Besluit uitvoerings- en handhavingsvoorzieningen Wet bestrijding maritieme ongevallen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
14-12-2015, Stcrt. 2015, 45303 (uitgifte: 22-12-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/190307)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2015, Stb. 2015, 529 (uitgifte: 22-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet bestrijding maritieme ongevallen (14-10-2015, Stb. 399).
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
Ter uitvoering van het plan bedoeld in artikel 2 worden de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu, voortvloeiend uit de artikelen 7, 8, 10 tot en met 13, 16 en 18, eerste lid, van de wet, gemandateerd aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het Regionaal Beheersteam Noordzeerampen.
2.
Aan de functionarissen, genoemd in het eerste lid, wordt tevens volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de bevoegdheden in de wetsartikelen, genoemd in het eerste lid, alsmede ten aanzien van de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 19 en 21 van de wet.