NJ 1932, p. 1171
Verhouding van art. 15 lid 1 Wegenbelastingwet en art. 184 Sr. met betrekking tot art 55 Sr.
HR 22-02-1932, ECLI:NL:HR:1932:16, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 februari 1932
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, de Menthon Bake en Fick
- Zaaknummer
[22021932/NJ_1932,_p._1171]
- Conclusie
Mr. Wijnveldt
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128436:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1932:16, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑02‑1932
- Wetingang
(Sr art. 55.)
Essentie
Verhouding van art. 15 lid 1 Wegenbelastingwet en art. 184 Sr. met betrekking tot art 55 Sr.
Samenvatting
[Aan een automobielbestuurder was te laste gelegd: het niet voldaan hebben aan de door een Rijksveldwachter en twee assistenten der Directe Belastingen gedane vordering — bestaande in het door den in uniform gekleeden Rijksveldwachter opsteken van zijn rechterhand — tot het doen stilhouden van zijn motorrijtuig. De Rijksadvocaat, die deze vervolging instelde, werd door den Politierechter niet-ontvankelijk verklaard op grond dat ter terechtzitting is gebleken, dat de verdachte zich tevens had schuldig gemaakt aan de overtreding van art. 184 Sr. en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.