Prg. 2016/214
Legt kantonrechter terecht prejudiciële vragen voor aan de Hoge Raad over buitengerechtelijke incassokosten en veertiendagenbrief, als antwoorden reeds kunnen worden afgeleid uit jurisprudentie en wetsgeschiedenis?
Rb. Midden-Nederland 01-06-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:3054, m.nt. mr. P.J.M. Ros en D.L.P.J. Ros
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
1 juni 2016
- Magistraten
Mr. E. Bongers
- Zaaknummer
3961315 / MC EXPL 15-2675
- Noot
mr. P.J.M. Ros en D.L.P.J. Ros
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924240:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBMNE:2016:3054, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 01‑06‑2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:1575, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 23‑03‑2016
- Wetingang
Essentie
Verbintenissenrecht. Moeten buitengerechtelijke kosten opnieuw worden berekend indien consument-schuldenaar binnen termijn veertiendagenbrief slechts gedeelte vordering voldoet?
Onduidelijk. Kantonrechter legt zeven prejudiciële vragen voor aan Hoge Raad.
Samenvatting
Fa-med BV vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 110,81 aan onbetaald gelaten buitengerechtelijke incassokosten. Volgens Fa-med zijn de kosten verschuldigd, omdat gedaagde niet heeft betaald binnen de termijn in de veertiendagenbrief ex art. 6:96 lid 6 BW.
De kantonrechter overweegt dat omtrent de veertiendagenbrief onduidelijkheden zijn ontstaan doordat gebruikers ervan veelal geen aansluiting hebben gezocht bij de wettelijke tekst en niet zelden verkeerde aanvangs- en eindtermijnen in hun veertiendagenbrieven ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.