Rb. Noord-Holland, 01-02-2017, nr. 3340349 \ PA EXPL 14-3 (H.K.)
ECLI:NL:RBNHO:2017:393
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
01-02-2017
- Zaaknummer
3340349 \ PA EXPL 14-3 (H.K.)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:393, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 01‑02‑2017; (Bodemzaak)
Uitspraak 01‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Pachter (eiser in conventie) heeft niet voldaan aan bewijsopdracht, dat het bollenland al was besmet met knolcyperus voordat het land aan pachter ter beschikking was gesteld. Vordering van ruim 1 miljoen euro aan schadevergoeding afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Pachtkamer van de Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 3340349 \ PA EXPL 14-3 (H.K.)
Uitspraakdatum: 1 februari 2017
Vonnis in de zaak van:
1. de besloten vennootschap Steclan Bloembollen B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Callantsoog, gemeente Schagen
2. de besloten vennootschap Bloembollen Zijpe B.V.
gevestigd en kantoorhoudende Callantsoog, gemeente Schagen
eisende partijen in conventie / verwerende partijen in reconventie
verder gezamenlijk ook te noemen: pachter, dan wel afzonder Steclan en Bloembollen Zijpe
gemachtigde: thans mr. A.C. Teeuw, advocaat te Middelharnis
tegen
de besloten vennootschap G.J. Verdegaal en ZN B.V., gevestigd te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen, aan het Zomerdijkje 6
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: verpachter
gemachtigde: mr. F.M. Wagener, advocaat te Alkmaar.
1. Het tussenvonnis
In deze zaak is op 18 februari 2015 een tussenvonnis uitgesproken, waarbij in conventie een bewijsopdracht is gegeven aan pachter en waarbij de pachtkamer heeft bepaald dat tegen het tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld.
De pachtkamer blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2. Het verdere procesverloop
2.1.
Na voormeld tussenvonnis heeft de gemachtigde van pachter bij akte ter rolle van 14 oktober 2015 meegedeeld dat pachter tegen voormeld vonnis hoger beroep heeft ingesteld, waarna de zaak voor onbepaalde tijd is aangehouden.
2.2.
Bij arrest van 14 juni 2016 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het hoger beroep van pachter verworpen, omdat hij in de dagvaarding geen gronden voor het hoger beroep heeft aangevoerd en geen memorie van grieven heeft genomen.
2.3.
Hierna heeft pachter een akte uitlating bewijs genomen, waarbij onder meer diverse (lucht)foto’s van het betreffende perceel heeft overgelegd en een deskundigenrapport.
2.4.
Verpachter heeft hierop gereageerd bij antwoordakte, waarbij producties zijn overgelegd.
2.5
Vervolgens is wederom vonnis bepaald.
3. De verdere beoordeling van het geschil
in conventie
3.1.
Pachter moest bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt:
dat het door hem van verpachter gepachte land reeds besmet was met knolcyperus voordat pachter de bollen had geplant en
dat de gestelde schade aan de bollen van pachter is veroorzaakt door het besmette land van verpachter.
3.2.
Ter voldoening aan zijn bewijsopdracht heeft pachter een rapport (verslag van bevindingen) d.d. 23 augustus 2016 overgelegd van beëdigd taxateur M. van den Heuvel [hierna te noemen: Van den Heuvel].
In zijn rapport komt Van den Heuvel tot de volgende conclusie:
“Op basis van de door mij voorhanden zijnde stukken concludeer ik:
Dat het is uitgesloten, dat de pachter het onderhavige perceel in de jaren 2012/2013 zelf heeft besmet met Knolcyperus en dat de grond derhalve bij het aangaan van de huurovereenkomst, door verpachter aan pachter, reeds was besmet met Knolcyperus.”
3.3.
Naar aanleiding van dit deskundigenrapport van Van den Heuvel concludeert pachter dat de knolcyperus vóór de ingebruikgeving in de gepachte grond moet hebben gezeten.
Verpachter komt tot de conclusie dat aan het rapport van Van den Heuvel geen enkele waarde kan worden toegekend.
