Rb. Oost-Brabant, 08-07-2015, nr. 01/865135-14, nr. 99/000148-28
ECLI:NL:RBOBR:2015:3884, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
08-07-2015
- Zaaknummer
01/865135-14
99/000148-28
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:3884, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 08‑07‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:2064, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 08‑07‑2015
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte voor poging tot doodslag meermalen gepleegd tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten raad. De rechtbank legt verdachte de verplichting op tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelden. De rechtbank gelast tevens de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/865135-14V.I. zaaknummer: 99/000148-28
Datum uitspraak: 08 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 februari 2015, 15 april 2015 en 24 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 januari 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 24 juni 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Helmond,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s)
(op betrekkelijk korte afstand)
- op en/of in de richting van die (zich in en/of in de directe nabijheid van
een auto bevindende) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft
afgevuurd/geschoten en/of
- op en/of in de richting van een auto heeft afgevuurd/geschoten, terwijl die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich in en/of in de directe
nabijheid van die auto bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Helmond,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (aan) [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s)
op betrekkelijk korte afstand)
- op en/of in de richting van die (zich in en/of in de directe nabijheid van
een auto bevindende) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft
afgevuurd/geschoten en/of
- op en/of in de richting van een auto heeft afgevuurd/geschoten, terwijl die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich in en/of in de directe
nabijheid van die auto bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De zaak met v.i. zaaknummer 99/000148-28 is aangebracht bij vordering van 10 november 2014. Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Deze voorwaardelijke invrijheidstelling hield in dat de veroordeelde 730 dagen voor het einde van de gevangenisstraf van 6 jaar, opgelegd bij arrest van de meervoudige kamer van het hof te ‘s-Hertogenbosch van 17 september 2010, in vrijheid werd gesteld.
De veroordeelde is op 1 september 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Bronnen:
I. Een einddossier van politie eenheid Oost-Brabant met registratienummer BHV
2014158171, opgemaakt en ondertekend d.d. 18 december 2014, aantal
doorgenummerde pagina’s 148.
II. Proces-verbaal forensisch technische ondersteuning met registratienummer BHV
2014158171, opgemaakt en ondertekend d.d. 25 februari 2015, aantal doorgenummerde pagina’s 10.
III. Foto map, bijlage 1, forensisch technische ondersteuning met BHV
2014158171.
IV. Foto map, bijlage 2, forensisch technische ondersteuning met BHV
2014158171.
V. De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zoals blijkt uit het proces-
verbaal ter terechtzitting d.d. 24 juni 2015.
V. Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 24 juni 2015, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ik heb op 3 november 2014 te Helmond meerdere keren geschoten in de richting van een auto. Ik stond op zo’n 20 à 25 meter van die auto verwijderd. Eén van de personen stond aan de achterkant van de auto. Ik heb meteen geschoten.
I. proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 3 november 2014, p. 30 – 32.
(..) Ik wil aangifte doen van poging moord c.q. poging doodslag gepleegd op 3 november 2014 te Helmond. (..) Ik ben vandaag omstreeks 12:00 uur naar Helmond gegaan. Ik was samen met drie vrienden, [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] naar Helmond gegaan. (..) Omstreeks 14:00 uur kwamen wij aan bij de woning van [getuige 1]. Wij kwamen de straat inrijden en ik zag dat [slachtoffer 2] de auto parkeerde. Ik zat achter in de auto. Ik zat achter de bestuurder. (..) Ik zag vanuit mijn ooghoeken [verdachte] staan. Ik zag links van mij [verdachte] staan. (..) Ik zat (..) in de auto. (..) Nadat ik [verdachte] zag staan, keken [verdachte] en ik elkaar aan en ik zag dat [verdachte] een vuurwapen pakte. Ik zag dat hij dit vuurwapen uit zijn jas pakte. Ik riep tegen mijn vrienden, bukken, bukken. Ik hoorde toen zes of zeven schoten. Ik zag dat deze schoten op mij waren gericht. Ik zag dat het raam van het voertuig, waar ik zat, werd geraakt. (..)
I. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 3 november 2014 p. 38.
