Suppletieplicht van art. 10a AWR en nemo-teneturbeginsel

Documentgegevens:

HR 24-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1351

Instantie: Hoge Raad
Datum: 24 september 2021
Zaaknummer: 19/01550
Vakgebied(en): Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Boete
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2021:1351, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:611, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑05‑2019
Wetingang: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (BWBV0001000, 6)Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling accijns (overgangsmaatregel wijziging heffing omzetbelasting op tabaksproducten) (BWBR0032955, 15)Algemene wet bestuursrecht (BWBR0005537, 5:1)Algemene wet inzake rijksbelastingen (BWBR0002320, 10a)

Essentie

De Hoge Raad oordeelt dat de suppletieplicht van art. 10a AWR juncto art. 15 UB OB voor de bestuurlijke boete niet, maar voor strafrechtelijke doeleinden wel in strijd is met het nemo-teneturbeginsel.

Samenvatting

In de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2011 trekt X bv een bedrag van € 209.000 aan BTW-voorbelasting af voor de aankoop van onroerende zaken. Als de aankoop uiteindelijk niet doorgaat, boekt X bv de factuur terug en neemt zij de op aangifte teruggevraagde BTW als schuld op haar balans per 31 december 2011 op. De BTW wordt echter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.