Hof Amsterdam, 03-07-2018, nr. 17/00259
ECLI:NL:GHAMS:2018:3292
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-07-2018
- Zaaknummer
17/00259
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:3292, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑07‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NLF 2018/2084 met annotatie van Rudolf Janssen
V-N 2018/58.9 met annotatie van Redactie
ERF-Updates.nl 2018-0185
NTFR 2018/2423 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Uitspraak 03‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Het Hof geeft uitleg aan de tijdelijke verruimde vrijstelling van schenkbelasting. In het onderhavige geval heeft de inspecteur, aldus het Hof, terecht deze faciliteit niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de aanslag schenkbelasting.
Partij(en)
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 17/00259 3 juli 2018
uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , belanghebbende, gemachtigde: [Y] ,
tegen de uitspraak van 3 april 2017 in de zaak met kenmerk HAA 16/1204 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag schenkbelasting opgelegd voor een belaste verkrijging van€ 37.908 (hierna: de aanslag).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 26 januari 2016 het bezwaar afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep bij de uitspraak van 3 april 2017 ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is ingekomen op 11 mei 2017.
1.5.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018. Namens belanghebbende is verschenen [Y] Namens de inspecteur zijn verschenen mr.
M.O. Tjon en mr. L.R. Lard. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1.
Belanghebbende heeft op 12 december 2013 een bedrag van€ 60.000 geschonken gekregen van zijn buurvrouw, [Y] (hierna: [Y] ), met wie belanghebbende
een lat-relatie heeft. Dit bedrag is door belanghebbende aangewend voor aflossing van zijn hypotheekschuld.
2.2.
Belanghebbende heeft in de aangifte schenkbelasting 2013 een beroep gedaan op de tijdelijk verruimde vrijstelling van schenkbelasting tot een bedrag van maximaal€ 100.000 (hierna: tvv) van artikel 33a van de Successiewet 1956 (hierna: SW).
2.3.
Op 27 oktober 2014 is ten aanzien van de in onderdeel 2.1 vermelde schenking een beschikking geen aanslag gegeven.
2.4.
[Y] heeft op 5 augustus 2014 een bedrag van€ 40.000 aan belanghebbende geschonken. Ook deze schenking heeft belanghebbende aangewend voor aflossing van de hypotheekschuld.
2.5.
Belanghebbende heeft op 29 september 2014 een aangifte schenkbelasting 2014 ingediend, waarin hij wederom een beroep doet op de tvv.
2.6.
In de aanslag is de tvv niet toegepast.
3. Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of belanghebbende in aanmerking komt voor de tvv. Tussen partijen is niet in geschil dat ingevolge de tekst van artikel 33a van de SW belanghebbende niet voor de tvv in aanmerking komt.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 16 september 2013, nr. BLKB2013/1699M (hierna: het Besluit), is het volgende vermeld:
"3. Goedkeuring voor verruiming vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning
Goedkeuring
Ik keur vooruitlopend op wetgeving onder voorwaarden goed dat het door artikel 33, aanhef en onderdelen 5°, 6° of 7°, van de Successiewet, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag wordt verhoogd tot een bedrag van€ 100.000. De goedkeuring geldt ook voor de schenking voor de aflossing van de restschuld vervreemde eigen woning.
Voorwaarden
De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarden:
- -
De schenking betreft een schenking voor de eigen woning in de periode I oktober 2013 tot en met 31 december 2013.
- -
In de aangifte schenkbelasting wordt een beroep op deze verruimde vrijstelling gedaan.
- -
De voorwaarden van artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn van overeenkomstige toepassing. Voor een schenking voor de aflossing van de restschuld vervreemde eigen woning geldt dat de schenking is gedaan onder de opschortende voorwaarde dat de begiftigde
met het gehele bedrag van de schenking zijn restschuld vervreemde eigen woning, of een deel van die restschuld, heeft afgelost.
- Als de schenking is verkregen van de ouders, wordt het door de goedkeuring van schenkbelasting vrijgestelde bedrag verminderd met de bedragen waarvoor de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, aanhef en onderdelen 5° en 6°, van de Successiew et, op enig moment reeds door het kind is toegepast.
4. Inwerkingtreding en vervallen van het besluit
(... ). Onderdeel 3 werkt terug tot I oktober 2013. Het besluit vervalt op I januari 2014. (...)"
4.2.
