Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 130 Excepties en procesincidenten
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Indien de verweerder het Gerecht verzoekt om uitspraak te doen over de niet-ontvankelijkheid of de onbevoegdheid zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan, neemt hij daartoe een afzonderlijke akte binnen de termijn bedoeld in artikel 81.
2.
Indien een partij het Gerecht verzoekt om vast te stellen dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en dat er niet meer op hoeft te worden beslist, of om uitspraak te doen over een ander incident, neemt zij daartoe een afzonderlijke akte.
3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde verzoeken bevatten de uiteenzetting van de aangevoerde middelen en argumenten en de conclusies; de stukken waarop beroep wordt gedaan, worden bijgevoegd.
4.
Na de indiening van het in lid 1 bedoelde verzoek, stelt de president de verzoeker een termijn waarbinnen hij zijn middelen en conclusies schriftelijk kan voordragen.
5.
Na de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek, stelt de president de andere partijen een termijn waarbinnen zij hun opmerkingen over dit verzoek schriftelijk kunnen voordragen.
6.
Het Gerecht kan beslissen de mondelinge behandeling voor de in de leden 1 en 2 bedoelde verzoeken te openen. Artikel 106 is niet van toepassing.
7.
Het Gerecht doet zo spoedig mogelijk bij beschikking uitspraak op het verzoek of voegt bij beslissing het onderzoek van het verzoek, indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen, met de zaak ten gronde. Het verwijst de zaak naar het Hof van Justitie indien deze binnen zijn bevoegdheid valt.
8.
Indien het Gerecht het verzoek afwijst of met de zaak ten gronde voegt, bepaalt de president nieuwe termijnen voor de voortzetting van het geding.