Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2010, nr. 2009038893, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 51 e.v. en Verslag van onderzoek op plaats delict door forensisch art NFI, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 266 e.v.
Hof Den Haag, 20-01-2016, nr. 22-004502-14, nr. 09-754050-10, nr. 09-645240-10, nr. 09-610691-09
ECLI:NL:GHDHA:2016:4249
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-01-2016
- Zaaknummer
22-004502-14
09-754050-10
09-645240-10
09-610691-09
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:4249, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑01‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2942, Niet ontvankelijk
Uitspraak 20‑01‑2016
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag in vereniging. De verdachte is samen met medeverdachten in de nacht van 23 op 24 december 2009 de woning van het slachtoffer binnengedrongen, alwaar zij het slachtoffer op verzoek van medeverdachte een zogenaamd lesje zouden leren. Zij hebben het slachtoffer aangetroffen in zijn slaapkamer, hebben hem onder schot gehouden, aan polsen en enkels geboeid en gekneveld. De bij het slachtoffer geconstateerde letsels getuigen ervan dat op hem zeer ernstig en hevig geweld is toegepast, aan welk geweld hij is komen te overlijden. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren en 9 (negen) maanden.
Rolnummer: 22-004502-14
Parketnummers: 09-754050-10, 09-645240-10 en
09-610691-09
Datum uitspraak: 20 januari 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Ghana) op [dag] 1980,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 december 2015 en 6 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-754050-10 onder 1 primair, impliciet primair, 2 en 3 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het bij parketnummer 09-610691-01 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 21 december 2012 heeft dit hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ter zake van (met doornummering van de feiten uit beide dagvaardingen, beginnend met het feit op dagvaarding met parketnummer 09-754050-10) het onder 4 ten laste gelegde vrijgesproken en de verdachte ter zake van het onder 1 primair, impliciet primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 5 ten laste gelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf en is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het arrest.
Namens de verdachte is tegen het arrest (onbeperkt) cassatieberoep ingesteld.
Bij arrest van 30 september 2014 heeft de Hoge Raad der Nederland de uitspraak van het hof vernietigd maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van de zaak
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 30 september 2014 de zaak aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Deze opdracht houdt in dat het hof - nu tegen de bestreden uitspraak van het hof van 21 december 2012 onbeperkt cassatieberoep is ingesteld - dient te oordelen of het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en voor dat feit –indien bewezen-, alsmede voor de feiten 2 primair, 3 en 5 opnieuw en met inachtneming van de dienaangaande in artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering vervatte voorschriften, straf dient op te leggen.
Het hof heeft bij arrest van 21 december 2012 beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij. Nu de beslissing van het hof omtrent de vordering van de benadeelde partij niet door de Hoge Raad is vernietigd, is de vordering van de benadeelde partij thans niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- ( meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- ( de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten: [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten: een belemmering van de luchtwegen en/of bloeduitstortingen in de halsspieren en/of een bloeduitstorting in het tongslijmvlies en/of een gebroken tongbeentje), in ieder geval enig letsel en/of pijn heeft toegebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- ( meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- ( de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer],
terwijl dit de dood van die [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak voorbedachte raad
Het hof is – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De verdachte behoort derhalve van de onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde moord te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- met een of meer (elektriciteit)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Daartoe heeft hij allereerst – verkort en zakelijk weergegeven - gesteld dat het dossier de mogelijkheid open laat dat de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Daarbij heeft hij gewezen op het motief dat [medeverdachte 1] had om het slachtoffer van het leven te beroven, alsmede op de in de woning aangetroffen dactyloscopische sporen van [medeverdachte 1]. Verder is gebleken dat de dood van het slachtoffer enkele minuten na het breken van het rechter hoorntje van het tongbeen is ingetreden, welke breuk weer is veroorzaakt door verwurging. Nu de verdachte, noch [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] omsnoerend geweld op de hals van het slachtoffer hebben toegepast en het slachtoffer bij hun vertrek uit de woning nog in leven was, moet worden geconcludeerd dat het slachtoffer op een later moment moet zijn omgebracht.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Bij de behandeling van de zaak is gebleken dat het slachtoffer is komen te overlijden door verwurging. Nergens uit blijkt dat de verdachte, [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] enige uitvoeringshandelingen hebben verricht die het overlijden van het slachtoffer kunnen verklaren.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 24 december 2009 omstreeks 11:50 uur wordt in een slaapkamer van de woning aan de [adres]te Rijswijk het levenloze lichaam van het slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen. Het slachtoffer lag in rugligging op de grond met zijn polsen met elektriciteitskabels op de rug gebonden en de enkels geboeid. Ook was het slachtoffer gekneveld en geblinddoekt.1.