Bij Wet van 18 december 2013 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014, Stb. 2013, 565) is met terugwerkende kracht tot en met
1 oktober 2013 artikel 33a van de SW ingevoerd. Deze bepaling luidde als volgt:
"I. Voor één kalenderjaar worden het ingevolge artikel 33, aanhef en onderdelen 5° of 6°, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag en het ingevolge artikel 33, aanhef en onderdeel 7°, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden verhoogd tot een bedrag van€ 100.000 indien:
- a.
het een schenking betreft van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van een bedrag dat is geschonken ter zake van de verwerving van een zodanige eigen woning, voor de kosten van verbetering of onderhoud van die woning(... ) dan wel voor de aflossing van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a van die wet(...), en
- b.
op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan.
Indien de woning of het bedrag, bedoeld in de eerste volzin, is verkregen van de ouders , wordt het ingevolge de eerste volzin van schenkbelasting vrijgestelde bedrag verminderd met de bedragen waarvoor de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5° en 6°, op enig moment door het kind is toegepast.
2. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5° en 6°, vindt geen toepassing indien door het kind in een eerder jaar reeds de verhoogde vrijstelling van het eerste lid is toegepast op een verkrijging van de ouders."
4.3.
In de op 19 september 2013 gepubliceerde memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2014 is, voor zover van belang, het volgende opgemerkt:
"4.11. Verruimen vrijstelling schenkbelasting
De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt op grond van het aanvullend pakket verruimd. In de Successiewet 1956 is een eenmalig verhoogde vrijstelling van€ 51.407 opgenomen voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar, mits de schenking verband houdt met de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld van het kind. In de eerste plaats wordt de hoogte van de vrijstelling tijdelijk (namelijk van 1 oktober 2013 tot I januari 2015) verruimd van het huidige bedrag van de vrijstelling van€ 51.407 tot€ 100.000. Voorts vervalt eveneens tijdelijk (voor dezelfde periode) de beperking dat
de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Dit betekent dat van l oktober 2013 tot l januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € l 00.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Tot slot wordt de reeds bestaande vrijstelling met ingang van l oktober 2013
zodanig uitgebreid dat ook een schenking die is bestemd voor de aflossing van een restschuld onder de faciliteit wordt gebracht. Deze laatste verruiming is niet tijdelijk van aard maar structureel.
Vooruitlopend op de voorziene inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal deze maatregel bij beleidsbesluit reeds in werking treden." (Kamerstukken II 2013-2014, 33 752, nr. 3, blz. 21)"
En:
"In het nieuwe artikel 33a van de SW 1956 wordt uitwerking gegeven aan de in het kader van het aanvullend pakket voorziene tijdelijke verruiming (van l oktober 2013 tot l januari 2015) van de vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen die gerelateerd zijn aan de verkrijging van een eigen woning of voor de kosten van verbetering of onderhoud van die woning, ter zake van de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van een eigenwoningschuld. De vrijstelling wordt - naast de in artikel XIV, onderdeel B, toegelichte verruiming - op een aantal onderdelen verruimd. De vrijstellingen voor schenkingen door ouders aan kinderen en die voor zogenoemde overige verkrijgers worden ingevolge het voorgestelde artikel 33a, eerste lid, van de SW 1956 eenmalig verhoogd tot€ l 00.000. Deze verhoging geldt voor alle schenkingen die worden gedaan met het oog op de verwerving van een eigen woning of voor verbetering of onderhoud van die eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de eigen woning of voor de aflossing van een eigenwoningschuld of in lijn met de aanpassing van artikel 33, onderdelen 5° en 6°, van de SW 1956 - voor een restschuld van een vervreemde eigen woning waarvan de rente en kosten van geldlening aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting en is niet, zoals de bestaande verhoogde vrijstellingen van artikel 33, onderdelen 5° en 6°, van de SW 1956, beperkt tot schenkingen van ouders aan kinderen. Ook vervalt tijdelijk de voorwaarde dat de verkrijger tussen de 18 en 40 jaar oud moet zijn. Iedereen mag dus van een familielid en ook van een derde vrijgesteld een schenking van € 100.000 ontvangen, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Ingevolge de tweede volzin van genoemd artikel 33a, eerste lid, moet het bedrag van€ 100.000 dat voor vrijstelling in aanmerking komt op grond van de eerste volzin van genoemd artikel 33a, eerste lid, worden verminderd met de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5° en 6°, van de SW 1956, waarop door de verkrijger al een beroep is gedaan in een eerder jaar. Omdat laatstbedoelde vrijstellingen alleen zijn toegepast bij schenkingen door ouders aan kinderen, vindt deze vermindering alleen plaats indien die ouders in aanvulling op de reeds eerder door hen gedane schenking die samenhangt met de financiering van de eigen woning of studie van hun kinderen, nogmaals een schenking doen. In het voorgestelde artikel 33a, tweede lid, van de SW 1956 wordt in lijn daarmee geregeld dat op de laatstgenoemde vrijstellingen niet in een later jaar een beroep kan worden gedaan indien reeds gebruik is gemaakt van de in het voorgestelde artikel 33a van de SW 1956 opgenomen vrijstelling. Bij ministeriële regeling zullen voorwaarden worden gesteld die ertoe strekken zeker te stellen dat het verkregen bedrag wordt aangewend voor de verwerving van een eigen woning of voor verbetering of onderhoud van die eigen woning. Dezelfde voorwaarden zijn, onderscheidenlijk zullen in verband met de hiervoor bedoelde restschulden worden, gesteld voor toepassing van de verhoogde vrijstellingen van artikel 33, onderdelen 5° en 6°, van de SW 1956. " (Kamerstukken II 2013-2014, 33 752, nr. 3, blz. 48)
4.4.
