Rb. Zwolle-Lelystad, 15-02-2008, nr. 141258 - KG ZA 08-29
ECLI:NL:RBZLY:2008:BC7320
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
15-02-2008
- Zaaknummer
141258 - KG ZA 08-29
- LJN
BC7320
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2008:BC7320, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 15‑02‑2008; (Kort geding)
Uitspraak 15‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Vordering tot verbod om kavels uit te geven zonder dat daarvoor gegadigden op grond van transparante en objectieve criteria zijn gekwalificeerd als voorbarig afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 141258 / KG ZA 08-29
Vonnis in kort geding van 15 februari 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER & MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te [plaats],
2. [voornamen eiseres sub 2] [A]-[B],
wonende te [plaats],
eiseressen,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. J.W.H. Raadgever te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DALFSEN,
zetelend te Dalfsen,
gedaagde,
procureur mr. W.E.M. Klostermann.
Partijen zullen hierna [A] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van [A]
- -
de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De vennootschap [A] Beheer & Management B.V. betreft de onderneming van de heer [voorletters]. [A]. Mevrouw [voorletters] [A]-[B] drijft een eenmanszaak onder de naam [A] Accountancy & Belastingadvies. Beide ondernemingen zijn thans gevestigd aan het adres [adres 1] te [plaats]. Dit betreft een woonhuis en [A] en [A]-[B] houden beiden kantoor aan huis.
In verband met de groeiende hoeveelheid werkzaamheden en hun drie kinderen is [A] op zoek gegaan naar een kavel waarop een werk gerealiseerd mag worden waar wonen en werken gecombineerd mag worden.
2.2.
[A] heeft op 18 juli 2005 aan de Gemeente aangegeven in aanmerking te willen komen voor een kavel aan de [weg] te [plaats]. De Gemeente heeft daarop laten weten dat op de betreffende locatie geen gecombineerde woon/werkruimte gerealiseerd mag worden.
2.3.
De Gemeente heeft aangegeven dat ten behoeve van dienstverlenende bedrijven het gebied ter plaatse van de [laan] zal worden uitgebreid. Naar aanleiding daarvan heeft [A] een voorlopig ontwerp uitgewerkt en regelmatig contact gehouden met de heer [C] van de Gemeente, alsook met de heer [D], eveneens verbonden aan de Gemeente.
2.4.
In de brief van [A] gedateerd 4 juni 2007 wordt aangegeven dat zij graag in aanmerking komen voor een kavel op het bedrijventerrein dat nu kadastraal wordt aangeduid met [aanduiding]. Ter plaatse kunnen een aantal woningen met aan huis verbonden beroep worden gebouwd. Dit is opgenomen in een voorbereidingsbesluit van 9 januari 2006. Een groot deel van het betreffende perceel zal bestemd worden voor een bedrijfsverzamelgebouw, waaronder een gezondheidscentrum.
2.5.
Er zijn op het bedrijventerrein vier kavels voor wonen en werken ingepland, waarvan er één inmiddels is vergeven aan de familie [E], hierna te noemen: “[E]”.
2.6.
De Gemeente heeft op dit moment geen beleid geformuleerd voor de uitgifte van de betreffende gronden.
3. Het geschil
3.1.
[A] vordert samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
- A.
de Gemeente met onmiddellijke ingang te verbieden grond met betrekking tot de percelen die bekend staan als [aanduiding] uit te geven zonder dat daarvoor aan de gegadigden voor die grond transparante en objectieve criteria ter hand zijn gesteld waaraan de gegadigden dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor die grond, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,-- te betalen aan [A] voor iedere keer dat de Gemeente dit verbod overtreedt;
- B.
de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure waaronder begrepen de kosten van de procureur van [A].
[A] legt aan deze vordering ten grondslag dat de Gemeente geen beleid heeft geformuleerd voor de uitgifte van de betreffende gronden. Gezien ervaringen uit het verleden lijkt het er op dat de Gemeente grond uitgeeft op basis van willekeur door geen transparant uitgiftebeleid te ontwikkelen en toch grond uit te geven, wat in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waar de Gemeente zich aan dient te houden. Door zo te handelen pleegt de Gemeente een onrechtmatige daad tegenover [A].