Ik wil aangifte doen van poging moord c.q. poging doodslag gepleegd op 3 november 2014 te Helmond.(..) We zijn vanochtend met zijn vieren in de auto van [slachtoffer 2] naar Helmond gegaan. (..) [slachtoffer 2] parkeerde zijn auto en ik stapte vervolgens uit om mijn rug te strekken. (..) Toen ik uit de auto stapte, zag ik een jonge man staan met donkere haren. Ik hoorde dat de jongen zei: “Kom dan” of woorden van gelijke strekking. (..) De jongen stond aan de linkerzijde van de auto. Ik stond op dat moment aan de rechterzijde van de auto. Ineens hoorde ik vuurschoten. Ik hoorde volgens mij iets van zes schoten. Vervolgens ben ik achter de rechtervelg gaan liggen van het voorwiel. Ik zag tijdens de vuurschoten dat [slachtoffer 1] uit het rechterachterportier van de auto kwam gekropen. (..)
I. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 3 november 2014 p. 40 - 41
Ik wil aangifte doen van poging moord c.q. poging doodslag gepleegd op 3 november 2014 te Helmond. (..) We zijn richting Helmond gereden. Ik zat rechts voorin de auto. [slachtoffer 2] reed. [slachtoffer 1] zat achter [slachtoffer 2] en de jongen die bij [slachtoffer 1] was, zat achter mij. We reden in een VW. (..) We stonden geparkeerd in een pleintje met parkeervakken. (..) Op het moment dat ik mijn sigaretje uit het raam gooide, stond er ineens een man bij de auto. (..) Hij stond schuin voor de auto, aan de kant van de bestuurder. Hij stond op de stoep in de buurt van een steegje daar. Ik hoorde [slachtoffer 1] in de auto zeggen: “Dat is hem”. (..) Ineens zag en hoorde ik dat de man schoot. (..) Ik zag dat hij een zwart pistool in zijn handen had. Ik zag dat hij zijn wapen op onze auto richtte. (..) Op het moment dat die man schoot, toen ik een knal hoorde, ben ik gelijk met mijn gezicht onder het dashboard geschoten en heb ik mijn gezicht naar de andere kant weggedraaid. (..) Ik zag hem gewoon zijn pistool richten en ik zag hem op onze auto schieten. (..) Nadat er geschoten was en ik uit de auto was, zag ik dat er vooral geschoten was op de plaats waar [slachtoffer 1] zat. Ik zag dat er drie gaten in de auto zaten. 1 gat zat in het raam, 1 gat een beetje in het midden van de achterdeur van de auto en 1 ook in de achterdeur maar dan wat meer richting de bestuurder.
I. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 3 november 2014 p. 44
Ik wil aangifte doen van poging moord c.q. poging doodslag gepleegd op 3 november 2014 te Helmond.(..) Ik ben vandaag met mijn personenauto een VW Variant, kleur zilvergrijs, [kenteken 1] naar Helmond gereden. Ik reed als bestuurder, [slachtoffer 1] zat als passagier achter mij. Mijn vriendin [slachtoffer 3], zat naast mij op de passagiersstoel, daarachter zat een jongen genaamd [slachtoffer 4]. (..) We zijn [adres 2] ingereden. (..) Ik ben dat parkeervak ingereden. Ik wilde mijn gordel losmaken, toen ik links naast mij een jongeman zag staan. (..) Ik zat (..) in de auto. Ik had mijn portierraam open. Op het moment dat [slachtoffer 1] zijn portier opende en uit wilde stappen zei de ex van [getuige 1]: “Kom dan”. Direct hierop zag ik dat die jongeman in zijn rechterhand een vuistvuurwapen had. Hij hield dit wapen vast met gestrekte arm. Het was een donker, redelijk [slachtoffer 2] wapen. (..) Hij richtte het wapen in de richting van onze auto. (..) Ik hoorde en zag dat die jongeman gericht ons schoot. (..) Ik ben via mijn portier uitgestapt en ben voor de auto langs naar de rechterzijde van de auto gelopen. (..) Ik ben aan de rechterzijde naar mijn vriendin gegaan. Mijn vriendin had inmiddels wel haar portier geopend. Ik heb de veiligheidsriem bij mijn vriendin losgemaakt. Hierbij heb ik met mijn rechterhand de gordel losgemaakt waarna ik haar met mijn rechterhand naar beneden heb gehouden en haar onder de oksel ondersteunend naar buiten geleid. Ondertussen zag ik dat [slachtoffer 1] ook weggedoken was en dat hij naar rechts wegkroop uit de auto. Bij het eerste schot had hij zijn portier al dichtgetrokken.
I. Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 3 november 2014 p. 28 - 29
Op 3 november 2014 omstreeks 14:15 uur bevond ik mij in uniform met een opvallend dienstvoertuig op [adres 2] te Helmond teneinde een bezoek te brengen aan de bewoonster van [adres 2] te Helmond, te weten [getuige 1]. (..) Op mijn aanbellen zag ik dat een manspersoon een gedeelte van het gordijn van de woonkamer optilde. Ik herkende deze man direct als de mij ambtshalve bekende [verdachte]. Ik hoorde [verdachte] luid roepen: “Kut politie. Niet open doen”. Direct hierna werd het gordijn gesloten. (..) Toen ik kenbaar maakte dat ik kwam om een winkelverbod aan haar uit te reiken werd de voordeur door haar geopend. Door de geopende voordeur zag ik dat de achterdeur openstond. (..) Ik zag plotseling een hoop angst in het gezicht van [getuige 1]. Ik keek vervolgens in dezelfde richting en zag op de hoek [adres 2] [adres 3] een tweetal mannen vanaf een grijze personenauto onze kant op komen lopen. Ik zag een jongen met een grijze jas en wit petje en een jongen met een zwart jack en een petje onze richting oplopen. Ik hoorde [getuige 1] roepen: “Kut, kut, kut vuurwapens”. Het is mijn ex uit Den Haag. Blijf alstublieft staan. Ik moet [verdachte] bellen. Ik zag vervolgens dat de twee mannen plotseling weer omdraaiden en weer terug naar hun auto liepen om hierna weer in te stappen. Inmiddels had [getuige 1] [verdachte] met haar gsm gebeld. Ik hoorde haar vervolgens zeggen: “[verdachte] ze zijn er. Ik heb hem gezien. Ze staan in [adres 2] en zitten in een grijze auto vermoedelijk een Golf. Ben voorzichtig”. Hierna werd de verbinding door [getuige 1] verbroken. Ik vroeg vervolgens aan [getuige 1] wat er nu precies aan de hand was zeker met haar uitlating over vuurwapens. Ik zag aan [getuige 1] dat zij helemaal in paniek was. Ik hoorde [getuige 1] zeggen: “Ik wil er niet te veel over vertellen. Heb problemen met mijn ex. Ik word bedreigd”. Kort hierna hoorde ik een vijftal schoten afkomstig uit de richting van het [adres 3]. Toen ik in de richting van de eerder genoemde grijze auto keek, zag ik een viertal personen uit de auto vluchten en dekking zoeken achter hun auto. (..) Toen ik in de buurt van de grijze personenauto was, zag ik drie jongens en een meisje. Twee van de inzittenden betroffen de eerder genoemde jongens die richting de woning van [getuige 1] kwamen gelopen. (..) Ik zag in de linker achterportier van de grijze personenauto een tweetal kogelinslagen. (..) Kort hierop werd ik aangesproken door de bewoner van [adres 4]. Deze vertelde dat hij de schutter voorbij had zien rennen en deze herkende als de eerder genoemde [verdachte].
II, III, IV. Proces-verbaal forensisch technische ondersteuning met bijlagen d.d. 25 februari 2015 p. 2 – 4.
(..) SPOREN ONDERZOEK EN ONDERZOEK TER PLAATSE:
Wij, verbalisanten, zagen dat tussen eerder genoemde flauwe bocht naar links in [adres 2] en de aftakking naar rechts drie personenauto’s stonden geparkeerd. (..)
