Rb. Haarlem, 03-08-2011, nr. 175396 / HA ZA 10-1567
ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2486
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
03-08-2011
- Magistraten
Mr. E. Jochem
- Zaaknummer
175396 / HA ZA 10-1567
- LJN
BT2486
- Vakgebied(en)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2486, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 03‑08‑2011
Uitspraak 03‑08‑2011
Mr. E. Jochem
Partij(en)
Vonnis van 3 augustus 2011
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats], [gemeente],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.P.B. van Leeuwen te Zaandam,
tegen
- 1.
[B],
- 2.
[C],
beiden wonende te [plaats], [gemeente],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 12 januari 2011
- —
het proces-verbaal van descente en van comparitie van 15 april 2011
- —
de akte van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaats]. [gedaagden] zijn eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaats]. [eiser] en [gedaagden] zijn sinds 1999 buren. Hun percelen liggen naast elkaar en grenzen aan elkaar.
2.2.
In de achtertuin van [gedaagden] staat een meer dan 200 jaar oude rode beuk (hierna: de boom). De boom is door [de gemeente] (hierna: de Gemeente) geplaatst op de lijst van waardevolle en monumentale bomen in de Gemeente.
2.3.
Bij brief van 16 oktober 2009 heeft de Gemeente [gedaagden] bericht dat zij graag de zorgplicht van de boom van [gedaagden] wil overnemen. In dat kader heeft zij een onderzoek door een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau, Bomenwacht Nederland, aangekondigd teneinde de boom visueel te controleren en de onderhoudsbehoefte op te nemen. Dit onderzoek is uitgevoerd. Vervolgens heeft de Gemeente het onderhoud van de boom op zich genomen.
2.4.
[gedaagden] hebben in hun achtertuin, binnen een afstand van twee meter van de erfgrens tussen de beide percelen van partijen, twee bomen (leilinden) geplant.
2.5.
[eiser] heeft op zijn perceel een toegangspoort gerealiseerd welke toegangspoort aan één zijde is bevestigd aan de muur van de woning van [gedaagden]
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser] vordert samengevat — bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
[gedaagden], op straffe van een dwangsom, hoofdelijk te veroordelen binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis alle over het erf van [eiser] hangende beplanting behorende tot de boom te (doen) verwijderen, de twee bomen die op de erfgrens zijn geplant te verwijderen alsmede een zestal vensters, die zich in de aan het erf van [eiser] grenzende muur van de woning van [gedaagden] bevinden, ondoorzichtig en vaststaand te maken,
- II.
veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagden] vorderen samengevat — bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
[eiser], op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis de toegangspoort, zoals omschreven in de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met toebehoren dusdanig te verwijderen dat deze poort los staat van de onroerende zaak van [gedaagden],
- 2.
[eiser], op straffe van een dwangsom, te gelasten om binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis de vensters, zoals omschreven in de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, geheel ondoorzichtig te maken.
Tevens vorderen [gedaagden] veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Overhangende takken van de boom
4.1.
[eiser] legt aan zijn vordering tot verwijdering van de overhangende takken van de boom door [gedaagden] ten grondslag dat hij veel hinder ondervindt van deze takken. Volgens [eiser] hangen de takken in zijn dakgoot en vallen er beukennootjes in de dakgoot, waardoor de dakgoot regelmatig verstopt zit. Voorts heeft [eiser] gesteld dat de boom zorgt voor verminderde lichtinval. [eiser] wenst de overhangende takken niet zelf te verwijderen, gelet op de monumentale status van de boom.
4.2.
[gedaagden] hebben primair aangevoerd dat de vordering tot verwijdering van de overhangende takken is verjaard. Ter onderbouwing van dit standpunt beroepen [gedaagden] zich op het gestelde op bladzijde 198, boek 5 van de Asser serie alsmede op het gestelde in de monografieën van het Burenrecht.
4.3.