De motie Krol/Klein van 26 september 2013 luidt, voor zover van belang:
"overwegende dat de verruimde schenkregeling een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de omvang van hypotheekschulden;
overwegende dat dit gunstige effect deels tenietgedaan kan worden door boeterente die veel banken heffen bij het vervroegd aflossen van hypotheken;
voorts overwegende dat SNS heeft aangegeven bereid te zijn tot het laten vervallen van boeterentes, en dat ABN AMRO kijkt naar de mogelijkheden voor het vervallen van boeterentes;
roept de regering op, ook andere banken aan te moedigen tot het laten vervallen van boeterentes indien gebruik wordt gemaakt van de verruimde schenkvrijstelling,"
4.5.
In de Nota naar aanleiding van het verslag (21 oktober 2013) is, voor zover van belang , het volgende opgemerkt:
"De leden van de fractie van het CDA vragen waarom het niet mogelijk is gemaakt dat de schenking kan worden gespreid over meerdere jaren. Hierdoor kan volgens deze leden worden voorkomen dat belastingplichtige een deel van zijn schenking kwijt is aan boete van banken bij aflossing van de hypotheek boven en bepaalde grens. Het kabinet wijst in dit kader op de met algemene stemmen aangenomen motie Krol/Klein tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen . Deze motie beschouwt het kabinet als ondersteuning van beleid en weerspiegelt dientengevolge de insteek van het kabinet die er primair op gericht is dat hypotheekaanbieders worden aangemoedigd zich in te zetten op het laten vervallen van boeterentes indien gebruik wordt gemaakt van de verruimde schenkvrijstelling.
Inmiddels hebben Rabobank, ING en ABN Amro en SNS laten weten onder deze voorwaarde van de berekening van boeterente af te zien. Dat inzicht maakt dat ook de door deze leden gevraagde mogelijkheid, hoe sympathiek deze op het eerste gezicht ook lijkt, op dit moment niet aan de orde is."
(Kamerstukken II 2013-2014, 33 752, nr. 11, blz. 64) En:
"In de aanhef van het voorgestelde artikel 33a, eerste lid, van de SW 1956 staat "Voor één kalenderjaar". De NOB vraagt zich afofdat betekent dat zowel in 2013 als in 2014 een bedrag van
€ 100.000 kan worden geschonken, bijvoorbeeld door opa aan zijn kleinkind. "Voor één kalenderjaar" betekent dat slechts eenmaal gebruik kan worden gemaakt van de verruimde schenkvrijstelling van artikel 33a van de SW 1956."
(Kamerstukken II 2013-2014, 33 752, nr. 11, blz. 97)
4.6.
In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 oktober 2013 wordt vermeld (Kamerstukken II 2013-2014, 33 752, nr. 16, blz. 21):
"Mevrouw Schouten vraagt of het mogelijk is om het bedrag waarvoor de verruimde schenkingsvrijstelling geldt over meerdere jaren uit te smeren. De eenmalig verruimde vrijstelling geldt slechts eenmalig. Wel is het mogelijk om bijvoorbeeld in 2013 een bedrag tot€ 51.407 te schenken voor de eigen woning onder de reguliere verhoogde vrijstelling, mits hier in een eerder jaar
geen gebruik van is gemaakt, en dit bedrag in 2014 aan te vullen tot€ 100.000 met een tweede schenking voor de eigen woning, waarbij een beroep wordt gedaan op de tijdelijk verruimde vrijstelling. Verder vraagt mevrouw Schouten of het verkrijgen van de€ 100.000 van verschillende schenkers mogelijk is. Dit is inderdaad het geval. Het is zelfs zo dat deze vrijstelling per schenker geldt. Indien een begiftigde dus van verschillende schenkers € I 00.000 krijgt voor de eigen woning, geldt de vrijstelling van€ 100.000 voor ieder van die schenkingen."
4.7.
