Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-03-2008
- Bronpublicatie:
11-03-2008, PbEU 2008, L 81 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/25/EG)
- Inwerkingtreding
21-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2008, PbEU 2008, L 81 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/25/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De huidige Gemeenschapswetgeving bevat een uitgebreide reeks voorschriften voor de uitoefening van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen op individuele basis, en op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen die deel uitmaken van respectievelijk een groep banken/beleggingsondernemingen of een verzekeringsgroep, dat wil zeggen groepen met homogene financiële activiteiten.
- (2)
Nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten leidden tot het ontstaan van financiële groepen die diensten en producten in verschillende sectoren van de financiële markten aanbieden, de zogenoemde financiële conglomeraten. Tot dusver bestaat er geen enkele vorm van bedrijfseconomisch toezicht op groepsbrede basis op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen die deel uitmaken van een dergelijk conglomeraat, in het bijzonder wat betreft de solvabiliteit en de risicoconcentratie op het niveau van het conglomeraat, de intragroeptransacties en de risicobeheer- en internecontroleprocedures op het niveau van het financiële conglomeraat en de deskundigheid en betrouwbaarheid van de leiding. Sommige van deze conglomeraten behoren tot de grootste financiële groepen die op de financiële markten werkzaam zijn en verrichten wereldwijd diensten. Mochten dergelijke conglomeraten, en in het bijzonder de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen die van een dergelijk conglomeraat deel uitmaken, in financiële moeilijkheden komen, dan kan dat het financiële stelsel ernstig destabiliseren en de individuele depositohouders, polishouders en beleggers schade berokkenen.
- (3)
In het actieplan voor financiële diensten van de Commissie wordt een reeks maatregelen voorgesteld die nodig zijn om de interne markt voor financiële diensten te voltooien. In dat verband wordt de uitvaardiging van aanvullende prudentiële wetgeving voor financiële conglomeraten aangekondigd om de tekortkomingen in de huidige sectorale wetgeving te verhelpen en de bijkomende prudentiële risico's op te vangen, en op deze manier in deugdelijke toezichtregelingen te voorzien voor financiële groepen die sectoroverschrijdende financiële activiteiten ontplooien. Een dergelijke ambitieuze doelstelling kan slechts geleidelijk worden verwezenlijkt. Een eerste stap is de uitoefening van aanvullend toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat.
- (4)
Andere internationale fora hebben eveneens gewezen op de behoefte aan de ontwikkeling van een passend toezicht op financiële conglomeraten.
- (5)
Om doeltreffend te zijn moet het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat worden toegepast op alle dergelijke conglomeraten waarvan de sectoroverschrijdende financiële activiteiten significant zijn, hetgeen het geval is indien bepaalde drempels bereikt worden, ongeacht hoe die conglomeraten gestructureerd zijn. Het aanvullende toezicht dient betrekking te hebben op alle financiële activiteiten die in de sectorale financiële wetgeving worden opgesomd, en moet alle entiteiten bestrijken die in hoofdzaak dergelijke activiteiten uitoefenen, vermogensbeheerders daaronder begrepen.
- (6)
Bij besluiten om een bepaalde entiteit niet onder het aanvullend toezicht te laten vallen, dient onder andere rekening te worden gehouden met de vraag of die entiteit al dan niet op grond van de sectorale voorschriften onder het groepsbrede toezicht valt.
- (7)
De bevoegde autoriteiten dienen de financiële situatie van kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen die van een financieel conglomeraat deel uitmaken, op groepsniveau te kunnen beoordelen, in het bijzonder wat betreft solvabiliteit (onder meer ter voorkoming van ‘multiple gearing’ van eigen vermogensinstrumenten), risicoconcentratie en intragroeptransacties.
- (8)
Financiële conglomeraten worden vaak beheerd naar hun bedrijfsonderdelen, die niet altijd volledig samenvallen met de juridische entiteiten die van het conglomeraat deel uitmaken. In het licht van deze ontwikkeling moeten de aan de leiding gestelde eisen worden uitgebreid, in het bijzonder inzake de leiding van een gemengde financiële holding.
- (9)
Voor alle aan aanvullend toezicht onderworpen financiële conglomeraten moet uit de kring van betrokken bevoegde autoriteiten een coördinator worden aangewezen.
- (10)
De taken van de coördinator dienen de taken en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten als vastgesteld in de sectorale voorschriften, onverlet te laten.
- (11)
De betrokken bevoegde autoriteiten, en vooral de coördinator, moeten beschikken over de middelen die nodig zijn om van de entiteiten in een financieel conglomeraat of van andere bevoegde autoriteiten de informatie te verkrijgen die dienstig is voor de uitoefening van het aanvullende toezicht.
- (12)
Er is dringend behoefte aan meer samenwerking tussen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van het toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen, onder meer door de ontwikkeling van ad-hocsamenwerkingsregelingen tussen de autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op tot eenzelfde financiële conglomeraat behorende entiteiten.
- (13)
Kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen met hoofdkantoor in de Gemeenschap, kunnen deel uitmaken van een financieel conglomeraat waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor buiten de Gemeenschap heeft. Deze gereglementeerde entiteiten moeten onderworpen zijn aan gelijkwaardige regeling en passend aanvullend toezicht, met soortgelijke doelstellingen en resultaten als die van deze richtlijn; te dien einde zijn doorzichtigheid van de regelgeving en uitwisseling van informatie met de autoriteiten van derde landen over alle relevante aspecten van groot belang.
- (14)
Er kan alleen worden aangenomen dat een gelijkwaardige en passende regeling inzake aanvullend toezicht bestaat indien de toezichthoudende autoriteiten van het derde land ermee hebben ingestemd samen te werken met de betrokken bevoegde autoriteiten met betrekking tot de middelen voor en de doelstellingen van de uitoefening van het aanvullende toezicht op de gereglementeerde entiteiten van een financieel conglomeraat.
- (15)
Deze richtlijn vereist niet dat de bevoegde autoriteiten aan het Comité voor financiële conglomeraten informatie bekendmaken die krachtens deze of andere sectorale richtlijnen vertrouwelijk moet worden gehouden.
- (16)
Daar het doel van het voorgestelde optreden, namelijk de vaststelling van voorschriften voor de uitoefening van aanvullend toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, niet op voldoende wijze door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om dit doeleinde te verwezenlijken. Aangezien deze richtlijn minimumnormen vaststelt, staat het de lidstaten vrij strengere regels op te leggen.
- (17)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
- (18)
De maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).
- (19)
Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten kan het van tijd tot tijd nodig zijn om de in deze richtlijn vastgestelde voorschriften van praktische richtsnoeren en uitvoeringsmaatregelen te voorzien. De Commissie dient derhalve de bevoegdheid te krijgen om uitvoeringsmaatregelen aan te nemen voorzover deze de essentiële elementen van deze richtlijn niet wijzigen.
- (20)
De bestaande sectorale voorschriften voor kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen dienen op een bepaald minimumniveau te worden gebracht, vooral ter vermijding van toezichtsarbitrage tussen de sectorale voorschriften en de voorschriften voor financiële conglomeraten. Om die reden moeten de volgende richtlijnen dienovereenkomstig worden gewijzigd: Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (6), Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan (7), Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering) (8), Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf (derde richtlijn levensverzekering) (9), Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (10) en Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (11), alsook Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (12) en Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (13). De verdere harmonisatie kan evenwel slechts in fasen tot stand worden gebracht en na het verrichten van een zorgvuldige analyse.
- (21)
Ter beoordeling van de behoefte aan toekomstige harmonisatie inzake de behandeling van vermogensbeheerders krachtens de sectorale voorschriften, en ter voorbereiding daarvan, dient de Commissie verslag uit te brengen over de praktijken van de lidstaten op dit gebied,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 227.
PB C 36 van 8.2.2002, blz. 1.
PB C 271 van 26.9.2001, blz. 10.
Advies van het Europees Parlement van 14 maart 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 september 2002 (PB C 253 E van 22.10.2002, blz. 1) en het besluit van het Europees Parlement van 20 november 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17).
PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 11).
PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).
PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG.
PB L 141 van 11.6.1993, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 29).
PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG.
PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1.
PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).