Het beroep op verjaring door [gedaagden] wordt verworpen. Nog daargelaten de vraag of een vordering tot verwijdering van overhangende takken kan verjaren, heeft [gedaagden] geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat deze vordering van [eiser] is verjaard. De enkele verwijzing naar literatuur, zonder nadere toelichting, is daartoe onvoldoende.
4.4.
Subsidiair heeft [gedaagden] gesteld dat zij niets over de boom hebben te zeggen aangezien de boom op initiatief van de Gemeente op de monumentenlijst is geplaatst, waarna de Gemeente de volledige zorg van de boom op zich heeft genomen. Voorts heeft [gedaagden] aangevoerd dat [eiser] wist dat de boom in de tuin van [gedaagden] stond toen hij in 1999 in de woning kwam wonen.
4.5.
Nu de boom een monumentale status heeft en door de gemeente wordt onderhouden en beschermd, is de rechtbank van oordeel dat het (laten) snoeien van de boom door [eiser] misbruik van het hem op grond van artikel 5:44 BW toekomende recht zou opleveren, aangezien in dit geval het belang van [gedaagden] — bij ongeschondenheid van de monumentale boom — zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij verwijdering van de overhangende takken. Nu het (laten) snoeien van de boom door [eiser] zelf misbruik van recht zou opleveren, kan [gedaagden] ook niet gehouden worden de overhangende takken te (laten) verwijderen. Daarbij komt dat [gedaagden] gemotiveerd hebben gesteld ook zelf geen onderhoud meer aan de boom te mogen plegen. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] tot verwijdering van de overhangende takken van de boom zal worden afgewezen. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat door [gedaagden] is aangegeven dat zij in het verleden aan de Gemeente heeft verzocht om — in het kader van het door de Gemeente aan de boom gepleegde onderhoud — zoveel mogelijk overhangende takken aan de zijde van [eiser] te verwijderen. [Gedaagden] dienen ook bij toekomstige onderhoudswerkzaamheden door de Gemeente aandacht te (blijven) vragen voor de belangen van [eiser] bij het zo ver mogelijk terugsnoeien van de overhangende takken.
De leilinden
4.6.
[Eiser] legt aan zijn vordering tot verwijdering van de leilinden ten grondslag dat deze leilinden door [gedaagden] op de erfgrens zijn geplant en inmiddels hoger reiken dan de erfafscheiding. Volgens [eiser] staan de leilinden voor zijn keukenraam waardoor hij verminderde lichtinval heeft in de keuken. Op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek (BW) dient [gedaagden] deze leilinden te verwijderen, aldus [eiser].
4.7.
[Gedaagden] erkennen dat de leilinden binnen een afstand van twee meter van de erfgrens staan en hoger zijn dan de erfafscheiding. Zij hebben echter aangevoerd dat zij de leilinden geplant hebben om zo hun privacy te behouden aangezien [eiser] ramen in zijn woning heeft die uitkijken op het terras van [gedaagden]
4.8.
Op grond van artikel 5:42 lid 1 BW is het niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg is. Artikel 5:42 lid 2 BW bepaalt dat de in lid 1 bedoelde afstand voor bomen twee meter bedraagt, te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten. Gesteld noch gebleken is dat een verordening of plaatselijke gewoonte een kleinere afstand dan twee meter toestaat. Nu [gedaagden] niet hebben weersproken dat de twee leilinden zich bevinden binnen de wettelijk toegestane afstand van twee meter tot de grenslijn, zal de vordering van [eiser] tot verwijdering van de leilinden worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als na te melden.
De vensters in de woning van [gedaagden]
4.9.
[Eiser] heeft zijn vordering tot het vaststaand en ondoorzichtig (laten) maken van een zestal vensters in de muur van de woning van [gedaagden] gegrond op artikel 5:51 BW. Volgens [eiser] kijken [gedaagden] naar hem als hij over zijn erf langs deze vensters loopt.
4.10.