In aansluiting op vragen van leden van de Tweede Kamer heeft de Minister van Financiën op 20 november 2013 geantwoord, voor zover van belang (Kamerstukken II 2013- 2014, Aanhangsel, blz. 2):
"Uiteindelijk is het hanteren van een boete en het eventuele afschaffen daarvan een afweging die de banken zelf moeten maken op grond van een eigen risico-inschatting."
Besluit en Memorie van toelichting
4.8.
Belanghebbende betoogt dat hij, gelet op het Besluit (zie 4.1) en de op 19 september 2013 gepubliceerde memorie van toelichting (zie 4.3)-waarin wordt gesproken over een schenking in de periode 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 - in aanmerking komt voor de tvv.
4.9.
Het Hof merkt allereerst op dat het Besluit blijkens het bepaalde in onderdeel 4 daarvan, op 1 januari 2014 is vervallen. Verder bepaalt artikel 33a, eerste lid, van de SW, dat de vrijstelling 'Voor één kalenderjaar' wordt verhoogd. Daarenboven wordt in evenbedoelde memorie van toelichting opgemerkt dat de hoogte van de vrijstelling tijdelijk wordt verruimd van€ 51.407 tot€ 100.000. Ook voor de vrijstelling van € 51.407 wordt de voorwaarde 'voor één kalenderjaar' gesteld. Het Hof ziet in de memorie van toelichting geen aanwijzing
dat moet worden afgeweken van de tekst van artikel 33a van de SW. De Nota naar aanleiding van het verslag (zie 4.5) en de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 oktober 2013 (zie 4.6) zijn in overeenstemming met de tekst van artikel 33a van de SW.
Zorgvuldigheidsbeginsel
4.10.
Belanghebbende betoogt dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden omdat hij niet correct dan wel onvolledig is voorgelicht over het antwoord op de vraag of het bedrag van
€ 100.000 gespreid over twee jaren vrij van schenkbelasting zou kunnen worden verkregen . Op de uiterste datum waarop zijn bank hem verplichtte een - vervroegde - aflossing op de hypotheekschuld te voldoen (vóór 15 december 2013), was het hem niet duidelijk hoe de situatie op 1 januari 2014 zou zijn. Ook personen van "de Belastingtelefoon" konden geen uitsluitsel geven. Had hij een en ander wel geweten, dan had [Y] het bedrag van
€ 100.000 in 2013 geschonken, aldus belanghebbende.
4.11.
Het wetsvoorstel Belastingplan 2014 met bijbehorende memorie van toelichting is op 19 september gepubliceerd (zie 4.3). Hierin is in artikel 33a, eerste lid, van de SW, bepaald dat de vrijstelling voor één kalenderjaar wordt verhoogd. Dit brengt mee dat belanghebbende ten tijde van de eerste schenking (12 december 2013) had kunnen weten dat het niet mogelijk was om de beoogde schenking van€ 100.000 over meerdere kalenderjaren te verspreiden om
de volledige tvv te kunnen toepassen. Verder merkt het Hof op dat het hier niet gaat om een handelen of nalaten van de Inspecteur, zodat reeds hierom het beroep van belanghebbende op het zorgvuldigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur faalt.
Vertrouwensbeginsel
4.12.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel is geschonden en daarbij verwezen naar de onder 4.4 genoemde motie. Aangezien hij per kalenderjaar maximaal € 60.000 boetevrij kon aflossen bij zijn bank, mocht hij er op grond van die motie op vertrouwen dat het restant van de tvv in 2014 kon worden benut, aldus belanghebbende.
4.13.
Het standpunt van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur faalt reeds omdat er geen sprake is van een handelen of nalaten van een bestuursorgaan, in dit geval de inspecteur. Verder merkt het Hof nog op dat naar zijn oordeel uit genoemde motie niet valt afte leiden dat het mogelijk zou zijn om de schenking over meerdere kalenderjaren te verspreiden en toch in aanmerking te kunnen komen voor de (volledige) tvv.
Gelijkheidsbeginsel
4.14.
Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel omdat hij in 2013 door de opstelling van zijn hypotheekverstrekker, die per kalenderjaar slechts een boetevrije aflossing van€ 60.000 (20% van de hoofdsom) toestaat, niet - zoals bij andere hypotheekverstrekkers wel mogelijk was - € 100.000 boetevrij kon aflossen.
4.15.
Het Hof is van oordeel dat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat iedereen die aan de voorwaarden voldoet, recht heeft op de tvv. Het al dan niet boetevrij kunnen aflossen, wordt bepaald door de voorwaarden van de hypotheekverstrekker en staat los van de (toepassing van de) tvv.
Slotsom
4.16.
De slotsom luidt dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, A.J. Kromhout en
R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van M.M. Stassen Kanters als griffier. De beslissing is op 3 juli 2018 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening ;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldi gd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten .