Hof Den Haag, 11-12-2019, nr. 200.262.641/01
ECLI:NL:GHDHA:2019:3294, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
11-12-2019
- Zaaknummer
200.262.641/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:3294, Uitspraak, Hof Den Haag, 11‑12‑2019; (Hoger beroep, Beschikking)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:646, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
Module Burgerlijke stand en landeninformatie 2020/5508
Uitspraak 11‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Is het in Iran tussen partijen gesloten huwelijk aldaar ontbonden voordat partijen zich in Nederland hebben gevestigd? Het hof bekrachtigd de beschikking van de rechtbank waarbij de echtscheiding is uitgesproken. Is de man de bruidsgave nog verschuldigd?
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
zaaknummer : 200.262.641/01
zaaknummers rechtbank : C/09/538501 (scheiding); C/09/572059 (verdeling)
rekestnummers rechtbank : FA RK 17-6556 (scheiding); FA RK 19-2934 (verdeling)
beschikking van de meervoudige kamer van 11 december 2019 (bij vervroeging)
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.W. Bos-Hagens te Noordwijkerhout,
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R. Shahbazi te Den Haag.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar beschikking van 16 april 2019 van de rechtbank Den Haag, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
De man is op 12 juli 2019 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 21 oktober 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Voorts zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man
- op 3 september 2019 een journaalbericht van diezelfde datum met als bijlage brief van 20 augustus 2019 met bijlagen;
- op 1 november 2019 een journaalbericht van 31 oktober 2019 met als bijlage een brief van 31 oktober 2019 met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 8 november 2019 een journaalbericht van 7 november 2019 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 november 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw [tolk] , tolk in het Farsi.
3. De feiten
3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover van belang in hoger beroep, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Tevens is bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 12.647,27 - zijnde de bruidsgave - dient te voldoen.
4.2
De man verzoekt het hof, bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verzoeken van de vrouw af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, met een veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
5. De motivering van de beslissing
De echtscheiding
5.1
De man stelt dat geen sprake kan zijn van een echtscheiding. Hij licht toe dat partijen in 1981 te Teheran, Iran, zijn gehuwd en reeds enkele jaren daarna zijn gescheiden, derhalve ruim dertig jaar geleden. Het is volgens de man in Iran niet toegestaan met meer dan één vrouw gehuwd te zijn indien je bij de gemeente trouwt in plaats van bij een geestelijke. In 1990 is hij in Teheran gehuwd met [A] , van wie hij op [in 1] 1996 in Teheran is gescheiden. Daarna is de man [in 2] 2013 in Nederland gehuwd met [naam] . De man bezit de echtscheidingspapieren inzake de scheiding van de vrouw niet meer, omdat hij de betreffende originele stukken enkele jaren geleden heeft afgegeven aan mr. Mohasselzadeh, advocaat te Den Haag en destijds de advocaat van de vrouw. Hij licht toe dat de vrouw deze papieren nodig had om een verblijfsvergunning bij de IND aan te vragen. De man heeft vervolgens de kopieën van de echtscheidingspapieren vernietigd omdat hij dacht ze niet meer nodig te zullen hebben. De man kan ook geen navraag doen bij de betreffende notaris in Iran omdat deze persoon overleden is. Het notariskantoor is overgenomen dan wel gesloten. De man stelt verder dat de vrouw een verklaring heeft gekocht van iemand uit Iran waaruit ten onrechte zou blijken dat partijen nog gehuwd zijn. De man legt een verklaring over van [C] en [D] , waarin zij verklaren dat zij aanwezig waren bij de echtscheiding van partijen in Iran.