[Gedaagden] hebben primair een beroep op verjaring gedaan. Volgens [gedaagden] zitten de ramen al 20 jaar in de woning. Subsidiair hebben [gedaagden] betwist dat zij vanuit voornoemde vensters naar [eiser] kijken. Tevens hebben [gedaagden] aangevoerd dat voornoemde vensters alleen open kunnen omdat zij de ramen af en toe schoon willen maken en [eiser] geen toestemming geeft om daarvoor zijn perceel te betreden.
4.11.
Door [eiser] is niet weersproken dat de vensters zich reeds gedurende 20 jaar op deze wijze in de muur van de woning van [gedaagden] bevinden. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eiser], dan wel zijn rechtsvoorganger(s), zich eerder tegen de aanwezigheid van de vensters heeft verzet. Dit brengt met zich dat het primaire verweer van [gedaagden] slaagt en de vordering van [eiser] tot het vaststaand en ondoorzichtig maken van de vensters wordt afgewezen.
4.12.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. De rechtbank heeft tijdens de descente geconstateerd dat de vensters in de woning van [gedaagden] uitkijken op een blinde muur. Ook indien de vordering van [eiser] niet zou zijn verjaard, heeft te gelden dat [eiser] zich op grond van artikel 5:50 lid 2 BW niet tegen de aanwezigheid van de vensters kan verzetten voor zover het uitzicht niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de vensters zich bevindende muur.
4.13.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd.
in reconventie
De toegangspoort
4.14.
[Gedaagden] hebben aan hun vordering ter zake de toegangspoort ten grondslag gelegd dat de toegangspoort met toebehoren los dient te staan en derhalve niet mag worden bevestigd tegen het pand van [gedaagden] Volgens [gedaagden] ondervinden zij overlast door de poort aangezien [eiser] de deur altijd heel hard dicht slaat.
4.15.
[Eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat niet duidelijk is wat [gedaagden] nu precies vorderen.
4.16.
[Eiser] heeft niet betwist dat hij de toegangspoort zonder toestemming van [gedaagden] heeft bevestigd aan de woning van [gedaagden]. Door de toegangspoort zonder toestemming van [gedaagden] aan de woning van [gedaagden] te bevestigen, maakt [eiser] inbreuk op het eigendomsrecht van [gedaagden] Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van [gedaagden] zal worden toegewezen en de bevestiging van de toegangspoort aan de woning van [gedaagden] ongedaan moet worden gemaakt. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat de vordering van [gedaagden] niet duidelijk is, maar hij heeft die stelling niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank, mede gelet op de situatie ter plaatse zoals door de rechtbank en partijen tijdens de descente is waargenomen, aan die stelling van [eiser] voorbij gaat. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als na te melden.
De vensters in de woning van [eiser]
4.17.
[Gedaagden] hebben aan hun vordering tot het ondoorzichtig maken van een aantal vensters in de woning van [eiser] ten grondslag gelegd dat [eiser] achter deze ramen [gedaagden] bekijkt.
4.18.
[Eiser] heeft betwist dat hij achter deze ramen naar [gedaagden] kijkt. Volgens [eiser] zit achter de ramen een klein kamertje en een logeerkamer waar hij niet regelmatig komt.
4.19.
Op grond van artikel 5:50 BW is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van het naburige erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben voor zover deze op het naburige erf uitzicht geven, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven. Gesteld noch gebleken is dat de vensters zich binnen twee meter van de grenslijn bevinden, zodat geen aanleiding bestaat de vordering van [gedaagden] op die grond toe te wijzen. [Gedaagden] hebben verder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de vensters ondoorzichtig zouden moeten worden gemaakt. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering tot het ondoorzichtig maken van een aantal vensters in de woning van [eiser] zal worden afgewezen.
4.20.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de twee bomen (leilinden) die zijn geplant binnen de wettelijk toegestane afstand van twee meter tot de grenslijn, te verwijderen,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de toegangspoort, zoals omschreven in de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met toebehoren dusdanig te verwijderen dat deze poort los staat van de onroerende zaak van [gedaagden],
5.7.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagden] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.6. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2011.