Einde inhoudsopgave
Besluit politiegegevens
Artikel 5:1 Doorgiften aan derde landen (artikel 17a)
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2021
- Bronpublicatie:
14-09-2021, Stb. 2021, 446 (uitgifte: 30-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-09-2021, Stb. 2021, 446 (uitgifte: 30-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Algemeen
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Informatierecht / ICT
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Aan de bevoegde autoriteiten in een derde land of aan internationale organisaties kunnen politiegegevens worden doorgegeven onder de algemene voorwaarde dat deze slechts kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn doorgegeven. In bijzondere gevallen kunnen de doorgegeven gegevens verder worden verwerkt ten behoeve van de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid. Op verzoek van de ontvangende persoon of instantie kan de verwerkingsverantwoordelijke instemmen met de verdere verwerking van doorgegeven gegevens voor een ander doel voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in dat land.
2.
De doorgifte van politiegegevens, die worden verwerkt in verband met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de handhaving van de openbare orde, vindt plaats door tussenkomst van een landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012. De doorgifte kan zonder tussenkomst van deze landelijke eenheid plaatsvinden overeenkomstig afspraken met politieautoriteiten in het derde land of met de betrokken internationale organisatie, voor zover deze afspraken zijn goedgekeurd door Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
3.
Politiegegevens die betrekking hebben op de in artikel 5 van de wet genoemde kenmerken worden slechts doorgegeven indien dit met het oog op een juiste beantwoording van een door een buitenlandse politieautoriteit gestelde vraag onvermijdelijk is.
4.
Politiegegevens die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet worden niet doorgegeven. Doorgifte van gegevens die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a of onderdeel c, van de wet vindt slechts plaats na instemming van de betrokken officier van justitie, respectievelijk de betrokken burgemeester.
5.
De gegevens worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze door de ontvangende autoriteit worden vernietigd zodra de doeleinden zijn verwezenlijkt. Indien dit uit de wet voortvloeit, kunnen bij de verstrekking termijnen worden gesteld, na afloop waarvan de verstrekte gegevens door de ontvangende autoriteit moeten worden vernietigd, behoudens wanneer verdere verwerking noodzakelijk is voor een lopend onderzoek, de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.
6.
Politiegegevens die worden verwerkt door de Financiële inlichtingen eenheid kunnen worden doorgegeven aan van overheidswege aangewezen administratieve of politiële meldpunten in derde landen die een vergelijkbare taak hebben als het meldpunt. Het bepaalde in het tweede lid vindt geen toepassing.
7.
Als blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt deelt de verstrekkende autoriteit dit onverwijld mee aan de personen of instanties van de lidstaat aan wie de gegevens zijn verstrekt, met het verzoek de gegevens onmiddellijk te corrigeren, te wissen of af te schermen.