(foto 12 en 13)
De derde (geparkeerde) personenauto betrof het voertuig waarin de slachtoffers hadden gezeten en waarop door de dader zou zijn geschoten. Wij zagen dat deze personenauto een grijze Volkswagen Golf variant betrof voorzien van het [kenteken 1]. Hierbij zagen wij dat van deze personenauto het rechter achter- en rechter voorportierportier open stond en dat het raam van het rechterachterportier een klein stukje open stond.
Verder zagen wij dat de overige portieren dicht waren en dat het raam van het linker achterportier bijna geheel openstond. (foto 11, 12 en 14 t/m 17)
In het linker achterportier zagen wij dat er twee inschotbeschadigingen aanwezig waren. Wij zagen namelijk dat het metaal van dat portier rondom de inschotbeschadigingen naar binnen was gedrukt en dat deze beschadigingen ovaal/rond van vorm waren. Staand voor de linkerzijde van deze personenauto zagen wij dat deze inschotbeschadigingen zich aan de linkerzijde van dat portier bevonden, aan de scharnierzijde. Na meting bleek ons dat de meest rechter inschotbeschadiging op een hoogte zat van ongeveer 63 centimeter en de linker inschotbeschadiging op een hoogte van ongeveer 83 centimeter, gemeten vanaf de grond. (foto 18 t/m 20)
Aan de binnenzijde van betreffend portier werden door ons geen uitschot beschadigingen aangetroffen. Gelet op het niet aanwezig zijn van uitschotbeschadigingen in dat portier was het zeer aannemelijk dat de projectielen, die deze inschotbeschadigingen hadden veroorzaakt, nog in dat portier aanwezig waren. (foto 21)
Vervolgens zagen wij dat in de ruit van het linkerachterportier rechtsboven aan de rand een doorschotbeschadiging aanwezig was. Op dat moment was het bij ons niet bekend of betreffende ruit op het moment van het schietincident ook in de door ons aangetroffen stand had gestaan. Hierdoor was het voor ons niet mogelijk om deze doorschotbeschadiging in verband te brengen met een andere schietbeschadiging. (foto 22)
Aan de binnenzijde van de C—stijl (rechter zijde) van deze personenauto zagen wij dat er een beschadiging aanwezig was van mogelijk een projectiel. Hierbij zagen wij dat deze beschadiging er zodanig uit zag dat het er op leek of dat projectiel langs deze C—stijl was afgeschaafd en dat het zeer waarschijnlijk een schampschot betrof. Gelet op het gegeven dat ons niet duidelijk was in welke stand de ruit van het linkerachterportier had gestaan, op het moment van het schietincident, kon door ons niet worden bepaald of het projectiel dat de doorschot in deze ruit had veroorzaakt hetzelfde projectiel was geweest dat de beschadiging in de rechter C—stijl had veroorzaak dan wel de schietbeschadiging in de achterruit van de personenauto voorzien van het [kenteken 2]. (foto 23 en 24) (..)
Op het gedeelte van [adres 2] dat was afgesloten voor voertuigen werden door ons op een afstand van ongeveer 21 meter tot 32 meter van de Volkswagen Golf variant, zijnde de personenauto van de slachtoffers, zes patroonhulzen aangetroffen. Gezien vanaf [adres 3] en kijkend naar de Volkswagen Golf variant voorzien van het [kenteken 1], werden deze drie patroonhulzen door [naam] aangetroffen in het verlengde van de linkerzijde van deze personenauto. De andere drie hulzen werden door ons ongeveer drie meter verder naar rechts aangetroffen. De aangetroffen patroonhulzen werden door ons achtereenvolgens gewaarmerkt met markeringsnummer 1 t/m 6. (situatietekening en foto 27 t/m 29) (..)