Van de stropdas welke om het hoofd van het slachtoffer was gebonden, is een DNA-mengprofiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.2.Op een stekker van het elektriciteitssnoer waarmee de handen en enkels van het slachtoffer waren bijeengebonden, is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 2].3.De kans dat deze DNA-(meng)profielen afkomstig zijn van een willekeurig ander persoon is één op één miljard.
In de nacht van 23 op 24 december 2009 vraagt [medeverdachte 1] aan de verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] om het slachtoffer, haar ex-partner, een lesje te leren, waarbij zij expliciet spreekt over het slaan en vastbinden van het slachtoffer.4.[medeverdachte 1] heeft hen verteld dat het slachtoffer hun dochter meermalen heeft misbruikt en dat het slachtoffer een geldbedrag van € 150.000,- in zijn slaapkamer bewaart en dat zij dit bedrag – bij aantreffen – dat geld mee mochten nemen.5.Bij het zien van een vuurwapen bij de verdachte heeft [medeverdachte 1] gezegd dat zij niet wilde dat het slachtoffer zou worden doodgeschoten of dat hij pijn zou lijden.6.
[medeverdachte 1] heeft de verdachte met de medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vervolgens in de vroege morgen van 24 december 2009 naar de woning van het slachtoffer aan de [adres]te Rijswijk gereden. Aldaar heeft zij de huissleutels van de woning aan één van de medeverdachten gegeven.7.Hierop zijn de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de woning binnengegaan, [medeverdachte 2] gewapend met een mes en de verdachte met een vuurwapen.8.[medeverdachte 1] is samen met [medeverdachte 4] in de auto blijven zitten.9.
In de woning zijn de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de slaapkamer van het slachtoffer binnengegaan. Bij het binnengaan van de slaapkamer heeft de verdachte een vuurwapen op het slachtoffer gericht.10.Terwijl het slachtoffer met zijn bovenlichaam op bed lag, heeft [medeverdachte 2] zijn handen op zijn rug geboeid met een door [medeverdachte 3] aangereikte electriciteitskabel.11.Het slachtoffer is hierna door de verdachte en [medeverdachte 2] naar de grond gewerkt, wederom geboeid en geblinddoekt en er is een stropdas om de mond van het slachtoffer gebonden.12.In de mond van het slachtoffer was ook een pannenlap gestopt, die werd gefixeerd door de zeer strak om het hoofd/de mond geboden stropdas.13.Tevens was er zodanig geweld op de hals van het slachtoffer uitgeoefend dat het rechter hoorntje van zijn tongbeen was gebroken.14.
[medeverdachte 3] heeft sporen in de woning van het slachtoffer weggepoetst.15.
Als de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] na enige tijd terugkeren bij de auto, zijn de verdachte en [medeverdachte 2] woedend dat zij geen geld hebben gevonden in de woning van het slachtoffer.16.De verdachte geeft [medeverdachte 4] een klap in het gezicht.17.Zij vertellen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] dat zij het slachtoffer hebben geslagen en vastgebonden.18.Zij geven aan dat het slachtoffer een oude man bleek te zijn en zeggen de medeverdachte [medeverdachte 1] dat zij moet terugkeren naar de woning om de man los te maken.19.Niettemin vertrekken zij met de auto om [medeverdachte 1] geld te laten pinnen en hen vervolgens naar het huis van [medeverdachte 2] te brengen.20.
Geweldshandelingen
Voor wat betreft de aard en omvang van het op het slachtoffer toegepaste geweld en het verband tussen dit geweld en het intreden van de dood gaat het hof uit van hetgeen het hof in het arrest van 21 december 2012 heeft overwogen. De Hoge Raad heeft de betreffende overwegingen en beslissingen niet gecasseerd in zijn arrest van 30 september 2014.
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat niet de verdachte, [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] het fatale geweld op het slachtoffer heeft/hebben toegepast, maar dat [medeverdachte 1] later die ochtend is teruggekeerd naar de woning aan de Burgemeester Elsenlaan 103 en het slachtoffer toen heeft gewurgd, overweegt het hof als volgt.
Het hof acht een dergelijke alternatief scenario niet aannemelijk geworden op grond van de navolgende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien.
In de eerste plaats acht het hof in dit verband van belang dat noch op de knevel, noch op de elektriciteitssnoeren waarmee het slachtoffer was geboeid, noch elders op of aan het slachtoffer of op de bovenverdieping waar de slaapkamer van het slachtoffer was gelegen, sporen van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen waarmee de stelling van de verdediging zou kunnen worden onderbouwd.
