GHvJ, 19-04-2016, nr. AR 205/13 - ghis 74361 - H 219/15
ECLI:NL:OGHACMB:2016:51
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
19-04-2016
- Zaaknummer
AR 205/13 - ghis 74361 - H 219/15
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2016:51, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 19‑04‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Bijzondere rechtsgang. Schadevergoeding. Uitlevering.
Partij(en)
Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 205/13 - ghis 74361 - H 219/15
Uitspraak: 19 april 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant,
gemachtigde: mr. M.G.A. Baiz,
tegen
1.[geïntimeerde],
2.[geïntimeerde],
3.[geïntimeerde],
4.[geïntimeerde],
allen wonende in Colombia,
oorspronkelijk eisers,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.
De partijen worden hierna het Land en [geïntimeerden] genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij vonnis van 17 november 2015 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen. Het Land heeft een akte ingediend. [geïntimeerden] hebben een antwoordakte ingediend. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.2
De vordering van [geïntimeerden] betreft vergoeding van schade in de zin van art. 6:108 BW. Ook dat soort schade geldt als schade als bedoeld in
art. 178 Sv. De zinsnede "degene die schade heeft geleden" in laatstbedoelde wetsbepaling ziet dus ook op degenen die dat soort schade hebben geleden, zoals [geïntimeerden]
2.3
In de Memorie van Toelichting bij het Wetboek van Strafvordering is vermeld:
"De mogelijkheid tot schadevergoeding is niet tot de voorlopige hechtenis beperkt, maar heeft betrekking op alle strafvorderlijke dwangmiddelen.
Deze uitbreiding hant nauw samen met het bepaalde in art. 13 van het Europees Verdrag, waarin een ieder wiens rechten en vrijdheden zijn geschonden, het recht is toegekend op een effective remedy om tegen die schending op te komen."
De schoten die [opgeëiste persoon] hebben gedood, zijn afgevuurd in het kader van een poging hem (voorlopig) aan te houden ter uitvoering van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten van Amerika, kennelijk een uitleveringsverzoek. Hoewel voorlopige aanhouding en aanhouding ter fine van uitlevering niet zijn geregeld in het Wetboek van Strafvordering, maar in
art. 9 lid 1 onderscheidenlijk art. 12 lid 1 van het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zijn het wel strafvorderlijk dwangmiddelen in de zin van art. 178 Sv.
Het zijn dwangmiddelen, omdat zij de opgeëiste persoon dwingen beschikbaar te zijn voor uitlevering. De dwangmiddelen zijn (in overwegende mate) strafvorderlijk van aard, omdat de beoogde uitlevering ertoe dient dat de opgeëiste persoon in het buitenland strafvorderlijk wordt berecht naar aanleiding van een verdenking dat de opgeëiste persoon een strafbaar feit heeft begaan. De omstandigheid dat het dwangmiddel ook volkenrechtelijke aspecten heeft, doet daaraan niet af.
Art. 562 lid 4 Sv leidt niet tot een ander oordeel. Dat artikellid heeft betrekking op rechtshulpverzoeken als bedoeld in art. 555 lid 2 Sv. Uitleveringsverzoeken vallen daar niet onder. Art. 562 lid 4 Sv zegt ook overigens niets over de vraag welke dwangmiddelen als strafvorderlijk dwangmiddel moeten worden beschouwd.
2.4
Indien art. 179 lid 1 Sv aldus zou moeten worden uitgelegd dat de rechtsgang van art. 178 Sv niet voor [geïntimeerden] heeft opengestaan of in zo beperkte mate dat de in art. 6 EVRM gewaarborgde toegang tot de rechter onvoldoende is geweest, kan, ongeacht de betekenis van art. 182 Sv, niet aanvaard worden dat ook de onderhavige civiele rechtsgang niet openstaat.
Het Hof legt art. 179 lid 1 Sv jo. art. 1:144 Sr echter aldus uit dat in elk geval gedurende drie maanden vanaf het moment van overlijden van [opgeëiste persoon] de rechtsgang van art. 178 Sv heeft opengestaan, ook al was sprake van een uitleveringsverzoek en ook al zou verdedigd kunnen worden dat de "zaak" tegen [opgeëiste persoon] nooit is aangevangen. Dat is voldoende. Over de vraag of deze rechtsgang ook daarna nog heeft opengestaan of nog openstaat, zal het Hof als civiele rechter niet oordelen.
2.5
De omstandigheid dat is uitgesloten schadevergoeding bij de civiele rechter te vorderen, brengt mee dat ook is uitgesloten verklaringen voor recht bij de civiele rechter te vorderen van de strekking dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld (al dan niet met schending van art. 2 en 13 van het EVRM), dat dit aan het Land kan worden toegerekend en dat het Land aansprakelijk is schadeplichtig is.
2.6
Het voorgaande leidt ertoe dat [geïntimeerden] alsnog niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. [geïntimeerden] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart [geïntimeerden] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van het Land gevallen en begroot op Afl. 2.700,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op Afl. 200,90 aan verschotten en Afl. 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 19 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.