Uit de bewijsmiddelen, komt het volgende naar voren. Op 3 november 2014 omstreeks 14:15 uur heeft verdachte de woning van zijn vriendin [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1]) verlaten, terwijl hij een vuurwapen uit die woning meenam. Vervolgens werd verdachte gebeld door [getuige 1] dat ‘ze’ er waren en dat ‘ze’ zich bevonden in [adres 2] in een grijze auto. Vervolgens ging verdachte naar [adres 2] en heeft aldaar zes keer op de grijze auto geschoten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft – op gronden als vervat in het op schrift gesteld requisitoir – gevorderd dat bewezen zal worden verklaard dat verdachte gepoogd heeft om [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven. Drie van de aangevers bevonden zich in de auto ten tijde van het schieten en één aangever stond achter bij de auto. De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor de aanwezigheid van voorbedachte raad.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde poging tot moord en doodslag en eveneens van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De verdediging heeft daartoe – onder meer - aangevoerd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is dat de slachtoffers zich ten tijde van het schieten in de auto bevonden. De verklaringen van aangevers zijn onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Zij zijn op elkaar afgestemd, daar was voldoende gelegenheid voor. Voorts zijn hun verklaringen strijdig met de verklaring van de wijkagent, die heeft verklaard dat twee personen uit de auto waren gestapt en in zijn richting liepen. De verdediging wijst op de verklaring van een onafhankelijke getuige, genaamd [getuige 2], inhoudende dat de aangevers zich allen buiten de auto bevonden toen er op de auto werd geschoten. Verdachte heeft gericht op de auto geschoten en daarbij bestond geen aanmerkelijke kans dat personen zouden worden geraakt. Indien de rechtbank de verdediging in dit standpunt niet volgt voert de verdediging aan dat van voorbedachte raad geen sprake is geweest, nu verdachte pas door het paniektelefoontje van [getuige 1] wist dat de aangevers ter plaatste waren.
Bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers
Drie van de aangevers, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat zij in de auto zaten op het moment van schieten. Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij net rechtsachter was uitgestapt toen het schieten begon en toen achter de rechtervelg is gaan liggen en dat [slachtoffer 1] uit het rechter achterportier kwam gekropen. De verklaringen van aangevers zijn over het ontvluchten van de auto gedetailleerd, komen onderling overeen en passen voorts op dat punt geheel in de verklaring van de wijkagent. Deze heeft immers verklaard dat hij schoten hoorde en personen uit de auto zag vluchten en dekking zag zoeken achter de auto. Voorts komen de verklaringen van aangevers overeen met de omstandigheid dat de politie het rechter voorportier en het rechter achterportier open aantrof en dat in het linker achterportier geschoten was, terwijl [slachtoffer 1], met wie verdachte ruzie had, juist op die plek (links achter de bestuurder) had gezeten. De rechtbank acht de verklaringen van aangevers op het punt van waar zij zich bevonden op het moment van schieten betrouwbaar en geloofwaardig. Dat zij kennelijk niet de waarheid hebben verklaard over het op een eerder moment verlaten hebben van de auto (door twee van hen), leidt niet tot een ander oordeel. Ook de verklaring van [getuige 2], die in tegenstelling tot aangevers en de wijkagent heeft verklaard dat aangevers op het moment van schieten allen buiten de auto waren, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring van de wijkagent, tot wiens professie het hoort om feiten waar te nemen en te reproduceren, dan aan de verklaring van deze laatste getuige.
Voorbedachten raad?
De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat het handelen van verdachte voortkomt uit een vooropgezet en overdacht plan. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de omstandigheid dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte, voordat hij de woning van zijn vriendin verliet, het vuurwapen heeft meegenomen met de bedoeling om [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] buiten op straat van het leven te beroven. Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen meenam omdat hij bang was dat de verbalisant, die aan de deur stond, de woning wilde doorzoeken en het vuurwapen zou vinden. Deze verklaring is niet onaannemelijk. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij een rondje door de wijk heeft gelopen. Na uiteindelijk weer bijna bij de woning te zijn teruggekeerd werd hij door zijn vriendin gebeld met de mededeling dat ‘ze er waren’ en terwijl hij dit telefonisch bericht hoorde werd hij geconfronteerd met de auto met aangevers daarin, waarna hij uit angst schoot. Deze verklaring is niet in strijd met enig bewijsmiddel en is voorts niet onaannemelijk. Aldus ontbreekt het bewijs dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op een te nemen of genomen besluit om te doden. De omstandigheid dat verdachte in de Whattsappberichten die hij en [slachtoffer 1] de dag ervoor hebben gewisseld, ondubbelzinnig heeft gezegd dat hij zal gaan schieten als [slachtoffer 1] komt, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, in deze gesprekken suggereert ook [slachtoffer 1] dat hij gaat schieten en de rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte tijdens dat gesprek een verdere bedoeling heeft gehad dan imponeren en bedreigen. Er blijkt niet van een genomen besluit om te doden.
Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dodelijk letsel
Verdachte heeft vanaf een afstand van ongeveer 20 tot 25 meter zes keer met een vuurwapen in de richting van een auto geschoten. In het linkerachterportier van de auto zaten twee inschotbeschadigingen en in de ruit van het linkerachterportier zat een doorschotbeschadiging. Daaruit valt af te leiden dat tenminste drie van de door verdachte afgevuurde patronen de auto hebben geraakt. Op het moment dat verdachte schoot zaten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de auto en stond [slachtoffer 4] aan de rechterzijde van de auto. Het schieten op een auto terwijl daar personen in zitten of vlakbij staan, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het doden van die personen dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te doden.
Conclusie.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten raad. De rechtbank zal verdachte van dat strafverzwarend element vrijspreken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 03 november 2014 te Helmond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meerdere kogels op een auto heeft afgevuurd, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich in die auto bevonden en [slachtoffer 4] zich in de directe
nabijheid van die auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is te bewijzen. Zij eist gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts verzoekt de officier van justitie om toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, dient te worden gezocht naar een combinatie van straf / behandeling die recht doen aan het feit, het toekomstperspectief van verdachte en de veiligheid van de maatschappij.
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, voert de verdediging aan dat de maatschappij er bij gebaat is dat, indien verdachte vrijkomt, hij nog een stok achter de deur heeft. Derhalve verzoekt de verdediging de rechtbank om de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 3 november 2014 omstreeks 14:15 uur midden op de straat in een woonwijk te Helmond meerdere malen met een vuurwapen op een auto geschoten, terwijl zich in die auto drie personen bevonden en een vierde persoon dichtbij de auto stond. In het linker achterportier waren twee inschotbeschadigingen aanwezig, alsmede een doorschotbeschadiging rechts bovenin de ruit van het linker achterportier. Voorts werd een van de kogels in een deurpost van een woning aangetroffen. De schootsbaan van die kogel liep over de speeltoestellen van ter plaatse aanwezige speeltuin. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de schoten heeft afgevuurd ondanks dat hij bij de slachtoffers geen wapens had gezien. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van hun belangen. Bovendien laat het zeer gewelddadige karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij / slachtofferverklaring(en) blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Het gedrag van de verdachte veroorzaakt tevens gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, temeer nu de schietpartij heeft plaatsgevonden in een woonwijk, op klaarlichte dag en in de nabijheid van een kinderspeeltuin. Van enig inzicht dan wel spijt ten aanzien van zijn handelen jegens de slachtoffers is de rechtbank niets gebleken. Uit hetgeen is gebeurd op 3 november 2014 blijkt eens te meer dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen het risico verhoogt op een levensbedreigend geweldsdelict.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 juni 2015, eerder onherroepelijk tot een gevangenisstraf van zes jaar is veroordeeld voor het plegen van een poging tot moord. Blijkens de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke veroordeling liep verdachte in een v.i. periode van 730 dagen met ingang van 1 september 2013. Vorenstaande heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat blijkens de Pro Justitia rapportages van drs. [psycholoog] klinisch psycholoog/psychotherapeut, d.d. 23 januari 2015 en [psychiater] psychiater, d.d. 15 januari 2015 verdachte ten tijde van het delict op basis van zijn verslavingsproblematiek verminderd toerekeningsvatbaar was.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,-- ter zake de geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij ter zake de geleden immateriële schade (onvoldoende onderbouwd).