Uit het proces-verbaal identificaties van dactyloscopische sporen d.d. 29 januari 2010 volgt weliswaar dat op een raam van de beneden verdieping een dactyloscopisch spoor van [medeverdachte 1] is aangetroffen, maar over de ouderdom van dit spoor kan blijkens het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2012 geen betrouwbare uitspraak worden gedaan, zodat de stelling van de verdediging naar het oordeel van het hof ook hiermee niet feitelijk kan worden onderbouwd. Daarnaast is het heel wel verklaarbaar dat in de woning van het slachtoffer een spoor van [medeverdachte 1] is aangetroffen, nu uit het dossier volgt dat zij daar nog wel eens kwam.
Daarnaast wordt nog het volgende opgemerkt. Gebleken is dat de verdachte en de medeverdachten omstreeks 05:15 uur nog in de omgeving van de woning van het slachtoffer waren. Uit de verklaringen van de verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] volgt dat [medeverdachte 1] na vertrek bij de woning heeft gepoogd te pinnen alvorens zij de verdachte en de overige medeverdachten naar huis heeft gebracht.21.
Dit heeft de nodige tijd gekost; dat [medeverdachte 1] daarna zou zijn teruggekeerd zonder dat iemand haar (of de auto) daar in de buurt heeft gezien, alvorens naar haar eigen huis te gaan, acht het hof onwaarschijnlijk.
Ook overigens is het alternatief scenario zoals door de verdediging geschetst ter terechtzitting in hoger beroep feitelijk niet nader onderbouwd.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het alternatieve scenario zoals door de verdediging is geschetst zich niet heeft voorgedaan.
De geweldshandelingen toegepast op het slachtoffer zijn gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting naar het oordeel van het hof verricht door de verdachte, [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], waarbij het hof tevens oordeelt dat de ernst en hevigheid van het geweld zodanig is geweest dat het past bij de bij het slachtoffer geconstateerde letsels.
Het hof overweegt daartoe dat op de om het hoofd van het slachtoffer gebonden stropdas DNA van verdachte is aangetroffen en dat verder geen sporen van anderen dan van de verdachte en [medeverdachte 2] op het slachtoffer zijn aangetroffen. Het hof verwerpt daarom de stelling dat [medeverdachte 1] of een ander op een later moment de pannenlap in de mond van het slachtoffer heeft geduwd en/of de stropdas om het hoofd van het slachtoffer heeft gebonden en het slachtoffer heeft gewurgd nu dit feitelijk ook op geen enkele manier nader is onderbouwd.
Opzet op de dood van het slachtoffer
Ter zake van het verweer van de raadsman dat de verdachte geen opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad, overweegt het hof als volgt.
Voor opzettelijk handelen in de zin van voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn gedragingen en die van zijn medeverdachten zou komen te overlijden.
Naar oordeel van het hof is, gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, de kans als aanmerkelijk te kwalificeren dat het in de woning op het slachtoffer toegepaste geweld zodanig is geweest dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zou komen te overlijden.
De bij het slachtoffer geconstateerde letsels duiden op een ernstige en hevige geweldsinwerking. Daarnaast is met de bij het slachtoffer toegebrachte knevel de ademhaling door de mond en grotendeels door de neus belemmerd.
Uit de verklaringen van de verdachte leidt het hof af dat de verdachte zich bewust was van de ernst van het op het slachtoffer toegepaste geweld. Hij heeft immers volgens zijn eigen verklaring op enig moment gecontroleerd of het slachtoffer nog in leven was en hij heeft er bij de medeverdachte [medeverdachte 1] op aangedrongen dat zij het slachtoffer zou bevrijden uit zijn benarde positie, omdat het een oude man was. Door de fysieke confrontatie met het slachtoffer aan te gaan, deze na toepassing van hevig geweld, gekneveld en vastgebonden in de woning achter te laten en naderhand niet in te grijpen, maar juist samen met de medeverdachten er vandoor te gaan met de auto om geld te pinnen, heeft de verdachte bewust de kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van de in de woning verrichte handelingen.
