HR, 15-06-2021, nr. 20/01438
ECLI:NL:HR:2021:926
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-06-2021
- Zaaknummer
20/01438
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:926, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:603
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op voorwerpen (o.m. auto) onder vriend van klaagster t.z.v. verdenking van witwassen. Ontvankelijkheid cassatieberoep i.v.m. verbeurdverklaring van deel van voorwerpen in strafzaak tegen vriend en teruggave aan rechthebbende van auto. HR: Op redenen vermeld in CAG kan HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. dit ziet op deel van inbeslaggenomen voorwerpen. CAG: Bij vonnis in strafzaak tegen vriend van klaagster (beslagene) is deel van voorwerpen verbeurd verklaard, zodat klaagster in zoverre niet in haar cassatieberoep kan worden ontvangen, waaraan niet afdoet dat vonnis nog niet onherroepelijk is. Omstandigheid dat auto is teruggegeven aan rechthebbende brengt mee dat klaagster, nu beslag op auto door teruggave daarvan is beëindigd (art. 134.2.a Sv), ook in zoverre niet kan worden ontvangen in cassatieberoep, in aanmerking genomen dat klaagster niet tevens beslagene is, zodat hier regeling van art. 116.3 Sv niet van toepassing is. Klaagster n-o t.a.v. deel van inbeslaggenomen voorwerpen.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01438 B
Datum 15 juni 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2020, nummer RK 19/7110, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep, voor zover het beroep betrekking heeft op de in bijlage I met een “D” genoemde goederen met het voorwerpnummer LERAF19006_574945, LERAF19006_574953, LERAF19006_574959 en LERAF19006_574960 NOO4.04.01.002 en de Mercedes Benz A200 met kenteken [kenteken] (LERAF19006_576685), en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen voor zover dit ziet op de inbeslaggenomen voorwerpen met de voorwerpnummers LERAF19006_574945, LERAF19006_574953, LERAF19006_574959, LERAF19006_574960 en LERAF19006_576685. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3, 3.4 en 4.2.
3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Gelet op hetgeen hiervoor onder 2 is besproken, is bespreking van het tweede cassatiemiddel niet nodig.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen met de voorwerpnummers LERAF19006_574945, LERAF19006_574953, LERAF19006_574959, LERAF19006_574960 en LERAF19006_576685;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2021.