De pachtkamer overweegt met betrekking tot het rapport van Van den Heuvel als volgt.
De pachtkamer is met verpachter van oordeel dat een ernstig bezwaar in deze is dat Van den Heuvel bij zijn onderzoek geen hoor en wederhoor heeft toegepast; verpachter is niet betrokken bij de totstandkoming van het rapport en heeft ook zijn visie daarop niet kunnen geven. Dat verpachter niet is geraadpleegd bij de keuze van de deskundige is van minder belang, omdat daarmee nog niet gezegd is dat Van den Heuvel partijdig zou zijn.
Wel is volgens de pachtkamer een groot bezwaar dat Van den Heuvel geen enkel eigen onderzoek heeft gedaan en ook zelf niet ter plaatse is wezen kijken. Het gehele onderzoek is gebaseerd op aannames, partijstandpunten (van pachter), op algemeenheden en op stukken die reeds in het dossier bekend zijn. Om die reden kan geen waarde worden gehecht aan de door Van den Heuvel getrokken conclusie, zoals hierboven geciteerd.
Gelet hierop is geen andere conclusie mogelijk dan dat het rapport van Van den Heuvel niet anders kan worden gekwalificeerd dan een partijstandpunt en niet kan bijdragen aan het aan pachter opgedragen bewijs.
Wat voor het rapport van Van den Heuvel geldt, geldt evenzeer voor de andere deskundigen/onderzoekers die door pachter zijn aangezocht. Ook daar is geen hoor en wederhoor toegepast.
3.4.
Voorts heeft pachter nog (lucht)foto’s overgelegd van de betreffende percelen grond, maar de pachtkamer is met verpachter van oordeel dat deze foto’s uit augustus 2016 niets zeggen over de eventuele besmetting uit 2013, waar het in deze procedure om gaat.
3.5.
Gelet op het vorenoverwogene moet de conclusie luiden dat pachter niet is geslaagd in de bewijsopdracht en dat daarom niet is komen vast te staan, dat het door pachter van verpachter gepachte land reeds besmet was met knolcyperus voordat pachter de bollen had geplant en evenmin is daarom komen vast te staan, dat de gestelde schade aan de bollen van pachter is veroorzaakt door de besmetting van het land waarvoor verpachter aansprakelijk zou zijn. De vorderingen van pachter dienen daarom te worden afgewezen. Het overigens nog door partijen in conventie aangevoerde behoeft, gelet op het vorenoverwogene geen verdere bespreking.
3.6.
Pachter dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
in reconventie
3.7.
Verpachter vordert in reconventie veroordeling van Bloembollen Zijpe tot betaling van de pachtsom ad € 16.987,50 en veroordeling van Steclan tot betaling van de pachtsom ad € 45.500,--. Weliswaar heeft pachter de hoogte hiervan betwist, maar onweersproken is door verpachter ter zitting aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat boven de 3.000 Rijnlandse roede nog grond zou worden bijgepacht, zodat pachter uiteindelijk 3.775 Rijnlandse roede heet gepacht. De pachtkamer gaat er daarom vanuit dat de gevorderde bedragen op zichzelf niet langer worden betwist.
3.8.
Volgens pachter kunnen de bedragen niet worden opgevorderd, omdat de pachtovereenkomst bij brief van de gemachtigde van pachter van 21 januari 2014 buitengerechtelijk is ontbonden. Dit verweer wordt verworpen, omdat moet worden aangenomen dat door pachter hier ten onrechte een beroep op is gedaan, gelet op de beslissing in conventie dat niet is komen vast te staan dat verpachter met knolcyperus besmet land heeft verpacht.
3.9.
Het verweer dat verpachter voor betaling van de pachtgelden niet pachter zou moeten aanspreken maar Hobaho, wordt eveneens verworpen, omdat pachter de wederpartij is geweest bij de overeenkomst.
3.10.
Ten slotte beroept pachter zich erop, dat verpachter de pachtsommen niet kan opeisen, omdat de pachtovereenkomst niet ter goedkeuring aan de grondkamer is gezonden.
