheden is niet onbegrijpelijk. Voor het overige is deze weging aan het hof voorbehouden en kan zij in cassatie niet worden overgedaan. Ik bespreek de klachten hieronder kort.
2.23
De klacht van onderdeel 3.a mist feitelijke grondslag, omdat het hof, anders dan het middel aanvoert, toepassing heeft gegeven aan de Haviltex-maatstaf. Voor zover onderdeel 3.b een zelfstandige klacht is, wordt de juistheid van het oordeel van het hof bestreden zonder dat daarbij (duidelijk) wordt aangegeven om welke redenen het oordeel in rov. 4.4 rechtens onjuist en/of onbegrijpelijk zou zijn. Daarmee voldoet het niet aan de eraan te stellen eisen. De voortbouwende klacht van onderdeel 3.c faalt eveneens.
2.24
De onderdelen 4.a en 4.b keren zich vergeefs tegen de slotzin van rov. 4.4. Hoewel inderdaad mogelijk is dat zowel een verkoper als een fabrikant een garantie bieden, hoeft dat in een concreet geval nog niet zo te zijn. Het hof heeft voorts de betekenis van de passage in de offerte onder ogen gezien. Artikel 6:187 lid 3 BW staat los van de door het hof te beoordelen vragen.
2.25
Anders dan onderdeel 5.a betoogt, verdisconteert ook rov. 4.5, derde volzin, hetgeen een partij als [eiseres] moest begrijpen omtrent het verwachtingspatroon van Dekoriet. Het hof heeft zijn oordeel voldoende gemotiveerd, anders dan de onderdelen 5.b en 5.c aanvoeren. Het hof besteedt in rov. 4.5, eerste volzin, aandacht aan het aanvraagformulier. Het middel verwijst overigens niet naar passages in de gedingstukken waaruit zou blijken, dat het hof nader had moeten onderzoeken of de in de offerte genoemde 'voorschriften' betrekking zouden hebben op het montagewerk, zodat de klacht in zoverre niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
2.26
Zoals onderdeel 6.a zelf al signaleert (cassatiedagvaarding, p. 11, onderaan) heeft het hof de bedoelde stelling besproken in de tweede volzin van rov. 4.6 zodat de klacht ten aanzien van rov. 4.5, vierde volzin, faalt. Het oordeel van het hof in rov. 4.6, tweede volzin, dat uit de bereidheid om tot herstel over te gaan in het daar bedoelde geval van delaminatie in 2004 op zichzelf nog geen contractuele gebondenheid tot garantieverlening in andere gevallen voortvloeit, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering. Zeker in het zakelijke verkeer tussen ondernemingen zal het feit dat een partij naar aanleiding van een klacht "garantie verleent" niet steeds zonder meer kunnen worden opgevat als een erkenning van de juridische gehoudenheid daartoe, omdat daaraan ook commerciële overwegingen ten grondslag kunnen liggen.
Onderdeel 6.b verwijt het hof niet tot aanvulling van rechtsgronden te zijn overgegaan door het bij onderdeel 6.a bedoelde betoog te plaatsen in de sleutel van afstand van recht respectievelijk rechtsverwerking. Het middel geeft niet nader aan waarom hetgeen [eiseres] had gesteld over de afwikkeling de delaminatiekwestie in 2004 (naar de vindplaatsen in de stukken wordt niet verwezen) het hof aanleiding had behoren te geven de stellingen vanuit deze optiek te beoordelen. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat er daarvoor een toereikende feitelijke grondslag was, kan (zoals Dekoriet in cassatie met juistheid heeft aangegeven) genoegzaam worden aangenomen dat een verwerping van deze rechtsgrond in rov. 4.6 besloten ligt. Het hof heeft daarin de redenen die [eiseres] had aangevoerd ten betoge dat Dekoriet geen beroep op de garantiebepalingen toekwam, weerlegd.
2.27
Onderdeel 7 verdedigt dat de in rov. 4.7 besproken exoneratie in de algemene voorwaarden van Dekoriet alleen betrekking kan hebben op gebreken die kenbaar zijn voordat de gevelplaten gebruikt en gemonteerd worden. Deze klacht ten aanzien van de uitleg (en/of de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid) brengt een met de waardering van de feiten verweven element in de discussie. Zij kan niet voor het eerst in cassatie worden aangevoerd, terwijl de klacht niet verwijst naar vindplaatsen van relevante stellingen in de gedingstukken in feitelijke instanties. Ook als dit anders zou zijn faalt de klacht, omdat het hof (ook) voor wat betreft een (eventueel) beroep op de redelijkheid en billijkheid gewicht kon toekennen aan de door Dekoriet aangeboden fabrieksgarantieregeling. Zie daaromtrent rov. 4.8, laatste volzin. Daaraan doet in casu niet af dat het hof aldaar toetst of het beding onredelijk bezwarend is.
2.28
Onderdeel 8 mist feitelijke grondslag, want het gaat er ten onrechte vanuit dat Dekoriet een garantie heeft afgegeven. Voor zover de klacht terugkomt op de hiervoor bij onderdeel 6.a besproken betekenis van de gedragingen van Dekoriet bij eerder uitgevoerde herstellingen, voegt het aan die bespreking niets aan toe en faalt zij om de aldaar genoemde redenen.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑12‑2012
Tezamen met [A] B.V., welke vennootschap in appel en in cassatie geen partij meer is in dit geding.
De eerste vermelding van Dekoriet in rov. 4.5, laatst volzin, berust op een kennelijke verschrijving en moet worden gelezen als [eiseres].
De algemene voorwaarden waren volgens de (als ik het goed zie: onweersproken) stellingen van Dekoriet bij de offerte gevoegd. Zie CvA nr. 6; MvG nrs. 6 en 61.
Uitspraak 07‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Toepasselijkheid en uitleg van garantiebepalingen en algemene voorwaarden.
Partij(en)
7 december 2012
Eerste Kamer
11/04829
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
DEKORIET B.V.,
gevestigd te Linschoten, gemeente Montfoort,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Dekoriet.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
de vonnissen in de zaak 266216/HA ZA 09-947 van de rechtbank Utrecht van 8 juli 2009 en 25 november 2009;
- b.
het arrest in de zaak 200.054.789 van het gerechtshof te Amsterdam van 14 juni 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Dekoriet heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Dekoriet mede door mr. I.C. Blomsma, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 11 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dekoriet begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 7 december 2012.