De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten zoals hiervoor en in de bewijsmiddelen weergegeven kunnen naar het oordeel van het hof naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderling verband bezien, worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de opzet van de verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht is geweest.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde en – ter zake van het bij arrest van 21 december 2012 bewezen verklaarde – 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2014 is gewezen op een onbeperkt ingesteld cassatieberoep tegen de uitspraak van dit hof van 21 december 2012. De in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering benoemde situatie doet zich derhalve niet voor, zodat het hof thans één hoofdstraf voor de in dit en voornoemd arrest van het hof bewezen verklaarde feiten zal opleggen.22.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het in deze door dit hof bewezen verklaarde feit en de ernst van de na te melden bij arrest van dit hof van 21 december 2012 bewezen verklaarde feiten, gekwalificeerd als diefstal, voorafgaand en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, mishandeling en overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en de omstandigheden waaronder deze feiten begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de nacht van 23 op 24 december 2009 de woning van het slachtoffer binnengedrongen, alwaar zij het slachtoffer op verzoek van [medeverdachte 1] een zogenaamd lesje zouden leren. Zij hebben het slachtoffer aangetroffen in zijn slaapkamer, hebben hem onder schot gehouden, aan polsen en enkels geboeid en gekneveld. De bij het slachtoffer geconstateerde letsels getuigen ervan dat op hem zeer ernstig en hevig geweld is toegepast, aan welk geweld hij is komen te overlijden.
Bij het bepalen van de strafduur neemt het hof ook in aanmerking de belangrijke rol die de verdachte in de uitvoering van de doodslag heeft gespeeld. De verdachte is degene geweest die het slachtoffer met een vuurwapen onder schot heeft gehouden en hij heeft samen met [medeverdachte 2] hevig geweld op het slachtoffer toegepast.
Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig gemaakt aan doodslag in vereniging. Zij hebben hiermee het slachtoffer van het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen.
Daarnaast hebben zij de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan, zoals ook is gebleken uit de door de zoon van het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep van 17 december 2015 voorgedragen slachtofferverklaring.
Voorts brengen feiten als de onderhavige heftige gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Voorts is bij arrest van dit hof van 21 december 2012 bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in de nacht, welk geweld de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, alsmede dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en het besturen van een personenauto, terwijl hij daarvoor geen rijbewijs had.
Het hof overweegt in dit verband in het bijzonder als volgt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van El Hamdaoui door deze op zijn mond te slaan of te stompen. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die El Hamdaoui. Daarnaast heeft hij een personenauto bestuurd, terwijl hij daarvoor geen rijbewijs had. Aldus heeft de verdachte blijk gegeven van een grove veronachtzaming van de wettelijke regels die ter waarborging van de verkeersveiligheid zijn gegeven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten en andersoortige strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof stelt voorts vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de stukken van het geding niet binnen zes maanden na het instellen van het cassatieberoep bij de Hoge Raad zijn binnengekomen. Ook heeft de Hoge Raad niet binnen 16 maanden na het ingestelde cassatieberoep arrest gewezen. Deze overschrijding van de redelijke termijn zal het hof verdisconteren in de op te leggen straf, in die zin dat het hof in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren en 9 maanden zal opleggen ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 47, 57, 62, 63 en 287, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren en 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
Verklaart de verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof stelt vast dat de beslissing in het arrest
van dit hof van 21 december 2012 inzake de vordering van de benadeelde partij niet door de Hoge Raad is vernietigd en thans niet meer aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 januari 2016.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑01‑2016
Een geschrift, zijnde een rapportage van het NFI d.d. 7 mei 2010, opgemaakt en ondertekend door dr. J.H.A. Nagel, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 481
Een geschrift, zijnde een rapportage van het NFI d.d. 15 april 2010, opgemaakt en ondertekend door dr. J.H.A. Nagel, als bijlage gevoegd bij het FO dossier, p. 459.
Verklaringen van de getuigen [4,3,1] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep 2 november 2012.
Verklaringen van de getuigen [verdachte] en [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [2] d.d. 10 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/038893, ZD bijlage V, p. 99.
Verklaringen van de medeverdachte [2] en de verdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2011.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de getuige [4] ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [2] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
De verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [2] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
Verslag van onderzoek op plaats delict, opgesteld door dr. H. van Venrooij, als bijlage gevoegd bij Forensisch technisch relaas proces-verbaal van politie Haaglanden d.d. 13 oktober 2010 (p. 266 e.v.)
Sectierapport van Dr. A. Maes, als bijlage gevoegd bij Forensisch technisch relaas proces-verbaal van politie Haaglanden d.d. 13 oktober 2010 (p. 248 e.v.)
Verklaring van de getuigen [2 en 4] afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [2] getoond ter terechtzitting van 9 november 2012.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de verdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de getuige [4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaringen van de getuigen [4,3, 1] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [naam] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de getuige Evans afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 1 november 2010.
Verklaring van de getuige [2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de getuige Evans afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 1 november 2010.
Hoge Raad 6 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2821