De pachtkamer overweegt hieromtrent als volgt.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of sprake is van teeltpacht of van reguliere pacht. Dit onderscheid is van belang, omdat in het eerste geval de overeenkomst alleen ter registratie aan de grondkamer behoeft te worden ingezonden en in het tweede geval moet de overeenkomst ter goedkeuring worden ingezonden.
De pachtkamer is van oordeel, dat het in de onderhavige zaak feitelijk om teeltpacht gaat, als bedoeld in art. 7:396 BW. Dat partijen dit niet expliciet in de overeenkomst hebben vermeld is van minder belang. Immers, er is sprake van een pachtovereenkomst die schriftelijk is aangegaan voor de duur één jaar voor de teelt bloembollen, voor welke teelt vruchtwisseling noodzakelijk is.
Lid 2 van voornoemd wetsartikel bepaalt dat de pachtovereenkomst door een der partijen ter registratie aan de grondkamer wordt gezonden. Vastgesteld kan worden dat dat niet is gebeurd.
Echter, nu in materieel opzicht de rol van de grondkamer in deze slechts ziet op de kwalificatie van de overeenkomst als die van teeltpacht en in tegenstelling tot bij reguliere pacht niet op andere aspecten van de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst, zoals met name maar niet uitsluitend de door partijen bepaalde pachtvergoeding, bestaat er al met al voldoende aanleiding om aan het formele verweer van pachter voorbij te gaan.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid is daarom vergeefs voorgesteld en de pachtkamer komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
3.11.
Door pachter is niet betwist dat de pachtsommen onbetaald zijn gebleven. Gelet op de uitslag in conventie dient te worden vastgesteld dat aan pachter niet het recht toekwam de pachtbetaling op te schorten. Nu, mede gelet op het vorenoverwogene, de hoogte van de niet betaalde pachtsommen niet verder ter discussie staat, is de vordering van verpachter toewijsbaar voor wat betreft de hoofdsom van € 16.987,50 respectievelijk € 45.500,--. De wettelijke rente over deze bedragen zal worden toegewezen vanaf 17 september 2014 (datum eis in reconventie); toewijzing van de rente vanaf een eerdere datum acht de pachtkamer in strijd met de redelijkheid en billijkheid nu verpachter zelf heeft verklaard, dat hij eerder niet actief achter deze vordering is aangegaan, omdat het vermoedelijk niets zou opleveren.
3.12.
De medegevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat verpachter daadwerkelijk kosten heeft gemaakt om de vorderingen (in der minne) voldaan te krijgen.
3.13.
Gelet op de uitslag van de procedure dient pachter in de proceskosten te worden veroordeeld; gelet op de nauwe samenhang met de vordering in conventie zullen deze kosten in reconventie op nihil worden gesteld.
4. De beslissing
De pachtkamer:
in conventie
4.1.
Wijst de vordering van pachter af.
4.2.
Veroordeelt pachter in de proceskosten, die tot heden voor verpachter worden vastgesteld op € 2.500,-- voor salaris van de gemachtigde van verpachter.
in reconventie
4.3.
Veroordeelt Bloembollen Zijpe om aan verpachter te betalen een bedrag van € 16.987,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2014 tot de dag van betaling.
4.4.
Veroordeelt Steclan om aan verpachter te betalen een bedrag van € 45.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2014 tot de dag van betaling.
4.5.
Veroordeelt pachter in de proceskosten, die tot heden voor verpachter worden vastgesteld op nihil.
4.6.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
in conventie en reconventie
4.7.
Verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de sectie kanton, locatie Alkmaar in de samenstelling van mr. P.G. Vroom, kantonrechter-voorzitter, mevrouw C.J.M. Kramer-Pepping en de heer S.H.M. Kapteijn, pachtleden en door de kantonrechter-voorzitter in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017, in tegenwoordigheid van J.A.J. Kreijger, griffier.
De griffier | De kantonrechter-voorzitter |