5.2
De vrouw betwist dat partijen voorafgaand aan haar verzoek in eerste aanleg reeds gescheiden waren. Zij betwist ook dat het in Iran niet is toegestaan om met meer dan één vrouw te zijn gehuwd. Een man kan volgens de vrouw ingevolge het Iraans Burgerlijk Wetboek met vier vrouwen tegelijk zijn gehuwd. Dat de man na het sluiten van het huwelijk met de vrouw met andere vrouwen is gehuwd toont daarom geenszins aan dat hij reeds was gescheiden van de vrouw. Volgens de vrouw beschikt de man niet over scheidingspapieren omdat partijen nog niet officieel van elkaar zijn gescheiden. De vrouw stelt verder dat een scheiding in Iran in geboorteakten wordt verwerkt en dat de door haar overgelegde geboorteakte niet een dergelijke vermelding bevat. De vrouw betwist dat zij een gekochte verklaring in het geding heeft gebracht. Zij betwist ook de juistheid van de door de man in het geding gebrachte verklaringen. De sluiting dan wel overname van het notariskantoor in Iran is volgens de vrouw niet relevant, omdat echtscheidingen in de registers in Iran worden verwerkt. Tot het moment van de bestreden beschikking was geen echtscheiding geregistreerd bij het betreffende huwelijkskantoor. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt een deskundigenbericht van een 'officiële deskundige van justitie' in het geding gebracht, waarin het huwelijkskantoor bevestigt dat geen echtscheiding tussen partijen is geregistreerd.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt ze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden. De rechtbank heeft overwogen dat de man geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om zijn stelling dat partijen al zijn gescheiden, nader te onderbouwen. Ook in hoger beroep heeft de man geen enkel stuk overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling. Dit had in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw wel op zijn weg gelegen.
De bruidsgave
5.4
De man stelt dat hij geen bruidsgave aan de vrouw is verschuldigd. Ter onderbouwing legt de man twee verklaringen over. [C] en [D] verklaren dat zij wetenschap hebben van het feit dat de man 100.000 Toeman als bruidsgave heeft betaald aan de vrouw. De zoon van partijen, [E] , verklaart dat hij erbij was toen de man de bruidsgave meegaf aan de vrouw.
5.5
De vrouw betwist dat de man geen bruidsgave is verschuldigd. Zij licht toe dat partijen in de huwelijksakte de betaling van de bruidsgave zijn overeengekomen. De bruidsgave heeft naar Iraans recht een eigen karakter (sui generis) en dit is niet in geschil. De man heeft ook niet betwist dat op grond van artikel 1082 Civiel recht juncto artikel 1 en 2 van de Uitvoeringsverordening een inflatiecorrectie op de bruidsgave van toepassing is. De vrouw betwist ook de juistheid van de door de man overgelegde verklaringen. Ten aanzien van de zoon van partijen licht zij toe dat zij met deze zoon al jaren niet op goede voet leeft.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt ze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot een andere beslissing leiden. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de bruidsgave op elk moment opeisbaar is en dat de vrouw tot het moment van haar verzoek tot echtscheiding de bruidsgave niet heeft opgeëist. Voorts is niet komen vast te staan dat de man de bruidsgave al betaald heeft. Ten aanzien van het bewijsaanbod biedt de man slechts aan om zijn zoon te laten getuigen en de vrouw betwist dat betekenis moet worden gehecht aan deze verklaring omdat zij reeds jaren met de zoon niet op goede voet leeft. Bij deze stand van zaken kan de getuigenis van de zoon naar het oordeel van het hof niet leiden tot een andere beslissing. De door de man overgelegde verklaring van [C] en [D] levert tot slot geen aanknopingspunten op voor het antwoord op de vraag of de man de bruidsgave reeds heeft betaald aan de vrouw. Het hof overweegt hiertoe dat de verklaringen slechts vermelden dat de bewuste personen wetenschap zouden hebben van de betaling van de bruidsgave, maar hoe zij die wetenschap hebben verkregen wordt geenszins toegelicht.
De proceskosten
5.7
De man stelt dat de vrouw veroordeeld dient te worden in de proceskosten, nu zij door middel van leugens en bedrog de rechtbank heeft bewogen tot een uitspraak die niet verenigbaar is met de waarheid.
5.8
De vrouw betwist dat zij door middel van leugens en bedrog de rechtbank heeft bewogen tot een uitspraak.
5.9
Het hof overweegt als volgt. Zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, A.A.F. Donders en A.J. van Montfoort, bijgestaan door mr. H.B. Brandwijk als griffier, en is op 11 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.