Beoordeling. De rechtbank wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] af wegens grote mate van medeschuld. De rechtbank baseert die mate van medeschuld op de zich in het dossier bevindende WhatsApp berichten welke die [slachtoffer 1] op zondag 2 november 2014, voorafgaand aan het schietincident, aan verdachte heeft verstuurd en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] verdachte vervolgens met medeneming van andere personen – zoals hij had aangekondigd in die Whatsapp berichten – heeft opgezocht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad € 1.000,-- ter zake de geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij ter zake de geleden immateriële schade.
Beoordeling. De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht derhalve de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,-- ter zake de geleden immateriële schade, alsmede € 3.393,44 ter zake de schade aan de auto, vermeerderd met de wettelijke rente met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Niet-ontvankelijkverklaring ter zake het overige deel van de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij ter zake de geleden immateriële schade en afwijzing van de post ter zake de materiële schade. Ter onderbouwing van de schade aan de auto is een pro-formafactuur overgelegd; dat is onvoldoende.
Beoordeling. De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding begroot op
€ 1.500,-- en de materiële schadevergoeding begroot op € 3.393,44. De rechtbank wijst de vordering ter zake voornoemde materiële schade toe omdat de vordering hieromtrent niet gemotiveerd is betwist. De immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2015 (zijnde de dag van indienen van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ter zake de overige immateriële schade genoemd in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst het deel van de vordering dat betrekking heeft op de eigen bijdrage inzake inbeslagname af, omdat er geen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van verdachte en deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, ter zake de immateriële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot de dag der algehele voldoening en ter zake de materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2015 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,-- ter zake de geleden immateriële schade, alsmede € 143,-- ter zake de eigen bijdrage inzake inbeslagname vermeerderd met de wettelijke rente met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De vordering is ter zake de gevorderde materiële schade betrekking hebbende op het eigen risico zorgverzekering ad € 375,-- onvoldoende onderbouwd, mede gelet daarop niet-ontvankelijk verklaring ter zake het overige.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij ter zake de geleden immateriële schade en niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van dat deel van de vordering dat betrekking heeft op het eigen risico zorgverzekering omdat dit onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling. De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding begroot op
€ 1.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ter zake de overige immateriële schade genoemd in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Voorts zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ter zake het eigen risico genoemd in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat deze gelet op de betwisting onvoldoende is onderbouwd en een nadere onderbouwing leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst het deel van de vordering dat betrekking heeft op de eigen bijdrage inzake inbeslagname af, omdat er geen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van verdachte en deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling 99/000148-28.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 287.DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van primair:
gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van primair:
Afwijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte tot op heden begroot
op nihil.
Ten aanzien van primair:
maatregel van schadevergoeding van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Ten aanzien van primair:
maatregel van schadevergoeding van € 4.893,44 subsidiair 58 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 4.893,44 (zegge: vierduizend achthonderd drieënnegentig euro en vierenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 58 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding
(€ 1.500,00) en materiële schadevergoeding (€ 3.393,44). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag ter zake de immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Het totale bedrag ter zake de materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2015.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 4.893,44 (zegge: vierduizend achthonderd drieënnegentig euro en vierenveertig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding (€ 1.500,00 en materiële schadevergoeding € 3.393,44). Het totale bedrag ter zake de immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het totale bedrag ter zake de materiële schadevergoeding te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 17 juni 2015.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk is (onevenredige belasting van het strafgeding).
Wijst af de vordering ter zake het deel van de vordering dat betrekking heeft op eigen bijdrage inzake inbeslagname ad € 143,00.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Ten aanzien van primair:
maatregel van schadevergoeding van € 1.500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: een duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: een duizend vijfhonderd euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk is (onevenredige belasting van het strafgeding).
Wijst af de vordering ter zake het deel van de vordering dat betrekking heeft op eigen bijdrage inzake inbeslagname ad € 143,00.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het deel van de vordering dat betrekking heeft op het eigen risico zorgverzekering (€ 375,00) niet ontvankelijk is (onvoldoende onderbouwd).
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling:
Last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, opgelegd bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 17 september 2010, gewezen onder parketnummer 20/003910-09 te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. M. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 8 juli 2015.
Mr. M. Smit is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.