Rb. Amsterdam, 20-02-1940

De rechtbank is het eens met de uitlegging van art. 51 K. dat, tenzij de akte van oprichting anders bepaalt, bestuurders der n. v. bij strijdig belang tusschen hen en de n. v. onbevoegd zijn, zoodat in dat geval overeenkomsten slechts rechtskracht hebben, wanneer de n. v. òf door commissarissen òf door een òf meer andere, daartoe aangewezen personen is vertegenwoordigd geweest. Ook als er geen commissarissen zijn en geen andere personen aangewezen zijn, blijven bestuurders in dat geval onbevoegd.