[A] heeft de gerechtvaardigde vrees dat de Gemeente op korte termijn wederom kavels verkoopt aan andere partijen zonder dat er objectieve criteria aan de gronduitgifte ten grondslag hebben gelegen en dat te zijner tijd er geen kavels meer beschikbaar zijn om uit te geven.
3.2.
De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Een gemeente heeft als eigenaar van de grond in kwestie in beginsel de vrijheid deze naar eigen inzicht uit te geven, welke vrijheid evenwel begrensd wordt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het verbod van willekeur. Het criterium dient te zijn dat de gemeente bij de selectie zakelijke criteria hanteert, dus geen willekeur bij de keuze van kopers toepast. Slechts bij een duidelijk onjuiste selectie kan de keuze voor een contractspartner als onrechtmatig worden gekwalificeerd.
4.2.
Uit wat door partijen ter zitting is aangevoerd over de voltooiing van planologische procedures, is gebleken dat de Gemeente nog geen objectieve selectiecriteria voor de kaveluitgifte heeft vastgesteld en dat de Gemeente op dit moment geen kavels bedrijventerrein met de mogelijkheid van het bouwen van een bedrijfswoning tot haar beschikking heeft, die verkocht kunnen worden. Pas over een aantal maanden valt uitgifte van de drie overgebleven kavels te verwachten.
4.3.
Dat de Gemeente ten tijde van de daadwerkelijke kaveluitgifte geen willekeur mag toepassen bij de keuze van de kopers is evident, maar de voorzieningenrechter is thans met de Gemeente van oordeel dat het te voorbarig is om op voorhand in kort geding een verbod te vorderen om de betreffende grond uit te geven zonder dat daarvoor aan de gegadigden van de grond transparante en objectieve criteria ter hand zijn gesteld waaraan zij dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor deze grond. Hierbij neemt de voorzieningenrechter mede in overweging de ter zitting uitdrukkelijk gedane toezegging van de Gemeente dat zij, zodra uitgifte aan de orde is, uitgiftebeleid zal vaststellen en voeren dat objectief en transparant is. Volgens dit uitgiftebeleid zullen vervolgens tezijnertijd de drie beschikbare bedrijfskavels door de Gemeente moeten worden uitgegeven. Nu er nog geen sprake is van een daadwerkelijke kaveluitgifte hoeft de Gemeente op dit moment nog geen criteria vast te stellen waaraan de kaveluitgifte die over een aantal maanden zal gaan plaatsvinden dient te voldoen.
4.4.
De stelling van [A] dat de Gemeente in het verleden op basis van willekeur grond heeft uitgegeven, is onvoldoende onderbouwd. [A] heeft geen concrete invulling aan deze stelling gegeven. Het verwijt van [A] dat de Gemeente ter zake, vooruitlopend op de kaveluitgifte, al een kavel heeft verkocht aan [E], treft geen doel, nu de Gemeente voldoende onderbouwd heeft aangevoerd dat voor deze verkoop een bijzondere reden was en er dus geen sprake is van willekeur. Als reden voor deze verkoop heeft de Gemeente immers onbestreden aangevoerd, dat de grond waarop het beoogde bedrijventerrein [aanduiding] moet worden gerealiseerd, eigendom was van [E] en dat [E] bereid was die grond te verkopen onder de voorwaarde dat de Gemeente hen de mogelijkheid zou geven om een vervangende woning te realiseren in de directe omgeving.
In die bijzondere positie van [E] ziet de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende reden om aan te nemen dat er sprake is geweest van willekeur bij de verkoop van een bouwkavel aan [E].
4.5.
Gezien het vorenstaande heeft [A] op dit moment onvoldoende belang bij het door hen gevorderde verbod. Nu uitgifte van de betreffende kavels pas over enkele maanden valt te verwachten, is er op dit moment bovendien geen sprake van enige spoedeisendheid bij de vordering van [A]. De vordering dient te worden afgewezen.
4.6.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente worden begroot op:
- -
vast recht EUR 251,00
- -
salaris procureur 904,00 (factor 2,0 x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.155,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.155,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Boele en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2008.